Bijdrage Henk Kemper - viering 22 april 2007.
 
 

Voorganger: Henk Kemper en

Lector:  Gerdie van Dijk.

Lezingen:

Handelingen 5: 27-42  

 Johannes 21: 1-19

Overweging:

We zijn een goede twee weken na Pasen en we zijn overgegaan tot de orde van de dag. Waren we twee weken geleden nog vol van de gebeurtenissen zoals opgetekend in het Evangelie, nu zijn we weer gewoon bezig met de dingen van alledag. Dat geldt niet alleen ons, dat geldt evenzeer voor de leerlingen van Jezus. We lazen zojuist verhalen van de leerlingen van Jezus die hun leven na diens dood en verrijzenis oppakten. Het zijn op zichzelf heel verschillende verhalen. Het evangelie verhaalt van de dagen na Pasen. De dagen nadat de leerlingen in verslagenheid zijn achtergebleven en weliswaar bijeen zijn, maar in een soort van verdoofde toestand bezig zijn met hun eigen gedachten en lessen die ze geleerd hebben. Ze zijn er nog niet mee klaar en moeten nog diep nadenken over hun eigen rol en hun verantwoordelijkheid die ze wel of juist niet hebben opgepakt. Of opgelegd hebben gekregen. Laat me uit het evangelie eens enkele dingen oppakken die opvallen. Ten eerste het bizarre gegeven dat een man als Petrus in de ochtend, als ze na een nacht vissen niets hebben gevangen, tóch besluit te gaan vissen. En dat doen ze omdat ze, volgens het verhaal, van een vreemdeling de opdracht krijgen te gaan vissen op een tijdstip dat op zichzelf helemaal geen goed tijdstip is om te gaan vissen. Ze vangen een loodzware vangst. Heel eigenaardig dat ze Jezus niet herkennen. Dat wil zeggen: ze herkennen Jezus pas als ze een goede vangst doen.

En dan nog vreemder: ze weten, want dat staat er, ze wéten dat het hier gaat om de Heer, máár ze durven het hem niet te vragen. Typisch is dat: de man met wie je enkele jaren stad en land mee hebt afgereisd komt in een verschijning tot je en je durft niet te vragen of hij het werkelijk is. En nog wat: je komt aan land en de vreemdeling die vroeg of er iets te eten was, heeft intussen zelf voorzien in een maaltje vis en brood. Dit verhaal zit, net zoals het visnet, boordevol boodschappen. Wat mij er aan opvalt is dat er sprake is van een goede vangst van verse vis. Jezus beschikte kennelijk over een vis van een eerdere vangst. Maar voor het maal aan het strand moet ook de verse vis aangevoerd worden. Al eerder had Jezus zijn leerlingen verteld dat hij hen mensenvissers zou maken. Het binnenhalen van een grote vangst van verse vis lijkt me een verwijzing naar hun toekomstig werk. Het vangen van mensen voor het grote werk, het werk van Jezus van Nazareth. Verse vis: nieuw werk, een nieuw verhaal, nieuw personeel.

 

In het tweede deel van het verhaal wordt Simon Petrus door Jezus tot driemaal toe bevraagd omtrent zijn trouw.

Petrus zou wellicht beschaamd hebben kunnen zijn. Was hij het niet die Jezus tot drie maal toe verloochende. In dit verhaal wordt hem tot driemaal toe gevraagd waar zijn trouw, zijn loyaliteit ligt. De vraag die Jezus stelt kun je op twee manieren uitleggen: de vraag luidt: “Heb je mij lief, meer dan de anderen hier ?”

Dat kan betekenen: heb je mij meer lief dan je andere mensen lief hebt ? Het kan ook betekenen: ben jij van alle aanwezigen hier, degene die mij het meest liefheeft.

In elk geval antwoordt Petrus tot drie maal toe bevestigend. Het leidt ertoe dat Jezus aangeeft dat het aan Petrus is om de volgelingen van Jezus te gaan weiden.

Helaas is aan dit woord in het verleden nogal eens gekoppeld dat Petrus hiermee de baas zou worden van een kerk als instituut. Zelf geloof ik niet dat Jezus dat zo bedoeld heeft. Jezus was niet van plan een organisatie op te richten; het ging hem om een levenswijsheid, een richtsnoer, leefregels waarbij ieder tot zijn recht komt en niet uitgebuit wordt. Het weiden van de kudde en het hoeden van de kudde is niet hetzelfde als voorschrijven waar de pootjes mogen lopen. Het is meer: zorgen voor groen gras dat graag gegeten wordt. Gras dat nodig is voor voeding, voor gezondheid en welzijn. Uitgedaagd worden verder te kijken en te proeven.

 

De eerste lezing ligt chronologisch gesproken na de eerste lezing van vandaag. Het verhaalt ons over de manier waarop de leerlingen, in hun enthousiasme vertellen over de leer van Jezus, worden terechtgewezen door de gevestigde priesterlijk orde. “Mond dicht, bek houden, niet over praten !” is het gebod. Zij, de priesters waren weer terug bij af. Alsof er met Pasen niets was gebeurd. En inderdaad was het de gevestigde orde er om begonnen alles te houden binnen de bestaande machtsverhoudingen. En toch is er wel degelijk iets veranderd ten opzichte van de eerdere verhalen. Aanvankelijk waren de leerlingen terneergeslagen en bedrukt. In deze lezing hebben ze de stoute schoenen aangetrokken en zijn ze de straat op gegaan om te vertellen over de wonderen die het in praktijk brengen van Jezus' leer kan doen. Ze worden terechtgewezen door hen die niet in nieuwe verhalen kunnen geloven. Of niet willen geloven. Of er belang bij hebben alles bij het oude te laten. Uit eigenbelang of misschien uit angst. Het is Gamaliël die enige orde schept in het plaatje. Hij zegt: laat hen begaan want, als hun werk het werk is van dwaasheid, dan houdt het vanzelf op. Maar als het Gods werk is, dan kun je er niets tegen beginnen. Tegen God kun je niet op. Zijn werk zal links- of rechtsom hoe dan ook doorgaan. Geen mens die dat tegenhoudt !

 

Ik loop al enige tijd mee in de Duif en toen ik die zinsnede las dacht ik ogenblikkelijk: waar heb ik dat meer gehoord. En het antwoord weet ik nog wel. Het werd gezegd toen in 1974 de Duif gekraakt werd. “Het bloedt wel dood.” “Dat is geen lang leven beschoren.”

Nu wil ik niet zo arrogant zijn om te beweren dat we al die tijd in alle vroomheid bezig zijn geweest met het uitdragen van het woord van God en dat anderen daarom niets tegen ons konden beginnen. Integendeel. Maar het is een feit dat we ons wekelijks richten op Gods woord en dat we proberen elkaar te inspireren zodat we door de week ons werk aankunnen en op een bepaalde manier in het leven staan. Daarbij gaat het niet om macht en gezag, maar om je daden.

 

Wie bepaalt eigenlijk of je over Jezus mag verhalen: zijn dat de gezagdragende functionarissen of zijn we dat zelf. En hoe doen we dat. Ik ken eigenlijk niet zo heel veel mensen die dag in dag uit vertellen over de daden van Jezus. Ja, er lopen van tijd tot tijd wel enkele Jehovah-getuigen door de straat die ons graag vertellen over het lijden en sterven van de Heer. Maar zelf denk ik liever op een andere manier na over de boodschap die Jezus te vertellen had. Dat heeft dan rechtstreeks gevolgen voor ons dagelijks leven en handelen.

Wil je er zijn voor anderen als ze een beroep op je doen. Of wend je je gezicht af. Heb je een luisterend oor voor iemand die in de ellende zit. Heb je wat tijd over voor iemand die de deur niet uitkan.

 

Pasen en Pinksteren horen bij elkaar.Vandaag krijgen we er in de verhalen al een voorproefje van. Pasen is het verhaal van: het zwijgen opleggen aan een eerlijk verhaal ten gunste van alle mensen. Pinksteren is het verhaal van: het kan niet gestopt worden. Zolang mensen elkaar vertellen over de boodschap van Jezus zal het verhaal doorgaan en zullen mensen elkaar blijven sterken en elkaar tot zegen zijn. Dan zal Jezus keer op keer verschijnen in de rol die mensen op zich nemen als het gaat om het goed doen aan de ander. In deze tijd van ontkerkelijking en ogenschijnlijke tegenstrijdigheden in geloofsovertuigingen is het gemakkelijk de lier aan de wilgen te hangen. Er zijn veel momenten aan te wijzen dat er gesproken wordt over de tegenstellingen in de geloven. Jammer is dat, want het is beter te zoeken naar wat ons bindt. Dat zou wel eens veel meer kunnen zijn dan dat wat we uit de media die tot ons komen oppikken.

 

In de verhalen wordt Jezus herkend in het breken en delen, in dit geval van brood en vis. Een symbool dat wij wekelijks herhalen maar dat een symbool is voor de manier waarop je in het leven wilt staan. Tegenover of naast de ander. Door het wekelijks herhalen van het symbool houden we de herinnering aan Jezus levend, maar in je daden van alledag moet helder zijn dat het niet alleen symbolisch is, maar ook tastbaar te maken is. We hoeven dat niet allemaal op eigen houtje te doen of in ons eentje. We kunnen werk maken van het weiden van elkaar. De ene keer als schaap, de andere keer als herder. Maar welke rol je op dat moment ook vervult: het heeft alles te maken met de woorden van Jezus van Nazareth. Door die voor te leven en er te zijn voor anderen, houden we hem het meest levend onder ons. Wij zijn de aangewezenen om Gods woord in de praktijk te laten zien.

 

Hebben wij net zoveel drive, inspiratie en lef als Jezus' leerlingen om de boodschap tegen de verdrukking in uit te dragen ? Ik hoop het wel, want het biedt ons allen de kans om de wereld er beter uit te laten zien. Geen onderscheid tussen Joden of Grieken. Maar ook niet tussen Turken en Marokkanen en Nederlanders. Geen mens die dat gedachtegoed tegenhoudt !!!

 

Liefde zegt Gij is te doen, recht voor ieder mensenkind.

Verschijn ons, lieve meester, woord van God. Lam én herder.

Zoon van God, die ons is geworden tot Heer en Meester.

 

Opdat wij in óns vlees úw woord aanschouwen. Moge dat zo zijn.

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2007 |

 
 

RG 2007-09-11 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl