Lezingen:
Vandaag wordt in vele kerken het feest Trinitatas of van de Drievuldigheid gevierd. Als kind had ik al moeite met dit begrip. Mij werd al vroeg geleerd:er is maar één God en deze bestaat uit drie goddelijke personen, t.w.: God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Drie afzonderlijke personen; ieder God en toch tezamen één God.
Er gaat een verhaal van de kerkvader Augustinus. Ook hij worstelde met dit probleem en op een dag wandelde hij langs het strand en zag daar een kind in het zand spelen. Het kereltje liep driftig heen en weer met een emmertje zeewater naar een niet al te grote kuil, die hij in het zand had gegraven. Iedere keer vulde hij zijn emmertje met zeewater, gooide dit leeg in de kuil en liep dan terug naar de zee om zijn emmertje opnieuw te vullen en dan weer leeg te gooien in zijn kuil. Augustinus zag het geploeter enige tijd aan en vroeg toen: Wat ben je nu eigenlijk aan het doen? Dat zie je toch, zei dat ventje, ik probeer de zee in de kuil te krijgen. Maar dat kan toch niet, zei Augustinus, die grote zee in dit kleine kuiltje, dat lukt je nooit! Dat is nou net zo onmogelijk als wat jij probeert te ontrafelen, antwoordde de dreumes van een paar turven hoog. Het mysterie van de goddelijke drieëenheid is net zo onmogelijk te ontrafelen als de zee in deze kuil te gooien.
Of dit verhaal waar is, weet ik niet, maar het is wel een mooie
omschrijving van het mysterie waar velen en ook ik mee worstelen.
Geloven is nog niet begrijpen en begrijpen staat niet gelijk met
geloven.
Vandaag lezen we in Deuteronomium over de Ene God, die zich in
Israël manifesteert. Alle volken rondom het joodse volk hebben
méér dan één god. Israël kent
er maar één, de éne, de Onnoembare, wiens
naam men niet uitspreekt, maar die men aanduidt met de letters
JHW.
Al de eeuwen, die in de bijbel worden beschreven over het wel en wee van de Israëlieten komt steeds naar voren: Ik ben de enige God voor mijn volk. Bij Mattheus horen we vandaag hoe Jezus zijn leerlingen opdraagt om allen die in Hem geloven te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Jezus noemt tijdens zijn leven hier op aarde God Zijn Vader, dus is hij de Zoon. Hij zegt ook dat als wij Hem volgen, Hij aan ons Zijn Geest zal sturen. Voor mij zelf geldt, dat ik al genoeg heb aan de God die ik Vader mag noemen.
Ik liep daags voor Pinksteren over de Albert Cuypmarkt in Amsterdam
en het was er heel druk. Ik kom daar graag, want ik zie daar
-naast bekende Duiven- de hele wereld in al haar schakeringen
aan mij voorbij trekken. Plotseling hoorde ik een mannenstem achter
mij zeggen: nee, het gebeurt niet en nu niet verder zeuren, hoor
je mij: niet zeu-ren, niet zeu-ren!! Een heel klein bedeesd stemmetje
zei: Ja, papa.
Ik keek om en zag een boom van een vent, met handen als kolenschoppen
en daarin het hele kleine kinderhandje. Het flitste door mijn
hoofd: zo is God! Groot van omvang en wij klein en nietig, met
onze hand in zijn hand. Dat kind had zijn hand vol vertrouwen
in die hele grote hand van zijn vader gelegd. Hem kon niets meer
gebeuren, want vader hield hem vast en van vader moest wel datgene
komen wat hij graag wilde. Daar vroeg dat kind dus om, maar wel
te vaak naar zijn vaders zin.
Zo is het ook met ons; ook wij leggen onze kleine hand in die grote hand van God; vol vertrouwen, want God leidt ons wel door alle drukte van het leven heen. Maar ondanks dat veilige gevoel dat wij hebben door die beschermende hand van God, willen wij méér, blíjven soms zeu-ren om dat wat wij zo graag van hem willen ontvangen. Ik denk, dat God het ons ook laten voelen, dat wij eens moeten ophouden met dat gezeur; als het goed is voor ons, dan krijgen we het wel.
Als Jezus zegt, dat wij, als wij willen geloven, ook gedoopt moeten worden in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, dan geloof ik ook stellig dat ik God mag aanroepen met alleen "de Vader". Een vader is ons vertrouwd; hij beschermt ons en zorgt ervoor dat wij alles krijgen wat goed voor ons is, zelfs zonder dat wij er om vragen. Maar wij zouden geen echte kinderen zijn als wij -op z'n tijd- niet zeurden om méér dan ons gegeven is. De Geest zal het ons openbaren.
In mijn inleiding zei ik al: geloven is nog niet begrijpen
en begrijpen is nog niet geloven. Laten wij maar blijven doen
zoals wij het altijd gedaan hebben. Als wij wat nodig hebben,
dan leggen we dit in eerbied voor aan onze Vader in de naam van
Jezus; dan is de Geest daarbij ingesloten. Amen.