Bijdrage Henk Kemper - zondag 19 april 2009

 
 

Voorganger: Henk Kemper

Lector: Hans Ernens

Lezingen:

1 Johannes 5, 1-11    

Openbaring 7, 1-17   

Johannes 20, 19-31

Thema: Beloken Pasen.

 

Welkom en inleiding

Goedemorgen, hartelijk welkom in deze viering van schrift en tafel. Hans en ik heten iedereen hartelijk welkom op deze zondagmorgen. Bekende, vertrouwde gezichten zien we én gezichten van mensen die voor het eerst hier zijn: voel je welkom, dit uur, allemaal.

We hopen dat we je een uur van bezinning en rust kunnen bieden.

 

Het is vandaag de eerste zondag na Pasen. De zondag volgend op de week van de onverklaarbare en ongelooflijke gebeurtenissen rond de opstanding van Jezus, nadat hij de kruisdood stierf.

Vanouds heet deze zondag de zondag van Beloken Pasen. Een mooi oud Nederlands woord. Beloken. We kennen dat woord niet. Zelfs het woordenboek biedt geen uitkomst. Bij het woord –beloken- staat alleen maar: R.K. de eerste zondag na Pasen.

Misschien helpt een variant van het woord ons, althans gevoelsmatig, op weg: we kennen wel het woord “ontloken”. Je weet wel van dat eeuwenoude kerstlied: “Er is een roos ontloken”. Loken is volgens het woordenboek: opengaan; juist uit de knop. Zich ontwikkelen.

Dat geeft enige houvast. Vandaag zijn we een week na Pasen en staan we, met de verbazing en verwondering nog dicht bij ons, te kijken naar de dingen die gebeurden en gebeuren.

Jezus werd, als gevolg van een intrigerend en vals steekspel door de hoogste Heren van de kerk ten val gebracht om hun eigen eer en koninkrijkje te redden en te handhaven. Juist Jezus, die hen doorhad, moesten ze kwijt.

Vandaag lezen we verder wat er na de gebeurtenissen nog meer gebeurde. En we lezen ook andere beschrijvingen die op het eerste gezicht misschien niet veel te maken hebben met Pasen, maar die, bij nadere beschouwing, toch wel verband houden.

Zo zullen we lezen over een visioen van duizenden mensen die staan voor de troon van God. Ze zijn gezegend met een zogenoemd “zegel van de Heer”. Oftewel ze zijn, althans zo ervaren ze dat, ze zijn een door God uitverkoren Volk. Wat je noemt een bezegelde zaak. Bezegelen is het formeel vastleggen en erkennen dat iets zo is.

In de lezing die we straks zullen lezen gaat het over mensen die bezegelen dat ze uitverkoren zijn. Mijn vraag op voorhand is of er een grens is aan het aantal mensen dat door God uitverkoren wordt of zal worden, om zijn werk ten uitvoer te brengen.

Zijn er speciale “troepen” die Gods werk mogen uitvoeren, of horen ook wij daar bij? En hoe weet je of je bij Zijn, laat ik zeggen, grondtroepen hoort. Is daar een merkteken voor nodig? Het is maar een vraag.

Verder zullen we nog meer beeldspraken lezen en we zullen dat vreemde verhaal lezen van de eerste verschijning van Jezus, na zijn dood.

Kortom, verwondering en verbazing genoeg vandaag, op deze beloken dag.

Maar waar het vandaag vooral om gaat: zijn wij in staat om de dingen te vertalen naar ons dagelijks bestaan. Daarop zal ik straks nader ingaan.

 

Laten we eerst ruimte maken in ons hoofd en in ons hart om open te staan voor onze schepper.

 

Overweging.

Bij ons in Frankrijk staat in het naburige dorp Bors du Bost, waar we doorheen rijden op weg naar ons huis, langs de kant van de weg een kruisbeeld. Je ziet dat wel meer in met name de zuidelijke landen. Toch is dit kruisbeeld een aandachttrekker wat mij betreft. Het is een kruis met een getergde Christusfiguur er aan bevestigd. En om het leed van de gestorven Jezus kracht bij te zetten wordt het lichaam door de jaarlijkse schilder, of misschien is het wel een kunstenaar, in een té witte lijkkleur geschilderd.

Met gevoel voor drama en detail zijn dan ook nog druppels bloed op het voorhoofd geschilderd als gevolg van de pijnlijke doornenkroon. Om je nog maar de rest van het bloed te besparen dat uit Christus' met een lans doorstoken zijde vloeit. Gruwelijk, Gatver!

