Lezingen:
Goedemorgen beste mensen, hartelijk welkom in de beschutting
van onze kerk. We trekken ons terug uit het leven dat maar doorgaat
om even niets te doen, er even alleen maar te zijn met alles wat
we zijn en met ons meenemen.
"Niets doen, gewoon er zijn." Dat is het thema dat we
voor vandaag, diakonale zondag, gekozen hebben.
Diakonie is een van de belangrijke taken van de kerk. We hebben
liturgie: de vieringen, katechese: het leren, pastoraat: de geestelijke
zorg voor elkaar en diaconie: het zorgen voor, een beetje ouderwets
uitgedrukt, de noden van de wereld. Het gaat om rechtvaardigheid,
om het oplossen van maatschappelijke problemen, zowel bij mensen
individueel als in de maatschappij.
We hebben vandaag een speciale, tweede collecte. Hij is bestemd voor Exodus, een woon- en werkproject voor ex-gevangenen in Amsterdam. U heeft wellicht het affiche al zien hangen en gelezen wat erover in het Groene Licht stond. Straks zal ik u meer vertellen over het project.
We hebben lezingen gekozen bij ons onderwerp. De eerste kort-maar-krachtige lezing over mededogen is van Chögyam Trungpa, een boeddhistische leraar, de tweede komt uit een boek waarin Ken Wilber en zijn vrouw Treya Wilber (Overgave en Strijd) vertellen over het ziekte- en ster-vensproces van Treya. In deze tekst verwoordt Wilber wat je belangrijkste taak is als helper. De derde lezing komt uit Mattheus, en Jezus zegt hierin dat uiteindelijk je zorg voor de hongerigen, de vreemdelingen en de gevan-gen uitmaakt of je tot het Rijk Gods toetreedt of niet. Want wat je voor de gering-sten hebt gedaan heb je voor Jezus gedaan.
...
Om voor degenen die lijden een steun te zijn hebben we een ruim hart nodig, open ogen en open armen. Zullen we daar samen om bidden?
Wie wil er een druppel op een gloeiende plaat zijn? Wie wil
er water naar de zee dragen, dweilen met de kraan open? Wie kan
het verdragen bij mensen te zijn die lijden en niets te kunnen
doen?
Niemand is geïnteresseerd in het chronische, schrijft Wilber.
Ik herinner me de tijd dat het met mijn vriend Carl slecht ging,
alsmaar slecht. Soms belde hij mij op om te zeggen dat hij wanhopig
was van de pijn of van het gepieker. En dan ging ik er heen, niet
wetend wat te moeten. En ik zat maar gewoon een beetje bij hem,
niks te doen, te luis-teren, te beamen hoe rot het was. Als ik
weer naar huis ging was hij altijd een beetje opgeknapt. Soms
had ik het gevoel dat ik hem eigenlijk moest opbeuren, wijze woor-den
zeggen, hem ergens uittrekken. En ik voelde me een kneus dat ik
dat niet kon. Van Ken Wilber heb ik inmiddels begrepen dat het
niet míjn tekortkoming is, maar een onmogelijkheid. Je
kunt niemand opbeuren, je kunt alleen maar meegaan met de ander
en die ander laten praten. En dan doe je al heel veel.
Het liefst willen we iets bereiken met onze hulp, we willen dat de dingen zich ontwikkelen, dat het beter gaat, niet dat het steeds maar slechter gaat. Leed moest eigenlijk tijdelijk zijn, het moet daarna beter worden. We kunnen het zo moeilijk verdragen als leed maar voortduurt. We kunnen het zo moeilijk in onze directe omgeving velen. Stel je voor zo'n asielzoekerscentrum bij je om de hoek, zoveel menselijk leed ineens in je wijk, dat tast je veilige wereld aan. Het treft mensen pijnlijk, het leed van anderen, en ze houden liever afstand.
De problemen zijn zo groots en het lijkt allemaal zo hopeloos. De stroom vluchtelingen neemt toe in de wereld, misdadigers keren vaak terug op het slechte pad, hongerigen zijn er wereldwijd meer dan we kunnen bevatten, onvoorstelbare getallen dansen voor je ogen. En direct in je kennissenkring: eenzamen, oud of ziek of beide, mensen met pijn, mensen die ruzie maken, elkaar pijn doen, jou pijn doen, mensen die leven met leugens, die je bedriegen of onderuit halen, als je ze wilt helpen.
Wat valt er te doen? Zijn de pro-blemen op te lossen? Kun je
iets doen? De publieke opinie verhardt: gevangenen moeten steviger
gestrafd worden. Nederlanders vinden (schrijft het dagblad Trouw)
dat de sociale aanpak en het begrip niet helpen. Sluit de mensen
maar langer op, dan hadden ze maar niet zo stom moeten zijn en
zijn wij van ze af. Vluchtelingen krijgen niet meer het voordeel
van de twijfel. Hebben ze hun verhaal aangedikt uit angst om terug
te worden gestuurd, dan hebben ze gelogen en moeten het land maar
uit, of ze nu gevaar lopen of niet, dan hadden ze maar niet moeten
liegen.
Ik merk die verharding bij mezelf ook, mijn vader ligt nu 9 maanden
in het ziekenhuis en schiet van de ene complicatie in de andere.
Het drama dat zich ontrolt is moeilijk aan te zien. Had mijn vader
gezonder geleefd, was hij tijdig gestopt met roken, had hij elke
dag gewandeld, dan was het niet zover gekomen. 't Is je eigen
stomme schuld, denk ik soms boosaardig.
Het leed dat mensen ervaren is altijd gemengd leed. Deels hen
overkomen of aangedaan, deels door henzelf veroorzaakt of bevorderd.
Hoe moeilijk is het mededogen te voelen voor wat mensen zichzelf
of anderen aandoen. Hoe moeilijk is het geen schuldi-gen aan te
wijzen en mensen af te schrijven. Hoe fan-tastisch is het als
het je lukt om puur en zachtmoedig bij iemands pijn en onmacht
te zijn.
De directeur van het verwijdercentrum van vluchtelingen in Ter
Apel zei in een interview in Trouw dat hij principieel geen vluchtelingen
wil ontmoeten. Dat maakt je maar subjectief en je kunt toch niets
doen. Die mensen staan op het punt te worden uitgezet, ze hebben
geen behoefte aan conact met Nederlanders beweert hij vervolgens.
Dat er mensen uit de omgeving zijn die deze mensen komen bezoeken,
dat vindt hij allemaal maar onzin. Deze directeur houdt zich vooral
bezig met het verweren van aantallen, productie van uitzettingen
zogezegd, hij zou er graag nog een gebouw bijkrijgen.
Ik heb dit interview met afgrijzen gelezen. Zijn probleem is
een productieprobleem van uitzettingen en gemiddelde verblijfsduur.
Menselijke betrokkenheid is voor hem een druppel op de gloeiende
plaat.
Mensen als hij willen buiten het leed blijven. Mensen die zo problemen
denken op te kunnen lossen vergroten het leed van de betrokkenen.
De abstractie van hun probleem drijft mensen tot wanhoop. Je kunt
alleen goed doen als je bereid bent mensen aan te kijken en in
hun unieke ellende te delen.
Laten we toch in Godsnaam voorkomen dat die wanhoop geboren wordt.
Zo'n directeur zou toch die mensen die op bezoek komen op handen
moeten dragen.
Als we abstraheren moeten we in contact blijven met de concrete
problemen, hier en nu. Het illegalen-probleem is er tenslotte
anders uit gaan zien nu heel Nederland het verhaal van de familie
Gümüs heeft gehoord.
Misschien dringt het dan tot ons door dat er ook een andere kant
zit aan bijv. het probleem van economische vluchtelingen. Bezitters
verspreiden hun goederen en kapitaal vrij over de wereld om er
winst mee te maken. Maar ze kunnen er alleen winst mee behalen
als de mensen zich niet vrij kunnen bewegen naar de plek waar
beter werk is. En wij betalen een oneerlijke prijs voor ons eten
en onze kleren. Wij kunnen onze rijkdom tenslotte alleen behouden
en vergroten als mensen in de lage lonen landen lage lonen blijven
houden en niet hierheen komen.
Eigenlijk valt deze laatste opmerking buiten het thema van
vandaag, maar het moest me even van het hart. Terug naar de diaconie:
Het is waar dat gedeelde smart halve smart is. Als je iemands
smart ziet en beaamt, verlicht dat zijn wanhoop en eenzaamheid.
Het klinkt niet bepaald heldhaftig om een spons te zijn, om te
zien en te beamen hoe iemand lijdt, het leed meebelevend en opnemend,
om niets te doen, er alleen maar te zijn. Maar het is wél
heldhaftig.
Gelukkig zijn we met vele helden. Wij zijn helden als we om ons
heen kijken, zien wat op ons pad komt en onze handen uitsteken.
Als ons mededogen zo groot is dat we niet bang zijn voor de pijn
die ons raakt. Voor die zieke kennis in dat troostelo-ze ziekenhuis,
voor die gevangene, voor die vluchteling die je bijstaat ben je
geen druppel op de gloeiende plaat. Je deelt hun donkere nachten
van wanhoop en verdriet. Je geeft hen met je aandacht weer even
een glimp van leven, liefde en vrijheid. Hoe waardevol is dat
niet.
Amen.