Column van Jos Brink in HGL 05/98

Roddel (copyright)

In ons vak wordt veel geroddeld, ik vertel u niets nieuws. Roddel is van alle tijden, trouwens. Jacobus vermaant in de bijbel al zijn broeders: "Spreekt geen kwaad van elkander!" (Jac.4:11). En ik denk er dan meteen achteraan "èn zusters".

Roddel en achterklap associëren velen, rolbepaald als we zijn, met de vrouwelijke kunne, maar mannen kunnen er ook wat van. Alleen, mannen 'nemen de zaken eens door...' Mannen zeggen: "Ik heb vernomen dàt...", waar vrouwen fluisteren: "Zeg, heb je het al gehoord?" We doen niets voor elkaar onder.
De Psalmist zegt: "De kwaadspreker moge niet bestaan in dit land" en hij bedoelt er mannen èn vrouwen mee.
Petrus roept uit, in zijn eerste brief, dat wij "onze tong moeten weerhouden van het kwade: legt dan af alle afgunst en kwaadsprekerij".

Roddel heeft meer vernietigt aan menselijke reputatie dan bommen en granaten. In het rechtspraaksysteem van het oude Israël traden gewone mensen op als rechter. Men werkte met getuigen. Altijd waren er twee of meer nodig om een beschuldiging hard te maken. Als die verklaringen met elkaar overeen kwamen kon de voorgeleide het wel schudden. Natuurlijk waren er onregelmatigheden. Vandaar dat de Joodse wet daarin voorzag.
In Exodus 20:16 en Deuteronomium 5:20 staat: "Gij zult geen valse getuigenis spreken (tègen uw naaste, aanvulling Catrinus Mak)" en "Gij zult geen vals gerucht verspreiden". De meinedigen werden zwaar gestraft. Niet zelden de penitentie die in eerste instantie bedoeld was voor de beschuldigde. Zo kwam boontje om zijn loontje.

Roddelen, de waarheid verdraaien of iemands ongeluk aandikken, is de gemeenste vorm van liegen. Geruchten hebben een corroserende werking, een sluipend venijn dat nooit meer helemaal is uit te roeien. De mensen zeggen immers al gauw 'dat er best wel iets van waar zal zijn' en 'waar rook is, is vuur....'. ingevolge het werkbriefje van de Man van Nazareth behoort elk mens verantwoordelijk te zijn voor ieder ander mens, maar dit is nooit helemaal waar te maken in het dagelijks verkeer, anders zouden er louter heiligen op de fiets zitten. We dienen echter wel te onderzoeken of de gevolgen van wat we doen en wat we zeggen schadelijk zouden kunnen zijn voor onze medemensen. Bovendien: gaat het jou beter als het de ander slechter gaat? Word jij gelukkiger door het ongeluk van je buurman? Wat hèb je eraan om verhalen te verspreiden die Jan, Piet of Klaas nog verder de put in helpen? Al zou het allemaal waar zijn, dan nog word jij daar geen beter mens van. Betrouwbaar zijn, als men dat van je kan zeggen ben je een heel eind.

We praten teveel. En we zijn veel te weinig in gesprek met elkaar. Met elkaar praten is dus iets heel ander dan òver elkaar praten. En onschuldige praatjes, geloof me, bestaan niet.

Derhalve had Jacobus gelijk. Wij zullen het wel uit ons hoofd laten om een potje te liegen voor de rechter. Wij zweren of beloven de waarheid te zeggen en niets dan de waarheid en vragen daar Gods hulp bij. Waarom zou dat dan niet mogen gelden op woensdag of donderdag in de lunchpauze, in de kleedkamer voor de aanvang van de show, na de kerkeraadsvergadering bij het glaasje? Je kunt met je mond zoveel mooie dingen doen. En als je het per se toch over een ander wilt hebben, praat dan eens over Hem.

Jos Brink
Mei 1998, De Duif Amsterdam.

| HGL Nummer 05/98 |


FV 17-5-1998 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl