|
||||
Bijdrage Diana Vernooij en Ton Wiemers,
viering 2 september 2007.
|
||||
Voorgangers: Diana Vernooij en Ton Wiemers (overweging) Lezingen: |
||||
|
||||
Overweging. (Ton Wiemers) Bij de voorbereiding van deze dienst vond de meerderheid van de aanwezigen zich niet bepaald geïnspireerd door de lezingen van deze zondag. Er staat wel dat Jezus een parabel, oftewel een gelijkenis voorhoudt, maar men zag in het verhaal helemaal geen gelijkenis. Integendeel, Jezus zegt gewoon wat wij moeten doen als wij ergens worden uitgenodigd en daar moeten wij het mee doen. Toch is dit een vergissing. Wat Jezus ons hier voorhoudt gaat niet over wat wij moeten doen als wij worden uitgenodigd, maar wat wij zoúden moeten doen als wijzélf mensen uitnodigen. Dan moeten we namelijk armen, gebrekkigen en blinden uitnodigen in plaats van vrienden en familie. Maar dat doet niemand en dat klopt want het is ook maar een parabel. Het is ook niet direct een plicht om gebrekkigen, armen en blinden uit te nodigen en Jezus veroordeelt het dan ook niet om familie en vrienden uit te nodigen want dat is normaal. Maar er zit ook niets verdienstelijks in want de volgende keer word je zelf weer uitgenodigd. Het gaat bij Jezus dus niet om de uitnodiging maar om het motief daarachter.
In de jaren dat ik als priester werkzaam was in Zuid-Amerika werden daar de woorden van Jezus uit het evangelie zeer letterlijk opgevolgd. Als er b.v. in een zaal een toneelvoorstelling uitgevoerd werd of er was een of ander feest te vieren, dan verzamelden de mensen die een openbare functie bekleedden of op een of andere manier bij de elite behoorden zich altijd achterin de zaal. Als deze dan volliep waren er altijd een paar rijen voorin die leeg bleven. Als het feest dan ging beginnen werden deze personen bij naam en toenaam opgeroepen om op de voorste rijen hun zetel in te nemen waarna de voorstelling kon beginnen. De woorden van Jezus: “vriend ga hogerop” was er dus een vast ritueel geworden en daarmee waren die woorden onschadelijk gemaakt. Er bestaat geen radicaler middel om woorden uit het evangelie kapot te maken dan er een rite van te maken. Dan is de gelijkenis meteen afdoende stuk gemaakt.
Het is bij ons hier eigenlijk net zo. De woorden van Jezus begrijpen we niet meer. In zijn tijd waren de mensen net zo gevoelig voor eer en aanzien als nu. Daarom zegt Jezus dat hij een gelijkenis geeft. Dat de mensen voor zijn oog de beste plaatsen uitzoeken is een bewijs dat zij uit zijn op eer en aanzien. Jezus geeft door een gelijkenis aan hoe hun gedrag hem ergert. Het uitzoeken van de beste plaatsen keurt hij af als een bewijs van hun hooghartig gedrag.
Omdat wij nu al eeuwen die woorden van Jezus horen, doen we nu het tegenovergestelde, wij zoeken juist niet de beste plaatsen op. Dat dóen wij nu, niet omdat wij niet meer hooghartig zijn maar omdat wij wel degelijk ook eer en aanzien willen maar veel te goed weten dat nu beschéidenheid juist eer aanzien bevordert. Bescheidenheid kán wel een deugd zijn maar je ziet om je heen mensen die niét bescheiden zijn maar wél bescheiden doén zonder het zijn. Bescheidenheid is ook bij ons een ritueel geworden en daarmee zijn de woorden van Jezus radicaal onschadelijk gemaakt. Jezus gaat verder. Niet alleen moeten we een bescheiden plaats innemen maar in plaats van familie en vrienden uit te nodigen zouden we kreupelen, verlamden en blinden dienen uit te nodigen. Daar is al moeilijk een ritueel van te maken dus dat doet niemand. Wij begrijpen er dus niets van. Nogmaals: wat Jezus ons voorhoudt is een gelijkenis . Hij praat over armen. In zijn tijd waren weduwen, wezen en gehandicapte mensen allemaal arm. Er waren nog geen systemen van weduwen- en wezenzorg, gezondheidszorg en zorg voor gehandicapten. Jezus' boodschap was dus: doe daar iets aan. Als je werkelijk God wil dienen moet je mensen dienen, want liefde voor God kan alleen bewezen worden door iets voor mensen te doen. En dat moeten wij allemaal doen, niet door daar een ritueel van te maken maar door daadwerkelijk mensen goed te doen. Dus de verhalen over weduwen,wezen, kreupelen en blinden moeten we eigentijds vertalen. Het beste woord voor die vertaling vind ik solidariteit . Die vroegere klassen van vreemdelingen, wezen en weduwen kunnen we nu vinden bij mensen die nu bij voorbeeld afhankelijk zijn van de mantelzorg. Mensen die feitelijk in aanmerking komen voor een verpleeginrichting maar nog wel zelfstandig kunnen wonen als zij maar hulp krijgen. Die hulp wordt gelukkig veel gegeven door goede vrienden of familieleden en dat noemt men mantelzorg . Het verlenen van die zorg is voor veel mensen een heel karwei. Als je zulke gevallen in je nabijheid kent, kun je soms goed werk doen door te helpen die mantelzorg voor iemand aanvaardbaar te maken. Je zal maar zelf een huis vol kinderen hebben en tegelijk de zorg hebben voor een bejaarde moeder.
Het moderne woord voor naastenliefde, zei ik, is solidariteit. Solidair zijn met je medemens zit hem niet alleen in de grote maar ook in heel kleine dingen. In de eerste lezing uit Deuteronomium horen we hoe in het oude Israel interessante gewoontes bestonden om de armen te helpen. Het was bij de boeren gewoonte om expres wat slordig te zijn met het binnenhalen van de oogst, zodat er wat overbleef voor de armen, die het werk nog eens overdeden. Wanneer je geld uitleende mocht je daarvoor geen noodzakelijke dingen zoals kleren in onderpand nemen. Dat waren in die tijd allerlei vaste gewoontes om de armoede van anderen wat dragelijk te maken. Goede gewoontes dus om de noodzakelijke solidariteit met de armen vorm te geven. Vertaald in onze tijd denk je dan aan zaken waarvoor gebedeld wordt. Wat doe je met de vele goede doelen die er vandaag de dag gelukkig nog zijn. Solidariteit met het vele goed dat daarmee voor de samenleving wordt gedaan is daarmee wel gemakkelijk gemaakt. Je hoeft alleen maar een bijdrage te leveren aan wat anderen doen. Vrijgevigheid is zo een moderne vorm van solidariteit. Iedereen is voor zichzelf verantwoordelijk hoeveel procent hij van zijn inkomen daaraan bijdraagt. Voor de meeste mensen is één procent wel haalbaar, lijkt me . In onze hedendaagse maatschappij van toenemende materialisme en indivualisme lijkt er wat klad te komen in deze vorm van solidariteit. Als dat waar is, zou het jammer zijn. Maar laten we één ding niet vergeten. Vrijgevigheid kan nuttig en vaak noodzakelijk zijn maar solidariteit is niet alleen een kwestie van geld geven. Het gaat er allereerst om iedereen te gunnen wat wij zelf bezitten aan welvaart, aan opvoeding en beschaving. De verschillen in welvaart worden, nationaal en internationaal, steeds groter en daar mogen we nooit tevreden mee zijn, nooit. Dat is, hoe dan ook, de bijbelse boodschap. |
||||
|
||||
|
||||
|
||||