|
||||
Bijdrage Diana, viering 3 september
2006.
|
||||
Voorganger: Diana Vernooij Lector: Cees Blaauw |
||||
Lezingen: Richteren 2; 29-40 Marcus 14; 3-9 Thema: Niemand ben je nooit geweest laatste viering in de zomerserie "Kostbare bronnen" naar de gelijknamige CD. |
||||
Inleiding Goede morgen, welkom in de Duif, lieve mensen op deze laatste zondag in de zomerserie Kostbare Bronnen. Deze hele zomer hebben we geluisterd naar verhalen over vrouwen in de bijbel, en genoten van door vrouwen geschreven liederen. Vandaag sluiten we de serie af met het thema ‘Niemand ben je nooit geweest', en we luisteren ook weer naar twee prachtige liederen van de c.d. Kostbare Bronnen.
De ervaring dat iemand die je hoog hebt je naam is vergeten, of erger nog zich helemaal niet meer herinnert dat je elkaar ontmoet hebt. Op een vergadering genegeerd worden; wat je inbracht wordt niet gehoord totdat een ander met verve jouw suggestie als zijn plan naar voren brengt. Op een receptie met iemand praten die plots zich verontschuldigt en naar een Belangrijk Persoon gaat – je was maar even tijdvulling. U heeft vast wel minstens een van deze voorbeelden persoonlijk meegemaakt.
Bernie Glassman, een zenleraar in de V.St. doet straatretraites, een paar dagen leven op straat zonder geld, zonder eten en onderkomen en ook zonder schone kleren – om iets te ervaren wat zwervers meemaken. Het zwaarst schijnt te zijn dat iedereen je negeert. Daar gaat het vandaag over, over genegeerd worden, niet gezien, niet erkend in wie jij bent als persoon. Met de bemoedigende tekst “Niemand ben je nooit geweest” herinneren we ons dat God ieder van ons ziet, dat ieders leven waarde heeft, dat jij belangrijk bent, hoe erg je ook bent gevallen of vernederd, hoe weinig ook gezien. Ik wens ons een goede viering toe.
Overweging. ‘Verhalen van verschrikking' heet een boek waarin verschrikkelijke verhalen in het Oude Testament staan over vrouwen die onrecht en geweld is aangedaan. Ook het verhaal van de dochter van Jefta wordt erin besproken, het verhaal dat we vandaag lazen. Dit verhaal staat niet in het leesrooster. Normaal gesproken lezen we het verhaal nooit in de kerk. We lezen liever bemoedigende verhalen, verhalen die ons inspireren.
Het verhaal van de vrouw die Jezus' hoofd zalfde is zo'n verhaal dat ons inspireert, het verhaal van de vrouw die Jezus erkende, eerde, en zijn lot voorzag, lang voordat zijn leerlingen doorhadden wat er aan het gebeuren was. Jezus' beaamde haar grootsheid weer door te zeggen dat zij herinnerd zou worden, waar ook ter wereld wordt ter herinnering aan haar verteld wat zij heeft gedaan. Vreemd dat zij wordt herinnerd, zonder dat haar naam wordt overgeleverd. En we vinden het ook moeilijk om haar te herinneren zonder naam, zonder identiteit. Sommige uitleggers vertellen dat het Maria Magdalena zou zijn geweest, anderen dat het de prostituee was uit een eerder verhaal, die boete deed. Maar we weten het niet, haar naam is niet overgeleverd. We herinneren ons de daad van iemand wier naam niet is overgeleverd.
Zo ook niet de naam van de dochter van Jefta. Hoe zij heette is niet meer bekend. Haar identiteit is afgeleid van haar vader, ze was “dochter”. Blijkbaar vindt de verteller dat dat genoeg zou moeten zijn voor ons. Jefta was een bijzonder man, een verschoppeling die hoofd en aanvoerder wordt en Israël overwinning op zijn vijanden brengt. Het verhaal gaat om hem. Zijn dochter is als persoon niet interessant, zegt het verhaal, ze is van belang omdat ze een groot man verdriet brengt. Zo reageert ten minste Jefta in het verhaal, hij zegt tegen haar: “Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent, die me in het ongeluk stort!” De beste man vergist zich, is wat zij doet niet meer dan het juiste eerbetoon van een dochter aan haar vader? Ze komt hem tegemoet met muziek, zoals een dochter betaamd. Trouwens, wist Jefta dat niet, toen hij zijn belofte deed aan de Eeuwige, dat het zijn dochter kon zijn die hem tegemoet kwam? Maar zelfs als hij zijn hond of zijn bediende had verwacht – is zíí het, die hem deze slag toebrengt? Heeft hij niet vrijwillig zijn belofte aan de Eeuwige gedaan? Wat heeft zij daar mee te maken. Is het niet andersom dat hij haar in het ongeluk stort met zijn belofte?
Laten we eens naar deze belofte kijken. Heeft God hem deze belofte afgedwongen? Nee, Gods geest was al lang over hem gekomen. Jefta was geaccepteerd als leider, hij was gegrepen door de Geest van de Ene, hij trok rond om zijn troepen te verzamelen. Toen deed hij plots een belofte. Was hij onzeker geworden? Probeert hij goddelijke zegen af te dwingen, door een extra belofte, door een offer in het vooruitzicht te stellen? Ik denk dat Jefta niet geloofde in de Geest van zijn God. Hij wilde meer zekerheid, en dacht dat God met deze belofte bij hem in het krijt zou komen te staan. Daarom beschouwt hij, thuis gekomen, zijn eed als onherroepelijk – hoewel de Eeuwige hem niets heeft gevraagd, noch de eed heeft bevestigd. Jefta's dochter moet sterven vanwege zijn ongeloof. En als slachtoffer van haar vaders ongeloof krijgt ze ook nog eens van hem de schuld: “Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort!”. Wat een verhaal van verschrikking en een verhaal van ontkenning. Op driedubbele manier wordt ze ontkend: ze wordt geofferd, verliest het leven, ze krijgt de schuld van het drama in haar vaders leven, én als laatste verliest ze haar naam in het verhaal. Door de eeuwen heen heeft de patriarchale uitleg van de Schrift Jefta geprezen in Richteren, in de Apokriefen, ook Paulus in zijn brief aan de Hebreeën, geen woord over wat Jefta zijn dochter aandeed. Deze dochter, uit loyaliteit gebonden, laat zich door haar vader offeren. Zij vraagt slechts een kort uitstel om te treuren over het feit dat ze geen kinderen heeft gekregen om zichzelf in voort te zetten. Gelukkig zijn er vrouwen, jonge vrouwen die jaarlijks treuren om haar lot.
Wat moeten wij nu met zo'n verhaal? Dit verhaal raakt ons wel heel pijnlijk. En het staat in ons Heilige Boek. Kunnen we het maar beter niet lezen, het beschouwen als een herinnering aan duistere tijden in een ver verleden? Dit soort verhalen rijten pijnlijke wonden open. Niet als een persoon gezien worden, als slachtoffer de schuld krijgen, behandeld worden als erger dan een dier, het is de ultieme vernedering – die mensen soms wordt aangedaan. Dat je naam niet genoemd wordt is daar dan eigenlijk maar een klein incident in. Deze wond van miskenning is een wond die we allemaal in meer of mindere mate hebben. Persoonlijk ken ik niemand wiens leven uitblinkt van erkenning en waarachtig gezien worden, en ik ken ook niemand die het niets kan schelen als haar of zijn naam wordt vergeten. Kan het voelen van deze wond ons verbinden met mensen in andere levens, in andere culturen en tijden?
Is dat wat we kunnen met dit verhaal? Kan het ons helpen om meer invoelingsvermogen te krijgen als we straks weer in de krant lezen dat een vrouw, een dochter of zuster is vermoord of verminkt? Dit verhaal van een dochter die moet sterven voor de eer van de vader. Kan het ons hart verruimen voor de verhalen van verschrikking die eerwraak heten of incest?
Niemand vindt pijn aangenaam. Allemaal neigen we weg te gaan van pijn. Maar als we de kunst beheersen om bij pijn te blijven, bij onze eigen pijn, bij de pijn in een verhaal – dan leren we onszelf om ons ook niet af te sluiten voor anderen die pijn hebben, verschrikking meemaken.
Laat ons al die onbekende mensen herinneren, hier en nu, vrouwen en mannen, die miskend, ontkend, vernederd zijn. Laat de pijn van dit verhaal, de wond in ons die wordt geraakt, ons met mededogen vervullen, opdat we niet zullen weglopen als we oog in oog komen te staan met verschrikking en ons hart zal overstromen van liefde, zodat we bij degenen kunnen zijn die miskend, ontkend, vernederd zijn. Nodiging Ieder mens is ten diepste gekend door onze God. Niemand ben je nooit geweest – weet je ook hier welkom, besef dat je genodigd bent deel te nemen aan het meest simpele en tegelijk meest intieme dat we met elkaar delen: de maaltijd ter herinnering aan Jezus' laatste maal met zijn vrienden – als teken van bevrijding en opstanding. Eet het brood, drink de wijn, opdat wij samen delen wat Jezus ons heeft nagelaten: een leven voor gerechtigheid en vrede. Komt dan allen, weet je genodigd – alles staat gereed.
Gebed Krachtige en tedere, God met vele namen, die alle betekenen “Ik zal er zijn”, wees voor allen die in nood zijn. Voor U is die nood nooit onbekend, al hun namen zijn geschreven in Uw hand, niemand zijn zij nooit geweest. Wij bidden U voor iedereen die huis en haard heeft verloren, voor iedereen die geen veilig thuis meer heeft. Wij bidden U voor alle vluchtelingen en daklozen in de wereld die een veilig onderkomen ontberen. Dat ze zich begroet mogen weten, als mens gezien en verwelkomd. Wij bidden U voor mensen die hun vrijheid is ontnomen, omdat ze zelf grenzen overschreden hebben. Laat Uw groet klinken opdat ook voor hen eens een nieuwe dag aanbreekt. Wij bidden U voor hen die met de stukken zitten van hun verloren paradijs: het gebroken geluk in relaties en liefde. Wij bidden U voor wie ziek zijn, voor allen die hun leven zien vervliegen, dat zij niet aan wanhoop ten prooi vallen. Wij bidden U voor mensen die hun eigen naam en waarde hebben vergooid, die niet meer weten wat hun ware bestaan is. Raak hen aan in hun hart, opdat ze beseffen wie ze zijn. Wij bidden U voor mensen die zelf niet meer kunnen bidden: laat hun cynisme en woede wegsmelten en open hun ogen voor wat waardevol is. Wij bidden U voor alle onteerde, verkrachte, onmenselijk behandelde mensen, vrouwen, mannen: opdat geen ziel verloren gaat en uiteindelijk iedereen gezien en gekend zal worden. En Krachtige en Tedere, wees ons nabij, opdat wij allen die wij ontmoeten in de ogen kunnen zien en respectvol bij hun naam kunnen noemen – hoe zij ons ook bejegenen. Amen.
Zegenbede Moge onze geliefde God dicht bij ons zijn, vandaag, morgen en alle dagen in ons verdere leven. Moge Zij onze ogen, onze oren en ons hart openen, opdat we onverschrokken en vol mededogen voort kunnen gaan. Moge Hij ons kracht en tederheid schenken en vrede. Amen. |
||||
|
||||
|
||||
|
||||