Een niet al te fris gezicht dus, dat zomaar aan de kant van de weg geplaatst is. Een beeld ook dat in mijn beleving aansluit bij de beelden van die film “The Passion of Christ.” De film die net voor de paasdagen weer te zien was op de buis.

De beeldend kunstenaar van het kruisbeeld in Frankrijk heeft eenzelfde uiting gegeven aan het lijden van Christus als de regisseur van de film.

Het is deze getergde en beschadigde en gekwetste Jezus die in het evangelie van vandaag opeens in het midden staat van een kamer vol volgelingen. Volgelingen die uit angst voor de Joden de deuren gesloten hielden.

Zeg ik nu, en staat er nu: “Uit angst voor de Joden?”

Ja, het staat er echt. De volgelingen van Jezus leefden in die tijd in angst. Misschien omdat ze het vermoeden hadden dat zij een volgend slachtoffer zouden kunnen zijn.

Of misschien omdat ze hun eigen gevoelens van verbijstering en verachting en de gevoelens van verraad nog niet onder controle hadden.

In elk geval: in die setting staat er opeens midden in de kamer de persoon van Jezus.

“Ik wens jullie vrede” zegt hij in alle eenvoud.

Alsof er niets is gebeurd, zo lijkt het. Alsof hij terugkwam van de markt met een baaltje verse vis. Je komt binnen en zegt: “Hallo allemaal. Ik wens jullie vrede”.

Over de verbazing en misschien wel de ontroering van de leerlingen lezen we hier niets. Maar het kan toch niet anders of ze zullen geschrokken zijn. Beangstigd misschien wel. Of misschien keerden ze zich wel af; dachten ze aan een waanbeeld.

 

In het verhaal staat eigenlijk maar één verwijzing naar een, in mijn ogen, menselijke reactie. Dat is de reactie van Thomas. De leerling die niet ter plaatse was.

Hij lijkt nogal ver te gaan in zijn uitspraken dat hij slechts geloven zal als hij met eigen ogen de wonden van de spijkers kan zien en zijn hand in de zijde van de Heer kan leggen. Dat is altijd uitgelegd als: je moet geloven zonder gezien te hebben. En dat is zeker een feit. Geloven is immers per definitie een vorm van niet gezien hebben en toch een besef hebben van een soort van zeker weten.

Maar als we eens heel eerlijk naar onszelf kijken dan denk ik dat we die Thomas best snappen. Daarnaast vraag ik me af: wie geloofde Thomas nu eigenlijk niet.

Ik bedoel: Thomas kwam na enige tijd in de club van volgelingen aan die vol vuur vertelde dat ze de Heer hadden hérzien. Na alle gebeurtenissen is dat voor een gewoon mens toch een moeilijk te aanvaarden boodschap!

Ik wil het hier niet te veel opnemen voor die Thomas, die in de loop der eeuwen ook nog de bijnaam “de ongelovige Thomas” heeft gekregen. Maar toch, door te zeggen dat hij slechts zou geloven als hij het met eigen ogen zou aanschouwen zegt hij toch niet dat hij niet gelooft in Jezus? Of in diens gedachtegoed. Maar hij geeft aan dat hij de woorden van zijn medeleerlingen niet kon geloven. En zo gek is dat nog niet, als je met eigen ogen hebt gezien dat een mens aan het kruis werd geslagen. En dan horen dat die een week later de kamer binnenkomt. Ongelooflijk!

 

Laat me eens kijken naar de lezing uit Openbaring. Een verhaal dat vol beelden zit. Er wordt gesproken over een zegel. Het zegel van de levende God dat op het voorhoofd van zijn dienaars moet worden aangebracht.

Het is een flink aantal dienaren: Honderd vierenveertigduizend. Wie goed heeft meegelezen heeft bemerkt dat er sprake is van twaalf stammen van Israël. En elke stam verwerft twaalfduizend leden met een zegel. Twaalf maal twaalfduizend maakt honderd vierenveertigduizend. Getallen die duiden op volheid en volmaaktheid: Alle stammen van Israël zijn optimaal vertegenwoordigd.

Er staan nog meer beelden en verwijzingen in de lezing uit Openbaring: Wat te denken van de onafzienbare menigte die niet te tellen is. Een verwijzing naar de alomvattendheid van de verspreiding van Gods wijsheid. Een wijsheid die verder gaat dan het land van de twaalf stammen van Israël.

En daarmee naderen we de kern van de bedoeling van deze lezing:

Want die ontelbaar grote menigte, samengesteld uit alle landen en volken, van elke stam en taal (want dat is wat er staat) stond in het wit gekleed en met palmtakken in hun hand voor de troon van het lam.

Daarmee zijn de beelden gekoppeld die ook in het verhaal van Jezus van Nazareth worden beschreven: mensen met palmtakken in de hand. Over Jezus wordt gesproken als het Lam. Jezus sprak over zichzelf als het Lam en ook als de Goede Herder. En binnen deze beelden gaat het alleen en uitsluitend om, zoals er staat “Onze God die op de troon zit.” Oftewel, onze God die was, die is en komen zal en die het heil van alle mensen beoogt. Dat is degene die bij de mensen woont. Dan zullen de mensen geen honger meer lijden en geen dorst meer hebben. Dan zal de zon hen niet steken en de hitte hen niet bevangen. Alle tranen zullen hen uit de ogen gewist worden. Het is Jezus die ons die God wil laten kennen!

 

Wat een gezwollen beelden, zul je misschien denken. Maar vergeet niet dat in Bijbelse zin vaak in dit soort beelden wordt gesproken. De beschreven verhalen dienen om een boodschap helder over te brengen aan de goede verstaander.

In de tijd dat het verhaal uit Openbaring dat we lazen werd opgeschreven waren er conflicten ontstaan omtrent het, laat ik zeggen, het alleenrecht op de erfenis van Jezus. Met andere woorden, er ontstonden discussies over wie recht van spreken hadden en voor wie de woorden van Jezus bedoeld waren.

Door in dit verhaal neer te zetten dat het gaat om alle stammen van alle streken van de wereld. Voor mensen van alle talen en rassen wordt in mijn ogen recht gedaan aan dat wat Jezus bedoelde.

Jezus stichtte geen kerk als instituut, maar wilde slechts dat mensen naar God zouden gaan kijken als een liefdevolle God die het goede met mensen voor heeft. Die zijn schepping het goede toedraagt en erkend wil worden als Vader van ons allen.

Het zijn mensen die in de loop der eeuwen zijn gaan marchanderen met het alleenrecht. Niet Jezus maakte het onderscheid tussen protestieken en katholanten. Jezus koerste op eenheid van denken in het licht van hoe God de wereld heeft bedoeld.

 

Moet je daarvoor zijn als Thomas: eerst zien en dan geloven?

Ach, eerst iets zien maakt geloven wel gemakkelijker. Maar als we het hebben over het geloven in een betere wereld, dan is de realiteit dat we dat nog niet kunnen zien. Daarvoor is er nog te veel werk te doen. Geen kwestie dus van eerst zien en dan geloven. Wat dat betreft zijn wij aangewezen op de omkering: Eerst geloven en dan zien. Als wij daar werk van zouden kunnen maken, dan kunnen we een heel eind komen op de weg die beschreven staat in de lezing van Openbaring:

Als we wereldwijd, ieder op onze eigen manier, werk kunnen maken van een stuk hemel op aarde, dan staan we in overdrachtelijke zin voor de troon van de Heer.

Dan zullen we met volle overtuiging kunnen zeggen: Ja, wij gaan voor een wereld waarin niemand meer dorst heeft of honger. Een wereld waar de tranen uit de ogen van de mensen zijn gewist.

Als we daarin kunnen slagen, al is dat maar in onze eigen dagelijkse omgeving, dan is God zichtbaar in ons midden aanwezig en geven we uiting aan dat wat Jezus van Nazareth van ons vroeg.

Daarin geloven is alles wat van ons gevraagd wordt. Dat geloof kan ons de inspiratie geven om ons dagelijks handelen te richten.

En wat nu zo aardig is: als we de waarden van ons geloof zichtbaar kunnen maken in ons handelen, dan zíen we dus gebeuren wat we geloven. Dan is geloven: zien. En dan is zien: geloven.

Ik denk oprecht dat Jezus dat bedoeld heeft. Zij nalatenschap is dan concreet uitvoerbaar en zichtbaar door allen die geloven in zijn woorden. En die allen die geloven in zijn woorden, dat zijn wij, zoals we hier bijeen zijn.

“Opdat wij in ons vlees Uw Naam aanschouwen” zongen we. Met andere woorden: dat wij in Jezus' naam uiting geven aan zijn opdracht.

Moge dat zo zijn.

 

 

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2008 en 2009 |

 
 

RG 2009-04-19 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl