Bijdrage Diana, viering 9 april 2006.
 
 

Voorganger: Diana Vernooij

Lector: Hans Gildemacher

Lezingen:

Jes. 50; 4-7

Marcus 14; 3-10

 
 

 

         
 

Inleiding

Goede morgen beste mensen, welkom bij deze dienst van schrift en tafel in De Duif. Palmzondag is het vandaag, u ziet de palmtakken al op het altaar liggen. Nou ja palmtakken, e chte palmtakken zijn takken van de palmboom of van de olijfboom. Palmen zijn een symbool voor de koning; olijftakken zijn het symbool voor de vrede, die door de koning wordt gebracht. Wat wij palmtakjes noemen, en wat u hier ziet, zijn de takken van een buxus, bij gebrek aan palmboom en olijfboom. Ze verwijzen naar het gejubel en de vreugde van de mensen – toen Jezus Jeruzalem introkken. De mensen legden Palmtakken op de weg voor hem neer en dachten en hoopten dat hij de nieuwe koning van de Joden zou zijn.

Vandaag lezen we niet het gebruikelijke verhaal van de intocht in Jeruzalem. We lezen een ander verhaal, het verhaal van de vrouw die Jezus hoofd zalfde met peperdure olie.

Deze week, deze paasweek gaan we onderzoeken wat nu echt fundamenteel menselijk is. Met Witte Donderdag zullen we het er over hebben, Goede Vrijdag ook – en vandaag, aan de hand van de teksten uit het leesrooster. De palmtakjes krijgt u straks, naar oude gewoonte mee naar huis. Ik kom er nog wel op terug!

Hans en ik wensen u allen een goede viering.

 

Overweging.

Jaren geleden was ik eens aan het piepen tegen een vriend hier in de Duif over een baan die ik niet durfde aan te nemen. Ik zei tegen hem dat ik niet wist of ik het wel aankon. Deze vriend (het was Carl voor wie hem nog heeft gekend) zei tegen me: “Ik weet bij god niet wat je voor deze baan moet kunnen, maar als iemand het kan, ben jij het wel.” Geweldig was dat, ik moest er om lachen en het raakte me ook: herkenning, erkenning – hij had een grenzeloos vertrouwen in mijn kunnen, moedigde me aan om groots te zijn. Het is mijn Palmzondagverhaal.

 

Jezus heeft door het land getrokken, en is nu op weg naar Jeruzalem. Zijn verhaal is hem vooruit gegaan. Jezus heeft zieken genezen, hij zorgde ervoor dat mensen boven hun kleine zelf groeiden. Mensen die de weg kwijt waren zagen het licht, uitbuiters bekeerden zich. Hij raakte hun hart en ziel. Op Palmzondag vieren we dat Jezus op een ezelsveulen Jeruzalem intrekt. Marcus schrijft: “Velen spreidden hun mantels uit op de weg, anderen spreidden takken met bladeren uit, die ze in het veld afhakten. Allen die voor hem uit liepen of achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Gezegend het komende koninkrijk van onze vader David. Hosanna in de hoge!'“ Het volk weet dat hij het is, dat hij het kan – vrede brengen op aarde, het volk verheffen, hen bevrijden uit hun kleinheid. Ze geloven in hem.

 

Jezus wordt herkend en erkend. Het verhaal in Marcus dat we lazen vandaag vertelt het op een andere manier. Een niet bij name genoemde vrouw komt binnen en breekt een kruikje kostbare olie en giet het over zijn hoofd. Kosten: 300 denarie, het loon voor 300 dagen werk, zeg maar het jaarloon van een dagloner. Stel je voor iemand verkwist een jaarloon om een enorme plens sterk geurende olie over Jezus' hoofd te gieten. Zou u daar ook niet van schrikken? De leerlingen schrikken ook en hebben meteen hun oordeel klaar: volslagen belachelijk – de waarde van die olie is genoeg om eten te kopen voor wel duizend armen! Jezus waardeert de daad van de vrouw juist wel. En hij wijst zijn leerlingen terecht. Misschien begrijpen we Judas wat meer als hij na dit gebeuren besluit dat Jezus gevaarlijk is, een valse profeet. In ieder geval – hij kon er niet bij en wil van deze leraar af. Voor hem is de grens van de menselijke maat overschreden.

