Bijdrage Rob Gijbels, viering 8 juli 2007  
 

 

Voorgangers: Rob Gijbels en Helma Schenkeveld

  <- Helma

Lezingen:

Joh. 15; 4-17

Psalm 1

Eerste zondag in onze zomerserie;

titel: Gezegend ben je

 
 

 

 
 

Overweging

Lieve mensen,

Amsterdam is gezegend met talloze liederen, die de stad en haar bewoners roemen. Als ik zeg: Als de lente komt, dan stuur ik jou - zegt u : …………..

Wat mijn mond niet zeggen kan, zeggen: ………… (tulpen uit Amsterdam)

 

In deze meezinger, dienen tulpen als verbeelding van onzegbare gevoelens van je hart. Als je ergens vol van bent en je kunt het niet onder woorden brengen, dan gaan we vaak over tot het spreken in beelden. Een pracht van een baby is een snoepie of een wolk, een absolute topper is een ster, een zieke noemen we soms een kasplantje en burgemeester Job Cohen roemt Alida Bosshardt als “de engel aan de Amstel ”. Beeldtaal gebruiken we op grootse momenten in het leven.

 

Ook in de psalmen worden veel beelden en beeldtaal gebruikt voor God, de mens en de relatie tussen God en mens. En die allereerste psalm gaat al direct over onszelf; over hoe ik – hoe jij in het leven wil staan! Is je ook die mooie start opgevallen: Goèd is …

Goed is, alles wat niet slecht is. Alles wat je niet als slecht kan bestempelen, is dus GOED. Dat volgt dat schrille contrast: je kunt in het leven staan als iemand die God negeert of als iemand die z'n leven probeert in te richten naar God en daar zijn voeding en energie vandaan haalt.

 

Huub Oosterhuis heeft daar als beeldspraak het duo “Ploert en Schender” voor gevonden. Toen ik deze benamingen het eerst hoorde, schrok ik er wat van. De naam “Ploert” klinkt mij echt heavy in de oren; ontzettend cru en bot – alsof je de reclame op tv ziet van die botte gevangenbewaarder en dan aan het eind ontdekt dat het een reclame is van “Even Apeldoorn bellen”. De ploert – hij die het niet zo nauw neemt, onverschillig zijn schouders ophaalt, de botterik die een ander het beentje licht en gaat voor eigen belang.

Schender: hij die het recht van de ander bewust schendt, geen aandacht voor de ander heeft, geen respect toont ...   In de psalmen – oerteksten van joodse en christelijke liturgie - worden beelden ten tonele gevoerd van ploerten, oplichters en tirannen; schenders van kinderen, armen en vreemdelingen, vluchtelingen. Tegenover het duo “Ploert en Schender” staat de integere, de rechtvaardige, de onkreukbare – die in zijn hart de goede woorden overweegt. Misschien wel eens een buts oploopt, storm tegen heeft, maar toch zijn eigen kracht hervindt en tot voltooiing komt.

 

De kern van deze psalm zit voor mij in het treffende beeld van de boom; de rechtvaardige, als een boom geworteld aan stromend levend water hetgeen de liefdevolle zorg van God illustreert. Wortels diep in goede en vruchtbare grond; boomwortels zoeken in de diepgang naar voeding, die niet oppervlakkig gevonden wordt. Zo is zijn groei verzekerd en zijn bladeren verwelken niet. De vrucht komt dan vanzelf. Een boom aan de oever van de rivier merkt de hitte en de droogte niet op; zijn bladeren blijven groen en steeds weer draagt hij vrucht. De boom is het beeldmerk voor onverzettelijkheid en kracht. Onder het bladerdak is het goed toeven. De zon brandt niet en aanvankelijk heeft het de schijn, dat de druppels van de regen in de bladeren blijven hangen.

 

De boom als beeldmerk voor de mens die wortelt in goede omgeving, het goede woord tot zich neemt en in zichzelf tot wasdom laat komen. Als in een meditatie, een overpeinzing om los te laten, rust te nemen, zodat er ruimte ontstaat het goede in jou en de mensen om je heen te ontdekken en te laten rijpen. Goede woorden in je hart prenten en ze herhalen als een mantra. Dat doe je niet uit eigenbelang, maar je bent deel van de cyclus: met water en voedsel zul je als een boom goede vruchten voortbrengen. Zij zijn op hun beurt weer voedingsstof voor anderen. Jouw voedingsstof is: er zijn voor anderen. Deel zijn van die keten is: zegen dragen – het zal je goed gaan: Gezegend ben je.

 

In Marcus (8;24) vond ik een mooie verwijzing van de blinde man, die na zijn genezing mensen ziet als wandelende bomen. Bomen in beweging gekomen om daar te zijn waar ze nodig zijn: de mens die op de vlucht is geraakt voor het onrecht, de eenzaamheid of misschien wel zijn weg kwijt is.

 

Het is pas zonde, een speelbal te zijn in de wind! Zo ook het laatste beeld in de psalm, dat ontleend is aan de dorsvloer, een vlak stuk land op een winderige plaats. Het graan werd in de lucht geworpen. De goede korrels vielen terug op de grond en het waardeloze kaf werd weggeblazen in de wind, de leegte in.

 

Hebben wij verbinding met de goede voedingsstoffen? Heb je verbinding met fris stromend water? Kun je ruimte maken om tot bloei te komen? Als je goede bodem vindt, zul je veel vruchten dragen. Aan de vrucht herken je de boom; zoals wij hier gezegend zijn, omdat wij Miems in haar leven kenden met haar zakken vol met noten van haar prachtboom in de tuin.

 

In onze wereld mogen wij mensen onze vruchten dragen; door er juist te zijn voor de vergeten vluchtelingen, recht te doen aan hen die zich aan je vastklampen. Even afstand nemen van het dagelijks leven en de goede woorden, de goede richting in je opnemen, laat je met nieuwe ogen naar de wereld kijken. Voor mij is dat zoiets als tot voltooiing komen en gezegend zijn.

 

Wanneer de mens tot zijn voltooiing komt, juichen de bomen (ps.96;12) en klappen de rivieren in hun handen (ps.98; 8).

 

Tot voltooiing kom je, omdat je op de een of andere wonderbaarlijke wijze geënt bent op en verbonden bent met God en zo in je eigen kracht kunt staan. Dromen van groei, goede vruchten en stromende rivieren. Elkaar liefhebben krijgt dan een heel concrete invulling.

 

Dat we bómen van mensen mogen zijn – vanaf hier en nu -

Bomen die zelfs in hun ouderdom “welig, sappig en groen” blijven (ps.92;12);

En elkaar tot voedsel mogen zijn;

je bent het waard! Zo moge het zijn.

         
     
         
     
       
   
       
   
 
 

RG 2007-11-13 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl