Bijdrage Reinier, viering 2 november 2003
 
 

Voorganger: Reinier ter Hart

Lectrix: Thea van Deijl

 
         
         
 

Lezingen:

Deut. 6; 1-6

1 Joh. 4; 7-11 en 19-21

Marcus 12; 38-44

         
       
 

Welkom en Inleiding

Hartelijk welkom allemaal in deze dienst, waarin Thea en ik U mogen voorgaan. Speciaal hartelijk welkom wil ik U heten als U voor het eerst naar de Duif gekomen bent om deze viering met ons mee te maken. Ook een speciaal hartelijk welkom aan de kinderen die vandaag, buiten hun eigen kindernevendienst, ook een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de Allerzielenherdenking die we vandaag 2 november ook houden.

Inleiding. De lezingen van vandaag zijn achtereenvolgens uit het boek Deuteronomium, uit de Eerste brief van Johannes en uit het Evangelie volgens Marcus. De lezing uit het boek Deuteronomium handelt over het grote gebod over de liefde tot de Eeuwige, het “Hoor Israël” dat een zeer belangrijke plaats inneemt in de Joodse geschiedenis en haar traditie. De lezing uit de eerste brief van Johannes wil ons leren dat als we de Eeuwige liefhebben dat onverbrekelijk moet leiden tot naastenliefde. In de lezing uit het Marcusevangelie gaat Jezus een gesprek aan met een groep schriftgeleerden, de Sadduceeën, over hetzelfde grote gebod uit Deuteronomium: de liefde tot de Eeuwige. Ook Jezus legt een verbinding tussen de liefde tot de Eeuwige en de liefde tot de naaste.

 

In de overweging die ik straks voor U mag houden wil ik proberen uit te leggen hoe de lezingen onderling met elkaar in verbinding staan en wat ze inhoudelijk kunnen betekenen voor ons geloofsleven.

 

Over de Allerzielenherdenking

Volgens de traditie is het vandaag Allerzielen, de dag waarop dierbare en geliefde overledenen worden herdacht. In onze Duifgemeenschap is het gewoonte dat we hieraan aandacht besteden. Hieraan wordt door de gemeenschap elk jaar een wat andere vorm gegeven, mede ingevuld door de voorganger die op deze herdenkingsdag voorgaat.

Omdat de lezingen voor deze zondag niet inhoudelijk ingaan op Allerzielen en alternatieve lezingen naar mijn smaak niet goed te gebruiken zijn om te verwerken in een viering zoals wij deze in onze gemeenschap gewend zijn te houden, heb ik ervoor gekozen om voor de Allerzielenherdenking een aparte plek in te ruimen aan het einde van deze dienst, een en ander met een bijdrage van de kinderen.
       
 

Overweging.

Deze week las ik in het dagblad Trouw een piepklein artikeltje waarin stond dat uit een onderzoek uitgevoerd door het NIPO blijkt dat vijfentwintig procent van de Nederlanders zich door de Bijbel laat voorschrijven hoe te leven. Wie aan het NIPO de opdracht had gegeven tot het onderzoek werd in het artikeltje niet vermeld. Eigenlijk een nietszeggend artikel wat mij betreft, want de Bijbel is een enorm dik boek of eigenlijk een verzameling van boeken, een hele bibliotheek! Waar laat een kwart van de (bijbelgetrouwe) Nederlanders zich in de Bijbel door inspireren?, dacht ik bij mezelf, of waar draait het volgens deze mensen om in de Bijbel?

 

Onwillekeurig moest ik denken aan de lezingen voor deze zondag. Daarin zien we immers heel duidelijk weergegeven waar het in een belangrijk gedeelte van het Oude Testament, de Thora, om draait, namelijk de liefde voor de Eeuwige en daaruit voortvloeiend de liefde voor onze naasten, en het onderhouden van de geboden die willen verduidelijken hoe we dit kunnen bereiken.

 

In de twee Nieuw-Testamentische lezingen komt de verbinding tussen de liefde tot de Eeuwige en de medemens nog nadrukkelijker uit de verf. In de Marcuslezing voegt Jezus in zijn antwoord aan de Sadduceeen, een groep schriftgeleerden, iets toe aan die belangrijke woorden uit Deuteronomium: de Iiefde voor de Eeuwige. namelijk de onverbrekelijke consequentie die hieruit voortvloeit, te weten de liefde voor de naaste.

 

Hoewel in het boek Deuteronomium het aspect van de naastenliefde niet hel nadrukkelijk wordt uitgewerkt, komt het aspect van de naastenliefde dat Jezus betrekt in het antwoord dat hij geeft aan de Sadduceeen niet zomaar uit de lucht vallen. In het boek Deuteronomium lezen we hoe de geboden die in de Thora al eerder zijn gegeven in gecomprimeerde vorm worden herhaald, voordat de Israelieten na een veertigjarige zwerftocht door de woestijn op het punt staan het beloofde land binnen te trekken.

 

Met name in het boek Leviticus komen de aspecten ten aanzien van de naastenliefde duidelijker aan de orde. In het boek Exodus vinden we al eerder de tien geboden (Ex. 20), ook deze worden in het boek Deuteronomium (hoofdstuk 5) weer aangehaald.

 

In de Johanneslezing staan we een stap verder in de geschiedenis. Waar we in de Deuteronomiumlezing en in de Marcuslezing, waarin Jezus in gesprek gaat met de Sadduceeen over het Grote Gebod, te maken hebben met aspecten uit de Joodse geschriften, zien we in de tijd waarin Johannes zijn eerste brief schrijft, de eerste Christengemeenschappen ontstaan. In deze eerste van drie brieven van dezelfde auteur die zijn opgenomen in de bijbel is de liefde tot de Eeuwige en de medemens een steeds terugkerend thema. Het absolute hoogtepunt in Johannes eerste brief is naar mijn smaak het zinnetje "God is Liefde". Het is een ontroerende persoonlijke geloofsbelijdenis en wat mij betreft een van de belangrijkste uitspraken die in de Bijbel voorkomen.

 

A ls we nu eens terugkijken op Jezus' antwoord aan de Sadduceeen, lijkt het alsof Johannes het idee van de onverbrekelijke verbintenis tussen de liefde tot de Eeuwige en de liefde tot de medemens heeft verabsoluteerd.

We kunnen er niet meer onderuit. We kunnen de Eeuwige niet liefhebben zonder van onze naasten te houden, want de Eeuwige zelf is liefde.

Dit geloofsprincipe mogen we echter nooit omdraaien, want er zijn massa's mensen in staat om liefde op te brengen voor hun naasten zonder de Eeuwige lief te hebben of te geloven in zijn bestaan.

Het willen kennen van de Eeuwige en willen weten wat Hij met ons mensen voor heeft en wat Hij van ons vraagt is geen rationele, maar een spirituele zaak. Het raakt niet aan het verstand, maar aan de ziel, dat zet ons op een andere manier in beweging om als rechtschapen mensen in het leven te willen staan dan mensen zonder religieuze overtuiging. De verrijking ligt enkel in de zielservaring, in de ontmoeting met de Eeuwige en de medemens en de ervaringen die we hieruit met elkaar kunnen delen. Dat delen maakt het mogelijk om gemeenschap te zijn, gemeenschap van de Eeuwige en gemeenschap met elkaar. Daarom zijn we hier nu bij elkaar gekomen om te delen in de ontmoeting met de Eeuwige en om te breken en te delen met elkaar, in liefde en betrokkenheid.

Willen we horen bij die 25% Nederlanders die zeggen dat ze zich door de Bijbel willen laten voorschrijven hoe te leven, dan zuilen we ons eerst moeten afvragen wat die Bijbel ons te zeggen heeft en wat we uit die Bijbel kunnen leren. Als we ons willen laten raken en inspireren door wat de lezingen van vandaag ons willen aanreiken, zijn we al een heel end op de goede weg. Amen.

       
 

Nodiging

Als teken van zijn nimmer aflatende liefde en betrokkenheid bij zijn mensen zijn we genodigd aan de tafel die Jezus voor ons heeft aangericht.

We willen breken en delen in liefde en betrokkenheid, want enkel zo kunnen we gemeenschap zijn. Wie of wat je ook bent, hoe je ook in elkaar steekt, als je je aangesproken voelt door wat Jezus ons te zeggen heeft, kom dan mee naar voren om te breken en te delen. Kom, want alles staat gereed.


       
 

Zegenbede

Zegenbede

De Eeuwige zegene en behoede ons;

de Onnoembare doe zijn aangezicht over ons lichten en zij ons genadig.

De Liefdevolle verheffe zijn aangezicht over ons en geve ons vrede. Amen.
       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Reiniers "Hoofdpagina"Gastvoorgangers |

 
 

RG 2003-11-02| © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl