Mimi's bijdragen, dienst 10-10-1999

Lezingen:

Inleiding:

'Kom naar ons toe, leer ons te leven' dat zongen we zojuist in ons openingslied. Dat is, denk ik, ook de drijfveer waar-om we ie-dere zondag samenkomen. Vandaag komen woorden van Jesaja, Matteus en Openbaringen naar ons toe. Daaruit zullen we de blijde boodschap moeten zoeken voor ons verdere leven. Alle teksten gaan over een feest. Niet zomaar een feestje, maar een groots feest: een bruiloftsfeest dat God vanaf het begin voor ieder mens bereid. God houdt van mensen met een tomeloze lief-de en wenst hun geluk, vrede en vreugde. Niet alleen na de dood, nee, ook tijdens ons menselijke bestaan. Jammer genoeg zijn er ook duivels in onze wereld, om er een paar te noemen: angst, ziekte, afgunst en hebzucht. Zij maken het ons soms onmo-ge-lijk zicht te houden op het feest dat het leven eigen-lijk voor iedereen zou moe-ten zijn. Ikzelf bleef haken achter de laat-ste re-gels van de Evan-gelielezing, omdat zo'n harde, bijna wrede houding van onze gastheer, God zelf, absoluut niet past bij mijn Gods-beeld. Er stak in die woorden een duiveltje dat mijn zicht vertroebelde. Misschien overkomt u hetzelfde; ik zal in mijn overweging trachten uw blik te openen voor de troostrij-ke, misschien wat moeilijk te ontdekken, blijde bood-schap.
Laten we even rust zoeken, onze zorgen en angsten van ons af laten glijden om ruimte te maken voor de Eeuwige.
Vrede, mijn hart! Houd een moment stil.
En Gij, spreek uw woorden in het stilzwijgen.
Ik buig mij voor u; ik houd mijn lamp omhoog
om uw weg bij te lichten.

Overweging:

De woorden van Jesaja, het visioen uit Openbaring, ze zijn beiden opgetekend om mensen op te wekken in tijden van ver-drukking en vernietiging. Welke ellende jullie te verduren hebben in het leven, God wil het niet zo; dat is de boodschap. God wil dat er plaats is voor iedereen, speciaal voor hen die zwak zijn door welke omstandigheid dan ook. Een hemel op aarde moet er komen, een feest op uitnodiging van God zelf. Dat rijk van God, dat bruiloftsfeest is er al zelfs. Daar waar mensen voor elkaar opkomen, elkaar steunen en samen in opstand komen tegen het kwaad dat ik in mijn openingswoord al noemde: die duivelse angst, duivelse ziekten, duivelse hebzucht en jaloe-zie. Ze kunnen in onszelf zitten, maar ook buiten en zonder ons de macht overnemen en waar vrij leven onmogelijk maken. Dan blijft er alleen nog die doodswoestijn, waar uit haat en heb-zucht lijken vallen.
Matteus tekent uit Jezus mond een soortgelijk verhaal op. Ook nu gaat het over het koninkrijk der hemelen dat vergeleken wordt met een bruiloftsfeest. Jezus voegt er alleen nog iets aan toe. De gastheer blijkt behalve uitnodigend een recht-vaar-dig gast-heer te zijn. De genodigden die hij tot zijn vrienden en hel-pers re-kent blij-ken geen echte vrienden te zijn. Wat van hen ver-wacht mocht worden, namelijk: dat zij zich zouden ver-heugen over de wens van God om te delen in Zijn vreugde over de schepping, blijken ze totaal onbelangrijk te vinden. Hun pri-oriteit ligt bij het vergroten van hun macht, bezit, aan-zien en kapi-taal. Als ze voor de tweede keer herinnerd wor-den aan God's uitno-diging-, gaan ze zelfs zo ver de die-naren te ver-moor-den. Ze weten wat ze doen en wensen niet gedwars-boomd te worden op de weg die ze hebben gekozen! Welke mensen zijn dat?
Over de hoofden van de toehoorders heen sprak Jezus destijds tot de farizeeërs en schriftgeleerden. Zij hadden de taak mee te werken om Gods Rijk op aarde te vestigen, maar bekommerden zich niet om het welzijn van de gewone man en praalden slechts met hun kennis van goed en kwaad, wetsregels en riten.
Te weten tot wie Jezus zich richtte, maakt duidelijk waarom in deze gelijkenis sprake is van vernietiging van die genodigden.
Die mensen bestaan nog steeds in onze maatschappij. Mensen die weet hebben van God, tot leidinggevende banen zijn geroepen door hun van God verkregen talenten en vanaf dat moment zi-ch uit-sluitend inzetten voor eigen gewin, hoogstens zich inzetten voor de eigen klas-se. Geen oog hebben voor de zogenaamde on-derlaag van de maatschappij of voor de schepping in zijn ge-heel. Zelfs zijn dat dikwijls de mensen waar we hoog te-gen-op-zien.
Maar hoe kij-ken we nu aan tegen de tekst over die man zon-der brui-lofts-kle-ding, die ook zo'n af-schuwe-lijk lot be-schoren is? Aller-eerst moe-ten we dan ach-terhalen welk feest-kleed gevraagd wordt op deze bijzon-dere party. Het kan onmo-gelijk over gewoon fees-te-lijke kleding gaan, want als mensen uit alle windstreken on-ver-wachts van de hoek van de straat geplukt wor-den, zal er toch geen in fees-telijke kleren rond-lopen niet-waar? Goeden en slechten zijn binnengehaald en ko-ning God spreekt slechts een bezoeker aan. Niet bars trou-wens, maar liefdevol; Hij spreekt hem aan als 'vriend'.
Ik denk dat die kleding onzichtbaar is voor ons. God zelf zal ieder aanzien en ieder tooien met een schoonheid die hij of zij ver-die-nt. Hij weet wat we waard zijn: hoeveel anderen we hebben opgetild uit ellende, getroost in verdriet, welke nood we hebben gele-nigd, welk onrecht we hebben uitgeroeid, aan wie we trouw zijn geweest, welk mens we in zijn unieke waarde hebben bevestigd. Uit die voor God waardevolle levensdaden- zal het feestkleed gemaakt zijn. Een zo'n daad kan zelfs voldoen-de zijn. Laten wij dus nimmer oordelen over an-de-ren. Wij zien be-perkt, hebben geen weet van ach-ter-grond, tra-gedies en om-stan-digheden. Laten we het oordeel maar aan onze God laten. Hij laat ook slechten toe staat er in de evangelie-tekst, niet-waar? Men-sen die wij al als boef of slechte-rik heb-ben inge-deeld blijken in Zijn ogen smetteloos ge-kleed.
Eigenlijk kom ik tot de conclusie dat de Matteus-lezing uit-gesproken van belang is in het huidige Ik-tijd-perk. Ieder is voor zijn eigen feestkleed verantwoorde-lijk, dat sluit mooi aan op alle ik-gerichtheid. Geen ander kan het voor je rege-len, nee je bent zelfs afhankelijk van het welzijn van de ander. Kapi-taal of macht zijn van geen nut om het te ver-wer-ven. Dit is wel een vreemd slot voor een overweging, maar het geeft wel stof om over na te denken.
Amen.

Nodiging:

In deze gemeenschap is iedereen genodigd aan de Tafel van onze Heer. Wij denken niet in termen van uitgeslotenen of uitver-korenen, want God heeft ieder mens gelijk lief. Komt, alles is gereed.Zegenbede:

Zegenbede:

Ik-zal-er-zijn is voor u om u de juiste weg te wijzen.
Ik-zal-er-zijn is achter u om u te beschermen tegen gevaar.
Ik-zal-er-zijn is in u om u te troosten bij verdriet.
Ik-zal-er-zijn is boven u om u te zegenen.
Zo zegene u God,
vandaag, morgen en in eeuwigheid. Amen. (St.Patrick 7e eeuw)

| Archief/Bijdragen | Mimi's "Hoofdpagina" |

AM 16-10-1999 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl