Bijdrage Diana, viering 23 september 2007
 
 

Voorganger: Diana Vernooij

Lector: Natalie Hakhoff

Thema: Het ontwaakte hart

Lezingen:
Amos 8: 4-7
uit: ‘Als je wereld instort’ van Pema Chödrön
Shantideva

 
 

 

         
 

Inleiding

Lieve mensen hartelijk welkom, op deze autoloze zondag, gelukkig met mooi weer. Fijn dat jullie gekomen zijn!

Precies tien jaar geleden was deze Duif betrokken bij een kerkelijke estafette van kerkasiel. Veertig dagen lang logeerden tien uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers hier in de Duif. Daarvoor en daarna logeerden zij in andere kerken, en uiteindelijk kwamen ze weer opnieuw in procedure. We waren toen nog alleenheersers van deze kerk, het was van voor de restauratie en de betrokkenheid van Stadsherstel.
In de kapel hadden zij hun huiskamer, in de bovenkamer sliepen zij, in de kerk werd getafeltennist en gejudood. In het kantoortje van de Duif hielden Duiven de wacht, 24 uur achter elkaar door, wakend of slapend. Het was een intense tijd van betrokkenheid.
Onze bijdrage toen was misschien een druppel op een gloeiende plaat – maar al die druppels samen maken het verschil.
We mogen blij zijn dat meerdere van hen een verblijfsvergunning hebben gekregen en degenen die niet uit wanhoop zijn vertrokken of zijn uitgezet, hebben nu hopelijk dankzij het generaal pardon een verblijfsvergunning gekregen.

De vraag die ons steeds weer bezig houd is: hoe kun je toch als kerkgemeen¬schap dicht bij het onrecht in de samenleving blijven. We kunnen niet als kerkgemeenschap voortdurend acties voeren. We zijn een kerk met vrijwilligers waar het al veel van ons vraagt om de zondagse liturgie als de spil overeind te houden. En die liturgie kan ons helpen om open te staan voor de pijn en het verdriet en het onrecht in de samenleving. Die liturgie kan ieder van ons persoonlijk helpen om lef te ontwikkelen om naar de pijn van mensen toe te gaan en niemand in de steek te laten – hoe onze ideeën en idealen ook zijn.

Vandaag gaan we het daar over hebben. Ik heb een tekst van Pema Chödrön uitgekozen, die is niet makkelijk, daarom leg ik hem op voorhand alvast een beetje uit. Pema Chödrön is een Amerikaanse vrouw die Tibetaanse non werd en abdis in een klooster in Canada – een heel bijzondere vrouw. Chödrön zegt dat ware spiritualiteit niet is je verheffen, de berg op, weg van al het aardse gedruis. Echte spiritualiteit is juist er naar toe gaan, naar je dronken broertje toe, naar je schizofrene zusje, onze gekwelde dieren en vrienden.

Ik wens ons allen een goede inspirerende dienst.

Tweede lezing uit: ‘Als je wereld instort’ van Pema Chödrön
Spirituele bewustwording wordt vaak omschreven als een tocht naar de top van een berg. We laten de dingen waaraan we gehecht zijn en onze wereldse instelling achter en klauteren langzaam naar boven. Aan de top hebben we alle pijn getranscendeerd. Het enige probleem met deze metafoor is dat we alle anderen achterlaten – ons dronken broertje, ons schizofrene zusje, onze gekwelde dieren en vrienden. Hun lijden gaat door en wordt niet verlicht door onze eigen ontsnapping.
Tijdens het proces voorafgaand aan de ontdekking van het ontwaakte hart, gaat de reis omlaag, niet omhoog. Het lijkt alsof de berg naar het centrum van de aarde wijst in plaats van oprijst in de hemel. In plaats van het lijden van alle schepselen te transcenderen begeven we ons in het tumult en de twijfel. We springen erin. We glijden erin. We stappen er behoedzaam in. We bewegen ons erheen zoals we maar kunnen. We verkennen de werkelijkheid en onvoorspel¬baarheid van onzekerheid en pijn, en we proberen die niet weg te duwen.
Als dat jaren duurt, als dat levens lang duurt, laten we dat zo zijn. In ons eigen tempo, zonder haast of agressie, bewegen we ons omlaag en omlaag en omlaag. Miljoenen anderen vergezellen ons, onze lotgenoten bij het ontwaken uit de angst. Op de bodem ontdekken we de genees¬krachtige stroom van het ontwaakte hart. Helemaal onderaan, midden in het tumult, ontdekken we de liefde die niet sterft.


Derde lezing: Shantideva
Zelfs als ik dingen doe ter wille van anderen
komt er geen gevoel van verbazing of eigenwaan op.
Het is alsof ik mezelf voed;
ik verwacht niets terug.

Overweging.

Het kerkasiel, 10 jaar geleden was een actie waar veel Duiven aan meededen. We vonden het wel leuk om 40 dagen bij te dragen aan een actie om uigeprocedeerde Iraanse asielzoekers in de belangstelling te zetten, om hen te ondersteunen.

