|
||||
Bijdrage Ton Wiemers, viering 27
november 2005 |
||||
Voorgangers: Ton Wiemers (overweging) en Rob Gijbels
|
||||
foto boven: Ton Wiemers |
||||
Lezing: Psalm 25 |
||||
Welkom en inleiding. Mede namens Rob Gijbels heet ik u allen van harte welkom in deze dienst. Vandaag beginnen wij aan een nieuwe cyclus in het kerkelijk jaar. Dat begint steeds met de Advent, de voorbereidingstijd voor het Hoogfeest van Kerstmis. Vandaag, op de eerste Adventszondag, vindt u in uw liturgieboekje niet de gebruikelijke lezingen. De voorgangersvergadering heeft namelijk besloten deze adventstijd speciale aandacht te wijten aan de psalmen en daarvoor is vandaag psalm 25 gekozen. In de liturgievergadering van maandag j.l. is besloten de normale lezingen dan ook maar een keer te laten vervallen. Het boek der Psalmen is een der boeken van het Oude Testament en bevat 150 religieuze lofliederen in verschillende tijd geschreven en voor liturgische doeleinden bijeengebracht. De psalmen spelen een belangrijke rol, zowel in de protestantse als in de katholieke liturgie. Elke psalm heeft een opschrift, déze meldt ‘van David'. Dat staat er 73 keer maar of al die 73 psalmen door koning David zelf zijn gemaakt is de vraag. Psalm 25 is een alfabetische psalm waarbij de eerste letters van iedere strofe samen het hebreeuwse alfabet vormen. Dat bestaat uit 20 medeklinkers, een ervan wordt tweemaal gebruikt en de 22 ste hoort er dus niet bij. Die is kennelijk erbij gevoegd door een overschrijver die meende dat de benarde situatie van het hele volk erbij vermeld moest Tot zover de inleiding op deze dienst. Wij wensen u een goede en inspirerende dienst toe.Overweging (Ton W.). Zoals ik u bij de inleiding vertelde is deze psalm, die Rob zojuist voorbad, een alfabetische psalm: alle beginletters vormen een alfabet. Zulke psalmen vormen dikwijls een allegaartje, want het onderwerp van het lied hangt een beetje af van het woord dat de maker verzint bij de letter die aan de beurt is. Daar merk je niets van bij deze psalm. Het is een prachtig lied, het vormt een echte eenheid, alle gevoelens die bij een mens opkomen als je aan God denkt komen aan de beurt, al beginnend bij de eerste woorden. ‘Naar uw Heer, gaat mijn verlagen uit, mijn God op u vertrouw ik, maak mij niet te schande, laat mijn vijanden niet triomferen.' Hier spreekt een godsdienstig mens, iemand die op God vertrouwt en met name omdat hij zijn vertrouwen op zijn medemensen behoorlijk is kwijtgeraakt. Al zijn hoop is dan ook op God gericht, bij hem wil hij letterlijk ‘schuilen'. Wie aan God denkt, aan zijn grootheid als de Schepper die niet alleen het heelal heeft geschapen en het ook ieder moment in stand houdt, is van zelf zijn eigen kleinheid bewust. Hij weet dat God eisen aan ons kan stellen maar dat Hij tegelijkertijd ons helpt om aan die eisen te voldoen. Hij bidt dan ook: ‘Maak mij met uw wegen vertrouwd, leer mij uw paden te gaan'. Maar hij is zich bewust dat hij die paden niet altijd volgt, en roept dus meteen om Gods barmhartigheid en goedheid. Hij vraagt God vergeving en geeft aan dat hij daar geen recht op heeft terzij hij nederig is en liefdevol en trouw de wetten van God onderhoudt. Maar het besef van de grootheid van Gods majesteit brengt hem niet alleen tot nederigheid en angst, nee, ontzag voor God maakt dat hij zich ook een vriend van de Heer mag noemen: ‘De Heer is een vriend voor wie hem vrezen, hij maakt hen vertrouwd met zijn verbond.'
