Bijdrage Fred Vos - viering 2 april 2006
 
 

Voorganger: Fred Vos

Lector: Willemijn Kanters

 

 
 

Lezingen:

Jeremia 31; 31-34

2 Hebr. 4; 14- 5;9

Joh. 12; 20-36

 
         
 

Welkom

Van harte welkom, bekende en nog onbekende mensen, op deze zondagochtend in deze viering van schrift en tafel waarin Willemijn Kanters en ik voorgaan.

 

En een speciaal welkom natuurlijk aan de kinderen. Zoals gebruikelijk op de eerste zondag van de maand luisteren we aan het begin van de viering in de grote ruimte weer samen naar het verhaal dat Freek gaat aan jullie vertellen.

……………

Inleiding

Het boek Jeremia bevat behalve de bekende profetische uitspraken ook klaagliederen en verhalen over het optreden van de profeet. Centraal in het boek staat het thema dat de schuld van de catastrofe die de Israëlieten treft – de verwoesting van Jeruzalem en de ballingschap in Babylonië.- ligt bij het volk en zijn leiders, niet bij God. Net als in andere profetische boeken zijn de oproep tot inkeer en het afzweren van sociaal onrecht belangrijke motieven, net als het geloof in een nieuwe toekomst en een nieuw verbond van God met zijn volk. Jeremia neemt het op tegen de gevestigde orde, maar vindt amper gehoor bij de koningen van Juda en belandt tenslotte in de gevangenis.

 

Het boek Jeremia is onder te verdelen in drie delen. Het tweede deel waaruit wij vandaag lezen is gewijd aan Jeremia's toespraken en belevenissen in de jaren rond de ondergang van het koninkrijk Juda. In de Jeremiatekst die vandaag in de boekjes is afgedrukt, wordt keer op keer gesproken over de HEER. Mij is uitgelegd dat deze duiding een compromis is van de projectgroep die de nieuwe vertaling maakte. In de grondtekst is steeds sprake van een onzijdige entiteit die we kunnen benoemen met Levende, Eeuwige, Aanwezige of Onnoembare.
         
       
 
       
 

Overweging.

Lees je het boek Jeremia, dan valt het op dat om de paar verzen geschreven staat: ‘De Eeuwige richtte zich tot Jeremia…', ‘Zo spreekt de Eeuwige'..., Zoals de Eeuwige mij opgedragen had…', ‘De Eeuwige sprak…' Als een mantra herhaalt de profeet deze woorden. Daarmee wil hij bij zijn toehoorders benadrukken dat het niet hijzelf, Jeremia is die spreekt, maar de Eeuwige. De boodschap die Jeremia verkondigt is, dat de Eeuwige Zijn oordelen uit gaat voeren als het volk zich niet bekeert tot de Eeuwige zoals de Eeuwige dat bedoeld heeft. Dat wil zeggen: leven in overeenstemming met de Thora. Als het volk zich weigert te bekeren zal Jeruzalem verwoest worden en een totale ballingschap volgen. Helaas, Jeremia bleef de spreekwoordelijke roepende in de woestijn, Jeruzalem en de tempel werden daadwerkelijk verwoest en de Joden in ballingschap afgevoerd naar Babylonië.

 

Maar… buiten de rampspoed en ellende profeteert Jeremia ook over het herstel van Gods volk, het land en de tempel. De hoofdstukken 30 tot en met 35 verwoorden een ‘Hoop op betere tijden”. God zal denken aan Zijn Verbond. Het volk Israël wilde weliswaar niet luisteren en heeft het verbond verbroken, maar De Eeuwige van Zijn kant niet. In hoofdstuk 31 lezen we dat de Eeuwige Zijn verbond als het ware opnieuw met Israël sluit, met als resultaat dat het uitverkoren volk in het land Israël volledig volgens de Thora zal leven.

 

(31:v33) “Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven.” Zegt de Eeuwige door Jeremia. Elk mens, o ok die grote misstappen beging, draagt kennis van wat goed is en wat tegen de wet indruist. Als je eenvoudigweg doet wat in je hart gelegd is, dan volg je de weg van de Eeuwige. De uitspraak die de Onnoembare doet bij monde van Jeremia over het nieuw te sluiten verbond is anders dan het verbond dat gold met de voorouders.

 

Het lijkt erop dat zowel de Onnoembare als het volk kennelijk iets hebben geleerd .