Heeft zij, de niet bij name genoemde vrouw, een grens overschreden? Wat heeft zij gedaan met haar gebaar? Zij geeft Jezus met alles wat ze kan de volle erkenning. Ze beaamt met de middelen die ze kan geven dat hij de Verlosser is. Wie durft er zo mateloos erkenning te geven. Die leerlingen, zoals die reageren, zouden wij niet hetzelfde reageren? “Nou, wat overdreven zeg, doe maar gewoon, ook zonde van dat geld”. Persoonlijk begrijp ik zo'n reactie heel goed.

En wie durft er zo mateloze erkenning te ontvangen als Jezus? Eigenlijk is het heel bijzonder dat Jezus niet schrikt van de erkenning die zij hem geeft. Hij is niet bang mateloos krachtig te zijn. Dat heeft hij ons laten zien – wees krachtig met alle kracht die in je is, maak jezelf niet kleiner dan je kunt zijn. En nu, in deze fase van zijn leven, zo vlak na zijn gevierde intocht in Jeruzalem, nu beseft hij wat er met hem te gebeuren staat. Deze niet met name genoemde vrouw beseft het ook. Zijn leerlingen niet. Zij hebben hun ogen nog gesloten, zij zullen nog in slaap vallen en hem verloochenen.

 

Als je niet je oren hebt geopend, niet hebt gekeken en je gerealiseerd wat er gaande is, als je daar het lef niet voor hebt – wil je de waarheid van je af houden. De leerlingen veroordelen de niet met name genoemde vrouw omdat zij iets ziet en doet wat zij niet durven zien en doen. Het is eigenlijk een oude bekende kleinmenselijke manier van doen. Als de boodschap je niet bevalt, val dan de boodschapper aan of de manier waarop de boodschap wordt gebracht. “Stom mens, wat zonde van die olie” in plaats van tot je door te laten dringen dat je je ogen gesloten had voor de waarheid. Zij hadden door de schok van haar daad zich dat kunnen realiseren.

 

Jezus geeft haar wel zijn bevestiging. Zij heeft gezien en beseft wat Jezus ons brengt; zij beseft dat de gevestigde orde dit niet langer zal accepteren en hem zal trachten uit de weg te ruimen. De gevestigde orde wil van hem af. Jezus geeft haar een volle erkenning: “Waar ook maar ter wereld het goede nieuws verkondigd wordt, zal ter gedachtenis aan haar verteld worden wat zij heeft gedaan.” Dat is niet mis. Hij koppelt zijn missie aan haar erkenning. Waar zijn leer wordt verkondigd zullen we haar erkenning gedenken, zegt hij. Maar dat gebeurt niet, we vertellen helemaal niet wat zij heeft gedaan. We begrijpen het nog steeds niet.

 

Laten we er nog eens naar kijken en laten we beginnen met Jesaja. Wat willen we dan niet begrijpen? Wat is de boodschap van Jesaja. Hij zegt twee dingen: Het eerste: Al wordt ik beschimpt en bespuwd, echt kwetsen kunnen ze me niet. En het tweede: Ik behoud mijn waardigheid omdat God mijn oren geopend om aandachtig te horen. Ik heb er geen verzet tegen geboden.

Aandacht hebben, je ogen geopend om te zien wat je ziet en jezelf geen rad voor ogen draaien.

Aandacht hebben, je oren geopend om te horen wat je hoort en jezelf geen verhaaltjes verkopen. Hoe open kunnen we zijn, hoe goed durven we te zien wat er zich voor onze ogen afspeelt? Hoeveel ruimheid van geest hebben we om te erkennen wat echt goed is, om zonder voorbehoud te delen in de vreugde van de ander, om zonder voorbehoud te delen in het verdriet van de ander?

 

Ik moet denken aan het gedicht van Marianne Williamson dat wereldberoemd is geworden doordat Nelson Mandela het citeerde. Het gedicht begint zo:

“Onze grootste angst is niet dat we onvolmaakt zijn.

Onze grootste angst is dat we mateloos krachtig zijn.

Het is niet onze schaduw, maar het licht dat ons het meest beangstigt.”

Liever maken we ons klein samen met anderen, liever denken we dat we niet kunnen wat we kunnen. Liever steken we niet onze kop boven het maaiveld uit. Liever geven we niet wat voor ons het kostbaarste is.

 

Het is zo makkelijk om van het spoor van je grootsheid af te raken, om niet uit te groeien tot wat je in je hebt, waartoe je eigenlijk bestemd bent. Als we dan zoeken naar wat echt menselijk is, wat fundamenteel menselijk is, dan is mijn antwoord: Palmzondag. Op Palmzondag is het goed om te beseffen hoe groot je bent, om boven je kleine ik uit te stijgen. Wees Jezus, die niet duikt voor de consequenties van waar hij voor staat. Wees de vrouw die niet met name is genoemd, en geef het kostbaarste wat je hebt om te laten zien waar je in gelooft. Laat los wat anderen van je verwachten, overwin je angst en kijk en luister. Laat je hart opbloeien? Laten we vertrouwen hebben in de grootsheid van mensen, in de grootsheid die we in ons eigen hart dragen.

 

Ik sluit af met de rest van het gedicht van Marianne Williamson:

“We vragen ons af: “Wie ben ik om briljant te zijn, prachtig, talentvol, fantastisch?”

Maar wie ben jij om dat niet te zijn? Je bent een kind van God (of Allah, een andere god, Boeddha). Je onbelangrijk voordoen bewijst de wereld geen dienst.

Er is niets verlichts aan, om je klein te maken opdat andere mensen zich bij jou niet ongemakkelijk zullen voelen. Wij zijn geboren om de pracht van God die in ons is te openbaren.

Die is niet alleen in sommige van ons; die is in iedereen!

En als wij ons licht laten stralen, geven we zonder nadenken toestemming aan iedereen om hetzelfde te doen. Als wij bevrijd zijn van onze eigen angst, bevrijdt onze aanwezigheid vanzelf anderen.” Dat het zo moge zijn, amen.

 

Nodiging

Ter gedachtenis aan hem die ons heeft laten zien wat leven is delen wij wekelijks brood en wijn. Vandaag voegen we de gedachtenis aan haar er aan toe, de niet bij name genoemde vrouw die liet zien hoe belangrijk het is om te zien en te erkennen wat waardevol is. Ter gedachtenis aan hen die zich volledig gaven aan het leven delen wij vandaag – zoals iedere zondag – met elkaar brood en wijn.

Wij leven vanuit het besef dat God steeds opnieuw zal opstaan in ons hart.

Wij kijken verlangend uit naar Gods Geest, altijd weer onverwacht en verrassend,

in het midden van ons bestaan.

 

Graag nodigen wij u uit aan de Tafel. Iedereen is welkom, gedoopt of niet, christelijk of niet. Want iedereen –niemand uitgezonderd– kan God ontmoeten in het dagelijkse bestaan. Als je bereid bent te zien en te horen, als je je hart opent en bereid bent alles te geven wat je in je hebt, al je rijkdom en heel je kracht.

Komt, deel brood en wijn en neem ter gedachtenis aan Jezus, en ter gedachtenis aan haar, de niet bij name genoemde vrouw, een palmtakje mee naar huis – om onszelf te herinneren briljant te zijn, prachtig, talentvol, fantastisch.

Komt want alles is gereed.

 

Wees prachtig!

 

 

Zegenbede

 

Moge onze geliefde God dicht bij ons zijn de komende dagen

en alle dagen in ons verdere leven.

Moge Zij onze ogen, onze oren en ons hart openen,

opdat we onverschrokken en vol mededogen voort kunnen gaan.

Moge Hij ons kracht en tederheid schenken

en vrede.

Amen

 

 
       
 

 
 

RG 2006-04-09 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl