Lezingen:
Goede morgen beste mensen, hartelijke welkom in de Duif, of
u hier nu vaak komt of voor het eerst bent, iedereen is even welkom.
We vieren een viering van schrift en tafel met elkaar. Een van
de lezingen van vandaag komt uit een hoofdstuk van Mattheus waarin
Jezus een serie gelijkenissen vertelt over het Koninkrijk Gods.
Vorige week lazen we een gelijkenis waarin het woord over het
Koninkrijk Gods vergeleken werd met zaad dat vaak niet maar soms
wel op vruchtbare grond valt.
Jezus gaat in datzelfde hoofdstuk verder en somt nog een hele
reeks vergelijkingen op. Vandaag volgen er 3, volgende week nog
weer drie. Met al die gelijkenissen komen de verschillende kanten
van het Koninkrijk Gods in beeld.
Vandaag is de kern dat:
Het Koninkrijk Gods lijkt op een man met geduld, een die het onkruid
en het kruid naast elkaar kan dulden.
Het Koninkrijk Gods lijkt op een nietig mosterdzaadje, dat uitgroeit
tot een boom.
en het Koninkrijk Gods lijkt op zuurdesem, dat alle deeg doortrekt
en doet rijzen.
In uw boekje vindt u een inlegvel dat we graag met u samen
als geloofsbelijdenis bidden. Ik heb het gevonden in een boekje
met overwegingen van Mimi Marechal, een vrouw die vanuit de Katholieke
Graalbeweging gewerkt heeft aan de introductie van zenboeddhisme
in Nederland.
De geloofsbelijdenis heeft de vorm van een gelofte vandaag, want
tenslotte is het geloof dat we belijden ook het geloof dat we
doen.
Reinier ter Hart en ik wensen u een goede viering.
Een van mijn lievelingsnamen voor God is: de Krachtige en Tedere. God is krachtig en teder ineen. Haar kracht ís tederheid. Stel je eens voor een kracht die niet teder is, die is vernietigend. Zonder deze tedere kracht zou de wereld niet bestaan maar al lang vernietigd zijn. Gods heerschappij is geen bewind dat ieder onder de duim houdt, dat hardheid en discipline vraagt. Gods leiding is van een soort dat iedereen spaart en juist tot recht doet komen. De Krachtigste oordeelt met zachtheid en regeert met mildheid. De Krachtige ís teder.
God werkt in ons, wij zijn geroepen om onze volle kracht in te zetten met mildheid en zachtheid. Dat is niet niks, hoe vaak betrappen we onszelf niet op irritatie, hardheid, bitterheid en boosheid? We onderdrukken onze eigen gevoelens, zetten ons erover heen, en vinden dat een ander dat ook moet doen. We ergeren ons aan de zwakheden van anderen en vinden dat die eigenlijk anders moeten zijn, beter, leuker, interessanter, niet zo driftig, niet zo dom, niet zo onzeker: in ieder geval anders. Mildheid en mededogen zijn vaak ver te zoeken en we vinden vaak nog dat we gelijk hebben ook.
Maar we voelen ook hoe het opklaart in ons hoofd, hoe ons lijf
ontspannen en sterk wordt als we onze hardheid laten varen.
Hoe ontwaakt je mildheid, wanneer groeit het en wanneer verdwijnt
het?
Mildheid ontstaat vanuit je hart. Je kunt jezelf geen discipline van mildheid opleggen. Strenge idealisten kennen geen mildheid. Ze stellen zichzelf en anderen hoge eisen, alleen het gewas mag bestaan, alle onkruid moet verdwijnen. Luiheid, begeerte, drift, onzekerheid, noem alle zwakheden maar op, zijn in hun ogen ondingen. Liever trekken ze de helft van alle goede gewassen eruit dan één onkruidplantje ertussen te laten staan. Zij kunnen geen onkruid naast de gewassen dulden, geen zwakheden naast hun kwaliteiten, niet bij anderen, niet bij zichzelf. Waarschijnlijk hebben ze sterke eigenschappen in zichzelf ontwikkeld als discipline, matigheid, doelgerichtheid maar mét het onkruid hebben ze hun mildheid, hun inlevingsvermogen, zachtmoedigheid en geduld uitgerukt.
Mildheid kan dus ontstaan als we het onkruid naast de gewassen
kunnen velen, als we het oordeel over onszelf en anderen op kunnen
schorten, als we niet te snel de bokken van de schapen willen
scheiden.
Laten we beginnen bij onszelf, bij onze eigen kwaliteiten en fouten.
Want zoals we met anderen omgaan gaan we ook met onszelf om. Je
oordeel opschorten betekent niet dat je een houding zou moeten
hebben van: 'nou ja, ieder mens heeft zijn fouten, ik ben nou
eenmaal zo en daar moet je niet moeilijk over doen.' Dat zou in
feite betekenen dat je je zwakheden ontkent en niet wilt zien.
Mildheid en zachtmoedigheid ontwikkel je als je fouten duldt,
aandacht hebt voor je menselijke zwakheid en angst. Voel maar
hoe dat voelt. Zie maar wat je zwakheden en fouten teweeg brengen.
Zie maar wat ze met jezelf en met anderen doen. Dat is soms heel
pijnlijk, maar het maakt je mild en zacht en verzachten je fouten.
Tegelijk is het de kunst om je niet blind te staren op het onkruid maar om ook je sterke kwaliteiten te blijven ontwikkelen. Het zijn je kwaliteiten waar je het van moet hebben. Daar bloeit de rijkdom op, die je te geven hebt. Je zou dat nog bijna vergeten, als je gefixeerd bent op dat onvolmaakte dat je het liefste weg wilt hebben.
Iedere daad van hardheid veroorzaakt verscheurdheid en pijn die je weer zult moeten oplossen. Krachtige tederheid is het enige dat oplossend werkt en openheid geeft. Het is als met het zuurdesem: eenmaal vermengt doordesemt het gestaag alle deeg. Consequent volgehouden mildheid en zachtmoedigheid verpulveren uiteindelijk alle muren van hardheid.
Dat onze zachtmoedigheid ten goede moge komen aan heel de mensheid.