Het kerkasiel was een antwoord op de vraag die ons door de loop van jaren steeds weer bezig heeft gehouden. En die vraag is hoe je je toch verhoudt als kerkgemeen¬schap ten opzichte van het onrecht in de samenleving.
Een oecumenische basisgemeente zijn betekent, dat we uit onze eigen basis onze gemeente opbouwen. Geen hiërarchie van boven naar beneden, maar waar er 2 of 3 in zijn naam verenigd zijn – daar is onze God aanwezig. En dit uitgangspunt is wel degelijk een spiritueel uitgangspunt. Er is geen priester die bemiddeld naar God, geen geloofsleer die wij volgen. We kijken niet omhoog naar de priester en zo uiteindelijk naar God. Wijzelf zijn degenen die ons spirituele pad zullen moeten banen, hier en nu in deze wereld. We zijn niet omhoog maar omlaag gericht.

De vraag of er politiek in onze overwegingen en in ons gesprek hoort te zijn – is al een tijd niet meer aan de orde in De Duif. Vroeger werd er wel degelijk over gesproken. De laatste keer was denk ik bij het referendum over IJburg – toen er een stemadvies werd gegeven. Nee, we zijn het geloof ik wel eens, in de kerk geen standpunten over politieke besluiten, over deelname aan oorlogen, over begrotingen en algemene beschouwingen.
Toch zijn we wel degelijk betrokken bij maatschappelijke problemen, en vinden daar inspiratie voor in de bijbel. In Oudtestamentische teksten gaan de profeten tekeer tegen de uitbuiters van de armen, tegen degenen die willens en wetens de zwakken een poot uitdraaien – die liegen en bedriegen en tegelijkertijd de schone schijn in stand houden. We lazen net nog de profeet Amos, die flink tekeer gaat en die de uitbuiters bezweert dat hun daden nooit worden vergeten, eeuwig duurt onze rechtvaardige.
Meestal blijft de discussie over de wijze waarop de kerk met de maatschappij bezig is steken in deze tweespalt: ofwel er is politiek in de kerk, ofwel spirituele mensen trekken zich terug, proberen zuiverheid van ziel na te streven, de berg op, weg van het aardse slijk.

Het bijzondere van de benadering van Pema Chödrön is, dat ze spiritualiteit helemaal niet ziet als de berg opgaan in steeds mooiere transcendentie, weg van de problemen van het leven. Nee, we laten ons schizofrene zusje niet in de steek om zelf het heil te vinden. Integendeel, de enige echte spiritualiteit is omlaag, naar het lijden van alle schepselen toe.
Ik herinner me dat de directeur van het uitzetcentrum Ter Apel in Drente in een interview met het dagblad Trouw zei dat hij bezoekwerk van vrijwilligers aan uitgepro¬ce¬deerden in zijn centrum onzin vond. Dat hadden die mensen niet nodig. Je gaf ze alleen maar hoop. Dat verwijt hebben politici ook naar ons geuit. Wij kerkmensen, mensen die het opnemen voor uitgeprocedeerden, gaven mensen hoop, waar mensen geen hoop meer zouden moeten koesteren.
En hier zit nu net het keerpunt, de andere benadering van spiritualiteit. Juist bij mensen die geen hoop meer koesteren – daar moet je bij zijn. De enige echte spiritualiteit is omlaag, naar het lijden van alle schepselen toe.
Mensen moeten er zijn als er hulp nodig is, natuurlijk. Maar ook als er niets meer op te lossen is, dan moet je er juist zijn. Juist dan hebben mensen het nodig gezien te worden in hun wanhoop, in hun vertwijfeling. En dat is om de dooie dood niet makkelijk.

De reis gaat omlaag, zegt Pema Chödrön, in plaats van het lijden te overstijgen begeven we ons in het tumult en de twijfel. We begeven ons in onze eigen tumult, onze weerzin, en we begeven ons in het tumult van een ander in zijn angst en paniek. We begeven ons in de twijfel. Heb ik wel iets te bieden, wat moet ik doen – ik weet niets.

Iedereen kent de weerstand, dat gevoel dat je geen zin hebt om op ziekenbezoek te gaan in dat kale verpleeghuis, dat stinkende ziekenhuis. Je ziet er tegenop iemand te bezoeken die doodziek is, je weet niet wat te zeggen, je hebt niks te zeggen. Smoezen genoeg: hoe goed ken je hem nu eigenlijk, je hebt toch ook niets te bieden, waarom zou je gaan. En daar ga je dan toch maar met je ongelukkige bosje bloemen of doosje chocolade. Om te ontdekken dat het belangrijk was dat je kwam, dat het genoeg is om te komen en er te zijn, meer niet.
Je hoeft meestal niet veel meer te doen dan aanwezig te zijn, aandacht te hebben, te luisteren, te knikken, mee ontroerd te zijn, mee te lachen. Soms is er een gesprek, maar meestal is je aanwezigheid genoeg.
Het is heel belangrijk om dit te zien. Je zag ertegen op, je bent gegaan, het viel mee. En dan vind je jezelf misschien truttig dat je er tegenop zag, je schaamt je er achteraf voor dat je niet eerder ging. Dat is niet nodig. Het is normaal dat je ertegenop zag, je zou namelijk best graag iets willen doen, maar je weet dat je niets kan doen. En het is logisch dat je opgelucht bent, daar hoef je je niet voor te schamen.