Een gebed als dit, zo'n psalm 25, vijf en twintig eeuwen minstens al gezongen, zou iedere gelovige vandaag nog kunnen zingen of bidden. Ook wij voelen ons kleine mensen als wij denken aan wie wij ons leven en geloof te danken hebben. Wij leven ook in een angstige tijd. Eeuwenlang hebben wij ons christelijk geloof in de kerk beleden maar onze kerken lopen leeg. Toch meen ik dat deze psalm door iedereen kan worden gebeden, al zijn velen onder ons niet meer kerks. Naar de kerk gaan lijkt de moderne mens niet meer te boeien. Dat is jammer want zonder kerkelijk leven verschraalt het geloof langzaam tot niets. Toch zijn de meeste mensen om ons heen niet ongelovig, zij zeggen meestal dat ze wel geloven dat er “iets” is. De ellende om ons heen is niet dat de kerken leeg lopen maar dat er niet meer gebeden wordt. Tot “iets” kun je namelijk niet bidden en evenmin tot een ‘macht' of een ‘energie' zoals velen zeggen. Wij zijn allemaal een beetje angstig. Het gekke is dat wij het meest angstig zijn, niet voor de gelovigen waartoe wij behoren maar voor degenen die ons ongelovigen noemen, onze in aantal hard groeiende islamitische landgenoten. Zij noemen ons ‘ongelovigen' omdat zij in hun bedehuizen zich klein maken, zich diep buigen in aanbieding voor hem die wij ook onze God noemen. Het is alles bij elkaar een wonderlijk verschijnsel. Wij zijn gelovige, zelfs kerkelijke christenen, wij zijn bang voor mensen, die in grote getale in hun moskeeën hun God aanbidden die ook onze God is want er is geen andere. Elke moslim zou met gelovig hart de psalm 25 kunnen bidden die wij hier behandelen. Kent u één in uw omgeving, probeer het! Iedereen is hier welkom, zeggen we altijd. Wij kennen geen hokjesgeest meer, dat zijn nu schuifpuien geworden, zei iemand op de liturgievergadering. ‘Zie met hoe velen mijn vijanden zijn, hoe ze me dodelijk haten' bidt psalm 25 op het eind. Ik denk dat menige moslim dat ook zou kunnen bidden en hij denkt dan waarschijnlijk aan ons , zijn christelijke broeders. Is dat nu wel een normale situatie? Kunnen we dat laten voortduren? Wij noemen ons oecumenisch, d.w.z. wij vinden de verdeeldheid van christenen onder elkaar uit de tijd. De verschillen in dogmatische of leerstellige overtuigingen, die er ook zijn, vinden wij geen hinderpaal om ons als gelovigen één te voelen en samen de eredienst aan God te vieren. Wordt het ook geen tijd om in die oecumenische gezindheid ook de islamitische broeders te betrekken? Is het geloof in de ene God, hoe die ook genoemd wordt, niet juist dé bron van eenheid onder de mensen? Staat een gelovige Moslim en een gelovige Christen niet veel dichter bij elkaar dan christenen en moslims die hun geloof hebben verloren? Het zijn maar vragen maar wel vragen die een antwoord nodig hebben. Mag ik u eens wat huiswerk mee naar huis opgeven in deze Adventstijd? Ik wil u vragen uw liturgieboekje mee te nemen en thuis nog eens die psalm 25 te bidden en te overwegen. Bidt het eens als christen en nog eens alsof u moslim bent. U zult er geen ander gevoel bij krijgen. Alleen het laatste vers mag u vergeten. Maar dat hoort er ook niet bij, zoals ik u al uitlegde. Amen.
Na afloop: winterconcert Amsterdams Strijkorkest Lundi Bleu olv. Carel den Hertog: Amsterdams Strijkorkest Lundi Bleu
|
||||
|
||||
|
||||
RG 2005-11-27 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl |
||||