  • De Eeuwige is zijn eigen schepping beter gaan doorgronden en begrijpen.
    De Eeuwige is als het ware de consequenties gaan inzien van zijn geschenk aan de mens van een eigen wil, een eigen gedachte en een eigen verantwoordelijkheid. “…Ik heb het in je hart gelegd, mijn wet als het ware bij je ingebakken...” Eigenlijk wordt gezegd: je weet al wat je moet doen.
  • Jeremia, de door de Eeuwige gekozene, zet de Onnoembare neer als een begrijpende God.

Via Jeremia zegt de Eeuwige: ‘Ik zal nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan…'

Dit is hoopvol en ook bijzonder. In Jeremia's tijd gold immers de Onnoembare nog steeds als een wrekende God: ‘…tot in het 1000 ste geslacht zal ik u vergelden…'

God manifesteert zich door Jeremia opnieuw: ‘ … Ik zal je je misstappen niet aanrekenen als je oprecht spijt hebt van je verkeerde daden…'

 

En in het volgende vers: (31:v34) ‘…Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de onnoembare kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al… ' Het zit dus in je genen, je hoeft het je niet meer toe te eigenen, want je weet al wat je wel moet doen en wat te laten.

In de Schrift is regelmatig sprake van het sluiten van een nieuw verbond. Dat is opmerkelijk. Kennelijk is dit iets dat telkens opnieuw gebeurt. Trek je dit door, dan is dit beeld ook op het heden te leggen, en toepasbaar op ons zelf en op het leven van elk individu.

---------------------

In het Johannes evangelie van vandaag lezen wij uitspraken van Jezus die bij eerste lezing nogal cru en ongepolijst overkomen. Bij de voorbereiding van deze viering is er op maandagavond ook flink over geboomd. Uiteindelijk kwamen daaruit een aantal gedachten, waaruit ik de volgende visie vormde.

(12:24) Prachtig is het beeld van de graankorrel: een metafoor van het leven volgens de wet van God.

Een graankorrel, hoe schitterend en volmaakt ook, is niet bedoeld om zijn oorspronkelijke vorm te behouden. De functie van de graankorrel is niet een graankorrel te blijven.

De functie van de graankorrel is om zijn oorspronkelijke gedaante prijs te geven, te groeien en vrucht te dragen, geoogst en brood te worden - en daarmee het voortbestaan in een andere, niet gedachte dimensie mogelijk te maken.

Dienstbaar staan in dit leven en een betere wereld nalaten voor anderen die na jou komen.

“Sterven om vrucht te dragen” zou je dus kunnen vertalen als: “wanneer je als mens niet durft los te laten, blijft (ook) God ver weg”.

 

(12:25) Wanneer Jezus in vers 25 zegt : “Wie in deze wereld zijn leven haat”, dan wil “haat” in de context van Johannes zeggen:

het inzicht dat het eigen ik-gerichte leven ondergeschikt gemaakt moet worden aan het werken naar een humaan en waardig bestaan van de mens die naast je is.

Niet je eigen leven en welzijn is dan primair nog het belangrijkste, maar dat van je naaste. Het welzijn van je naaste is het waard om voor op te komen. Maar, waarschuwt de evangelist, wees je van het volgende wel bewust: je bekoopt dit wellicht met de dood. Je troost is, dat je wél leeft naar jouw waarheid. De waardheid van het vasthouden aan echtheid, aan oorsprong, aan mens-zijn met de mensen, aan de menselijke wereld met God. Wie mij dient, zegt Jezus-Messias, die volgt mij en gedraagt zich volgens een bij elk mens ingebakken norm van fatsoen. Levend volgens die grondhouding waren de dingen die komen zouden dus onvermijdelijk. Jezus moest wel sterven. Door onvoorwaardelijk te volharden in de keuze voor de mens, het humane, het kleine en onachtzame, door in te gaan tegen de gevestigde orde, de gevestigde macht, moest hij wel sterven. Niemand houdt dat op den duur vol, want je maakt vijanden onder de heersers van leven en dood. Jezus heeft met zijn consequente keuzes - en daaruit voortvloeiend zijn lijden en sterven - zijn levenshouding eeuwigheidswaarde gegeven. Wanneer je consequent op die manier in het leven staat, loopt iedereen het risico ten onder te gaan. Je kunt je baan, je status, je bezittingen verliezen: met andere woorden: het oude, ons zo vertrouwde leven verliezen. Wat levert dat nou allemaal op? Wat je daarvoor terugkrijgt is: jezelf recht in de ogen kunnen kijken, weten dat je de juiste keuze maakt. In feite is dit een opstaan uit, een afstand nemen van de oude waarden, van de oude patronen, van de algemeen gangbare waarden… In feite is dit: een opstaan uit de beklemming – en daarmee zo te zeggen een herrijzen - door de keuze voor menselijkheid en voor humaniteit.

Concreet betekent dit:

- weg achterdocht, welkom rechten van elk mens,

- weg vijandsbeeld, welkom menselijke waarden,

- weg wapenwedloop, welkom bedreigde,

- weg Guantanamo Bay, welkom voortvluchtige,

- welkom gewetensbezwaarde, welkom vluchteling.

- Pasen in het eigen leven.

------------------

De Onnoembare, de Eeuwige en Alomtegenwoordige is geen mens geweest.

Zijn zoon Jezus wel, geloven wij …

Zou God wellicht Jezus nodig hebben om ons mensen te doorgronden?

Jezus als de ultieme handreiking van God, de Onnoembare.

Daarom is Jezus bij uitstek degene die ons naar God leidt.

Mijn overtuiging is, dat iedereen in het diepst van zijn wezen bekend is met de wet. Daarom is de mens geneigd tot het goede. Door omstandigheden die ons meestal niet bekend zijn – en wij mogen niet op de stoel van de rechter plaatsnemen – wijken mensen soms af van deze oerdiepe en ingebedde wet. Gezien die neiging tot het goede, verdient elk mens na elke misstap een nieuwe kans. Elk van ons die een misstap beging, verdient een nieuwe kans, verdient een nieuw leven, verdient de kans om zijn leven te herscheppen en uit zijn oude leven op te staan en te herrijzen. Wanneer wij aan degene die misstapte een herkansing willen geven dan is dat geen zwakte uit toegeeflijkheid. Ook is het niet een toegeven aan een valse relativering van een misdaad. Wanneer wij aan een ongelukkige een herkansing geven, dan komt dat voort uit het vertrouwen dat wij mogen hebben - op grond van het beloofde verbond van de Onnoembare en verwoord door Jeremia: “Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven”. Moge het zo zijn.

 

Nodiging

In de overtuiging dat wij leven onder de belofte van trouw en aanwezigheid van de Eeuwige,

dat wij bezield kunnen worden door dat bijzondere aardse leven van Jezus van Nazareth, mens van vlees en bloed, die zijn leven overhad voor de goede zaak, voor de boodschap van gerechtigheid, vrede en eenheid voor deze wereld.

In de wetenschap dat er een verbond is tussen hemel en aarde en dat dat voelbaar is als je je er voor open stelt.

In de zekerheid dat onze samenleving en onze wereld snakt naar eenheid en evenwicht, willen wij delen met elkaar, delen van brood en wijn, tekenen van leven en van samen.

Iedereen is welkom zonder uitzondering.

Komt want alles staat gereed.

 

in De Duif doen kinderen mee met het breken en delen

Wegzending en zegen

We zijn weer gekomen aan het einde van deze viering.

Ik wil graag Irina, Henk en het koor bedanken - voor de prachtige liederen en muzikale ondersteuning, en natuurlijk alle anderen die achter de schermen de vele praktische taken uitvoeren om deze viering mogelijk te maken. Ik wens jullie allemaal een fijne zondag en veel inspiratie in de komende week.

 

Dat onze tong woorden van liefde zal spreken,

Dat onze handen daden van warmte uitstralen,

Dat onze ogen schitteren van genegenheid,

Dat onze oren gespitst zijn op signalen van gerechtigheid,

Dat onze voeten zullen gaan op de weg van de vrede,

 

De Barmhartige zegene ons en Zij behoede ons,

De Eeuwige doe Zijn aangezicht over ons lichten en zij ons genadig,

De Enige verheffe Haar aangezicht over ons en geve ons vrede.

Amen.

Tijdens de kindernevendienst maakten de kinderen kleine bakjes met zaadjes, die na de viering werden uitgedeeld.

                 

       

 

 

       
   
       
 


 
 

RG 2006-04-02 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl