Bijdrage Frans Gerritsma, viering 2 januari 2005
 
 

Voorganger: Frans Gerritsma 

Lector:  Thea van Deijl

 
 

 

     
 

Lezingen :

Jesaja 60, 1-6

Mattheüs 2, 1-12
         
         
 

Overweging.

Sta op en schitter, want uw licht is gekomen,

Sla uw ogen op en kijk om u heen.

Klinkt het in de eerste lezing, de profetische woorden van Jesaja.

Het licht is er.

Kom in beweging.

En dan die magiërs uit het Oosten.

Ze zijn opgestaan, want ze hebben een licht, een ster gezien.

En het licht heeft hen in beweging gezet.

 

Mensen gaan op weg, zijn op weg gegaan. Uit onvrede? Of omdat ze geraakt zijn door een visie, een beeld, een ideaal, een grote liefde. Of alleen vanuit de droom, het grote verlangen, dat het in het nieuwe land alles beter zal zijn, geld voor het oprapen, leven in overvloed, een land van melk en honing. Of dat je nu pas de kans zult krijgen vrij en vrijuit te leven. Weg uit de starre en enge opvattingen die je klein proberen te houden. Of op weg gaan omdat anderen iets in jou zien en je zo verlokken iets meer met je mogelijkheden te doen. Het op weg gaan wordt altijd gevoed vanuit een beeld. Iets van buiten af, dat je in beweging zet. Een grote ramp zoals deze week, onvoorstelbaar groot, het zet mensen in beweging om iets te doen. Ook al is het enige wat je kunt doen geld geven is. Of het nu een ster is, of een God of een mens die je geraakt heeft. Het is bij je binnen gekomen, het laat je niet meer los. Het beantwoordt aan je diepste verlangen en je hebt niet eerder rust voordat je in beweging bent gekomen. Zo nemen we belangrijke beslissingen in ons leven. Anderen kunnen het je gemakkelijk maken, je een eind tegemoet komen, maar je zult zelf op moeten staan.

 

Wanneer mensen op weg gaan, dan is het uiteindelijke doel: de stad. De stad als plaats waar het heil te vinden is. Daar waar alles verkrijgbaar is, daar waar allerlei mensen in betrekkelijke anonimiteit met elkaar kunnen leven in vrede. Jesaja gebruikt het beeld van de stad. Jeruzalem, de stad van vrede, de stad op de berg, waar heil van uitgaat, waar hemel en aarde elkaar raken. Hele drommen trekken er naar toe. Daar zal het gebeuren, waar je zo diep naar verlangt. De drie wijze mannen, mensen die heel hun leven op zoek zijn geweest, staan op en gaan op reis. Durven het vertrouwde achter zich te laten, omdat ze bezield zijn door een antwoord op hun verlangen. Maar daar waar ze denken dat het heil te vinden is raken ze het spoor bijster. Het lijkt op vele gewone mensen levens. Geraakt, gaan ze achter een ster aan, die helder schijnt. Maar hoe dichter je bij de stad komt, het einddoel, de verwezenlijking van je droom hoe minder er van die droom over blijft. Er van die ster steeds minder te zien valt.

 

Want in en om de stad kom je door sloppenwijken. Zie je mensen, zwervers, die het niet gered hebben. Vele mensen voor wie de droom niet in vervulling is gegaan, het leven tot een ramp is geworden. Het licht van de ster is niet te zien, wanneer we kijken naar de vele door de watervloed verwoeste levens. Mensen in rouw gedompeld zijn. In de stad is de ster zoek, zie je het licht niet meer, door al die schreeuwende reclame. Overal licht,