Liefde wijst ons de weg. Als we van iemand heel veel houden kunnen we dicht bij hem of haar zijn, ook al heeft hij pijn, ook al ontluistert zijn lichaam, al schreeuwt en kermt hij. We kunnen het niet laten om hem vast te houden, te liefkozen. Je schreeuwend kind neem je op schoot. Je stervende geliefde laat je niet in de steek.
Als we dat kunnen voor wie we liefhebben, dan is dat een gebied dat we kunnen oprekken, groter maken. Dan zullen er steeds meer mensen binnen dat gebied vallen, meer mensen om te koesteren, te troosten, om met onze aanwezigheid te tonen dat we hen zien. Dan kunnen we ook zacht omgaan met onszelf, onze eigen tekortkomingen.
Hoe vaker je gaat, je weerstand opzij zet en kwetsbaar als je je voelt toch gaat, des te dapperder je wordt. Je verbergt je niet achter optimistisch geklets, je weerhoudt jezelf om mooie woorden te bazelen, maar je bent er en kijkt en voelt. Hoe vaker je dat doet, des te meer leer je het juiste moment onderkennen om een hand vast te houden, het juiste woord te zeggen, de juiste toon te treffen. Dan voelen mensen zich gezien en erkend.

Ik vind deze zinnen zo prachtig in het stukje dat we lazen:
“We springen erin. We glijden erin. We stappen er behoedzaam in. We bewegen ons erheen zoals we maar kunnen. We verkennen de werkelijkheid en onvoorspel¬baarheid van onzekerheid en pijn, en we proberen die niet weg te duwen.
Als dat jaren duurt, als dat levens lang duurt, laten we dat zo zijn. In ons eigen tempo, zonder haast of agressie, bewegen we ons omlaag en omlaag en omlaag. Miljoenen anderen vergezellen ons, onze lotgenoten bij het ontwaken uit de angst.”

Je gaat je weg in je eigen tempo. Overvraag je niet, wees zacht.

Het ontwaken van je hart is ontwaken uit angst, zegt Chödrön. We hebben allemaal een klein hartje dat ons angstig influistert dat we ons geluk moeten vasthouden, dat we pijn en verdriet op afstand moeten houden. En dat angstige beklemde hart heeft ongelijk. Als we voorzichtig naar pijn en verdriet toe gaan gebeurt er iets moois: ons hart ontwaakt uit de angst. Een golf van medeleven en liefde ontspringt. Als je hart ontwaakt is er nieuwsgierigheid, openheid. Je wordt geraakt, je laat je raken – je wendt je niet af, ook niet als je pijnlijk wordt geraakt.

Het ontwaakte hart is een hart dat vrij is om het gehele scala van gevoelens te ervaren. Het is open en gevoelig en heeft het vermogen om de wereld te hervormen.

Hemelschokkend was het kerkasiel niet, tien jaar geleden. Hier in de kerk waren we erbij, bij wat we niet konden oplossen. We kletsten samen, kookten, we aten Gorme saabzi. We zeiden tegen onze jongens: zin in een potje tafeltennissen? Zo simpel was het ‘erbij zijn’. We hebben ze naar de volgende kerk in deze asielestafette gebracht. En met een groepje hebben we hen vergezeld naar het aanmeldcentrum, en we bleven er buiten de poorten wachten. We hebben actie gevoerd: kijk dan naar deze mensen, zie hun situatie, het is niet terecht als ze worden uitgezet. We lieten ons raken en hadden het goed.

Soms is bij pijn en verdriet zijn makkelijker dan we dachten, soms valt het tegen. Dan is het zwaar, worden we geraakt in onze eigen angst en pijn. Maar altijd is het bevredigend en vervullend om je te laten raken en niet weg te rennen.

Ontwaakt je hart dan komt liefde in actie. En liefde vindt haar eigen vervulling, haar eigen voeding en verwacht helemaal niets terug.

Amen.



Nodiging

Iedere week weer delen we hier brood en wijn met elkaar. Om te bevestigen dat wij geen leegte najagen, geen waarheid ontvluchten, Gods naam niet vergeten.

Weet je genodigd om hier brood en wijn te delen met elkaar, opdat het je zal sterken om mens te worden, met een ontwaakt hart en open armen.

 


Zegenbede
 

Moge de Krachtige en Tedere dicht bij ons zijn
de komende dagen en alle dagen in ons verdere leven.

Moge Zij onze ogen openen en ons hart doen ontwaken,
opdat we onverschrokken en vol mededogen
midden in het vuur van het leven durven staan.

Moge Hij ons kracht en tederheid schenken
en steeds weer een nieuw begin.
Amen

 
       
 
 

FV 2007-11-13 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl