|
Van
de priesternood een deugd maken.
Drs. Kees Kok toespraak 10 november 2007 tijdens symposium
De inhoud van het rapport Kerk en Ambt, bevat voor de meesten van ons
geen nieuwe inzichten. Het bijzondere ervan is, dat het bestuur van de
Nederlandse dominicanen het heeft aangedurfd de bekende feiten op papier
te laten zetten als bijdrage tot een vernieuwde en verdiepte discussie.
Het stilzwijgen moet verbroken worden, ook als er vanuit Rome afwijzend
wordt gereageerd op het rapport en een gepland symposium wordt verboden.
De feiten mogen niet nieuw zijn, de bevestiging ervan door het gedane
onderzoek in een aantal parochies is schokkend genoeg.
Er zijn te weinig priesters, en bij afwezigheid van een priester kan er
geen eucharistie worden gevierd. Dat is het officiële standpunt.
Aan de gewijde, celibataire, mannelijke priester wordt zo een magische
macht verleend. Door priesternood gedwongen neemt men zijn toevlucht tot
‘woord- en communievieringen’ met voorgeconsacreerde hosties,
geleid door een ongewijde man of vrouw. Men noemt dat soms agapè-viering,
gedachtenisviering, of, nog vager: ‘weekendviering’. Circa
éénderde van alle weekendvieringen in Nederland bestaat
intussen uit dergelijke woord- en communiediensten. Woordvoerder Bemelmans
van het bisdom Roermond noemt ze misprijzend ‘eucharistie met een
gaatje’.
De meeste ondervraagde parochies en kerkgangers kunnen of willen echter
geen onderscheid maken tussen de eucharistie-met-priester en deze ‘communievieringen’;
zij zien daar, om bij Bemelmans beeldspraak te blijven ‘geen gat
in’. Tot ergernis van de bisschoppen geven de ‘woord- en communiediensten’
ook aanleiding tot allerlei ‘illegale’ praktijken, zoals het
gebruik van niet goedgekeurde tafelgebeden en het, bij een ontstaan tekort,
toevoegen van niet-geconsacreerde hosties aan de geconsacreerde.
En zo lijkt de kerk, aldus het rapport, “steeds meer op een ingehouden
verzetsorganisatie dan op een van boven af bezielde geloofsgemeenschap”.
Hier en daar besteden kerkgangers hun kerkelijke bijdrage al aan een onafhankelijke
stichting met een eigen bestuur, los van het officiële kerkbestuur,
om zelf gekozen voorgangers aan te kunnen stellen en te betalen. Maar
omdat de kerkgebouwen doorgaans van het bisdom zijn, loopt men daarbij
vaak letterlijk tegen muren aan.
Het rapport der dominicanen constateert dat bij dit alles de tegenstelling
een rol speelt tussen twee kerkvisies of -modellen: de visie op de kerk
als piramide, met een verticale hiërarchische ordening, waarbinnen
de priester door de wijding tot een andere zijnsorde is verheven, boven
de leek. In die visie is ook weinig plaats voor de pastorale werker –
voor vrouwen nog minder dan voor mannen – met name waar het gaat
om de liturgie en de bediening van de sacramenten. Daartegenover staat
een meer horizontale visie op de kerk als lichaam, waarin alle ledematen
hun eigen inbreng hebben, zoals dat ook is terug te lezen in de documenten
van het Tweede Vaticaans Concilie: de kerk als ‘volk van God’.
Het moge duidelijk zijn dat het rapport kiest voor die laatste visie.
Het pleit voor de keuze door de parochies van eigen voorgangers, respectievelijk
een team van voorgangers, mannen én vrouwen. Het sluit daarbij
een wijding door de bisschop, als vertegenwoordiger van de grotere plaatselijke
kerk, niet uit, maar die wijding zou, zo althans versta ik het pleidooi,
eerder een bevestigend, dan een magisch karakter moeten hebben: wijding
als erkenning van toewijding. Ook wordt nog eens vermeld, dat de celibaatswet
zoals die nu nog functioneert, niet door Jezus of door de apostelen is
vastgesteld, maar pas achthonderd jaar geleden, tijdens het Tweede Lateraans
Concilie.
Het rapport geeft ook in enkele alinea’s zijn visie op de eucharistie
als het symbolisch breken en delen in navolging van Jezus. Het gaat om
een tafelgemeenschap in de joodse traditie, die in principe voor allen
open staat. ‘Bij de viering van de eucharistie ligt de hele wereld
op tafel’, lezen we, en doet heel het clair-obscur van de ‘bijbelse
geschiedenis’ mee, van Exodus – bevrijding en uittocht –
tot leven en dood van Jezus, maar ook van de verdere hoogte- en dieptepunten
van heel de (kerk)geschiedenis, tot en met de holocaust. Daarmee keert
het rapport zich tegen de opvatting van de eucharistie als ‘offer’,
zoals die ook onlangs weer in kerkelijke documenten is benadrukt, en die
samenhangt met ‘de eenzijdige nadruk op het verticale karakter van
de eucharistie’.
Het rapport noemt aan het eind enkele criteria die ook voor gekozen voorgangers
zouden moeten gelden: een ‘aanstekelijke geloofshouding’,
‘bijbelse know how’ en kennis van de christelijke traditie,
liturgische creativiteit en organisatietalent. Waarbij, neem ik aan, die
uiteenlopende ‘charisma’s’ ook over verschillende personen
verdeeld kunnen zijn. Een goede liturg of predikant zonder organisatietalent,
bijvoorbeeld, kan zich heel goed door een meer praktische collega laten
‘managen’.
Deze hartenkreet van de dominicaanse gemeenschap in Nederland wordt afgesloten
met een citaat van de Zwitserse dichter Kurt Marti:
Waar blijven wij
Als iedereen zei, waar blijven wij
en niemand ging eens kijken
waar wij bleven als wij gingen.
Het is goed te begrijpen dat er mensen zijn die zeggen: als wij die kant
op gaan, de kant van het eigen initiatief, het kiezen van eigen voorgangers,
waar blijven wij dan? Ze bedoelen: waar blijven wij dan in de kerk? Die
vraag kan een verlammende uitwerking hebben, zeker als je ervan overtuigd
bent dat de grenzen van de kerk en wat er in de kerk mogelijk is uitsluitend
wordt bepaald door ‘Rome’ en haar bisschoppen, zonder enig
overleg en inspraak van onderen.
Deze dag is georganiseerd door de Dominicusgemeente, de Duif en de Amsterdamse
Studentenekklesia, en wordt mede gedragen door de Mariënburgvereniging.
Namens de drie genoemde gemeenten meen ik te mogen zeggen: wij zijn inmiddels
zo’n 35 tot 50 jaar onderweg. We zijn gaan kijken waar we zouden
blijven als we gingen. En we zijn er nog steeds, en met ons vele grote
en kleine gemeenten en parochies in Nederland. En we horen nog steeds
bij de grote bijbelse, joods-christelijke geloofstraditie, waarvan ook
de rooms-katholieke kerk deel uitmaakt. De meeste daarvan zijn intussen
wel voorbij aan het onderscheid tussen protestant en katholiek, al blijven
de culturele verschillen natuurlijk doorwerken. Wij zullen u niet oproepen
om u los te maken van Rome en bisdom. Wij nodigen u alleen uit om de weg
te gaan die u in geweten denkt te moeten gaan en elkaar daarbij op te
zoeken en bij te staan. Maak van de priesternood een deugd! En laat het
dan maar aan de bisschop over om eventueel te zeggen dat je je wèl
losmaakt van Rome, van Jezus en van God. Wij bieden u gaarne onze ervaringen
en diensten aan bij uw zoektocht.
Kees Kok
Auteur is directeur van Leerhuis en Liturgie in Amsterdam en heeft bovenstaande
toespraak gehouden op het symposium ‘Kerk en Ambt – hoe verder?’
in de Dominicuskerk te Amsterdam op 10 november 2007, naar aanleiding
van de brochure Kerk en ambt, Onderweg naar een kerk met toekomst.
|