Bijdrage Diana, viering 6 januari 2008.
 
 


Voorganger: Diana Vernooij

 
 

 

         
 

Inleiding

 

Goedemorgen, hartelijk welkom op deze eerste zondag van het jaar 2008. Kinderen welkom, de kussentjes liggen al weer gereed. De feestdagen zijn achter de rug, de weken zijn weer zoals gewoon: met een kop en een staart. Vandaag starten we ook in De Duif met een schone lei. Er is een nieuwjaars­receptie, de eerste ronde van onze jaarlijkse voorgangersverkiezingen – u hoort er straks allemaal meer van.

 

Het is Driekoningen vandaag, met het fantastische verhaal van het bezoek aan Jezus van de koningen, of wijzen, of magiërs, wat het ook geweest moge zijn. Welgestelde mannen waren het, ze kwamen uit het oosten en bezochten volgens de overlevering Jezus vlak na zijn geboorte. Het verhaal is typisch een fictief verhaal, verteld om het verhaal van Jezus' geboorte meer luister bij te zetten. Wat me nooit eerder opviel is dat het verhaal helemaal niet over drie wijzen gaat. Gisteren besefte ik dat pas. Ergens in de groei van het verhaal door de eeuwen heen werd het aantal op drie gezet – er waren ten slotte drie geschenken. Ze brengen goud, zie dat maar als een symbool van macht, wierook wat verwijst naar gebed en mirre, dat is een kruid dat gebruikt wordt bij het balsemen van doden. Deze symbolen in het verhaal wijzen vooruit naar Jezus' goddelijke macht, zijn inkeer en kruisdood. En om een link te leggen naar het Jesajaverhaal zijn er toen koningen van gemaakt – er staat immers bij Jesaja dat ook koningen zich laten leiden door het licht van de Eeuwige.

En ergens in de 8e eeuw kregen deze koningen ook nog een naam en een gezicht: Balthasar, Melchior en Caspar, twee witte en een zwarte koning.

 

Een fictief verhaal dus, steeds mooier gemaakt, maar daarom niet minder interessant. Een verhaal is boeiend als er steeds weer nieuwe betekenissen aan te geven zijn. We gaan het allemaal weer lezen als nieuw om het weer helemaal opnieuw te doorgronden.

 

Laten we starten, te beginnen met Freek die het verhaal aan de kinderen gaat voorlezen.

Ik wens ons allen een goede viering

 

 

Overweging. 

Toen ik nog moest beginnen met mijn carrière en helemaal niet het gevoel had dat de wereld op mij stond te wachten, had ik een hartsvriendin Sophie, die een hele andere verwachting had van haar carrière. Ik besefte dat ze uit een andere klasse kwam dan ik. Haar ouders hadden gestudeerd, hadden goede banen, ze waren van goede komaf, van een hogere klasse. Ik kom uit een familie van zelfstandige ondernemers, boeren, tuinders, stalhouders, dan krijg je een werkmentaliteit overgedragen. Aan die vriendin nu werd mij duidelijk hoe bepalend je mentaliteit is, je verwachtingen. Zij geloofde in zichzelf, dat ze natuurlijk goed was in haar vak, dat straalde ze uit – charisma noem je dat. Ik heb nooit zo in mijzelf geloofd, ik geloofde erin dat ik mezelf kon bewijzen omdat ik hard kon werken. Mijn vriendin liet me zien dat je ook ontspannen in de wereld kunnen staan. Dat was nieuw voor mij.

 

Ieder mens heeft zo van die overtuigingen, vanzelfsprekendheden die je hebt meegekregen in je cultuur en je opvoeding. Het zijn als het ware de tonen waarmee je in het leven staat, de gekleurde bril waarmee je alles beziet. Iedereen heeft zo zijn eigen insteek, met zijn eigen belevingswereld en interpretaties en je eigen typische reacties. De meeste van die patronen en overtuigingen worden door je leven heen bevestigd en kun je alleen met grote moeite onderkennen en veranderen.

 

Hier moest ik allemaal aan denken toen het driekoningenverhaal weer op mijn pad kwam. Dat is natuurlijk ook een verhaal van hogere klasse. Die wijzen die rekenen erop dat de loper uitligt, ze gaan er helemaal vanzelfsprekend van uit dat de koning hen zal ontvangen. En ze nemen natuurlijk aan, dat als íemand moet weten waar dat bijzondere kind is geboren, het de koning zal zijn. En ze worden ook ontvangen en te woord gestaan. Die vanzelfsprekendheden hebben ernstige gevolgen. Want hoewel ze zijn gewaar­schuwd door een engel niet naar Herodes terug te gaan – leidt hun eerste bezoek toch tot de gruwelijke kindermoord. Herodes duldt geen nieuwe koning uit vreemde stam.

 

Het was twee weken geleden, vlak voor kerst, dat ik voor ging met het verhaal van de herders. Dat was andere koek. De herders werden door groot licht en engelenscharen met moeite uit hun weitje getrokken naar het kind, naar een paar velden verderop in een stal. Deze koningen, van vandaag, ze komen van heel ver weg. Ze volgen een ster aan de hemel, ze trekken door landen heen, en wagen zich in voor hen onbekende werelden.

de drie wijzen Ze gaan hele nieuwe wegen. Herders en koningen, wat een verschil: armoedzaaiers, onderkanters van de samenleving die in schuttersputjes leven, tegenover magiërs, rijken, wijzen, machtigen die met een air van vanzelfsprekendheid de wereld overtrekken.

 

Die herders, die moesten wat groots durven doen, zij moesten van hun veilige schapenweitje komen om met groot lef op zoek te gaan naar Groot Nieuws. En dat lef, dat hebben sommigen wat meer vanzelfsprekend mee gekregen in hun jeugd dan anderen. Dan moet je daar meer je best voor doen, jezelf meer opporren te geloven in jezelf, je wat losser te maken uit je schuttersputje. De herders onder ons zullen de koningen in zichzelf wakker moeten maken.

 

Het is fascinerend om nu bijna het tegenovergestelde te gaan beweren als wat ik twee weken geleden te berde bracht. En dat is: echte vrijheid vind je niet als je voortdurend bezig bent een fantastische, getalenteerde, stralende IK te zijn. Ja natuurlijk, je moet het wel zijn, maar als je alleen maar gericht bent op het voeden en voelen van dat geweldige Ik, dan zal het een groot luchtkasteel blijken te zijn. Denk aan zand op het strand. Hoe houd je zoveel mogelijk zand in je hand vast? Niet door hem stevig dicht te knijpen. Want als je het vast wilt houden, dan glipt het tussen je vingers door. Maar het meeste zand blijft liggen door je hand open te draaien en onbeschermd het zand te dragen, om regen en wind hun gang te laten gaan. Je bént een fantastisch getalenteerd persoon, maar niet altijd. Soms ben je een dweil op de bank of een zeurpiet of een sukkel. Je hoeft niets op te houden, je hoeft niets te bewijzen. En je hoeft zeker niet de air van fantastisch getalenteerd persoon op te houden. Als je alleen maar in jezelf kunt geloven als anderen geloven dat je fantastisch en getalenteerd bent, dan ben je het al niet meer. Doe maar niet, probeer niet hoog te houden, laat maar los, verspil het allemaal maar. Met je galajurk nog aan kniel je voor een kind op straat, je goud en wierook geef je aan een zwerver tussen een os en een ezel – precies zoals de koningen knielden in een stal voor een kind in een bak stro.

 

In het boeddhisme wordt geleerd dat het ego, het Ik een verkramping is, een bulk vastzittende energie, dat eigenlijk hoort te stromen. En daar zit wat in. Als het erg belangrijk voor je is om je een fantastisch, stralend en getalenteerd persoon te voelen – dan verkrampt je Ik tot een schelle cimbaal.

 

Iedereen die begint op het spirituele pad begint voor zichzelf, om geluk te vinden, vertrouwen, en in zekere zin zul je dat ook vinden. Je mag er zijn, je mag vol vertrouwen groots zijn. Maar uiteindelijk gaat het niet om jezelf, het eindpunt is niet hoe je jezelf voelt. Uiteindelijk gaat het om die ander, die in de prut zit. De waarde van het leven zit erin om die ander je diensten aan te bieden, om die ander tot bloei te helpen brengen. Je Ik is pas écht bevrijd als iedereen het is. Het is een lastige boodschap om te horen – omdat we zo gewend zijn om onszelf als eindpunt te zien. Als onze ster maar kan stralen, als ik me maar goed voel en gelukkig word. Maar als die ster alleen maar mooi staat te stralen voor zichzelf, wordt het langzaamaan een ster van klatergoud. Het is voor ieder van ons een hardnekkige overtuiging en verwachting, dat de wereld om ons draait. Het is hard werken om dat te veranderen. Want je angstige vraag is of je wel gelukkig wordt, als je niet constant zelf zorgt voor je eigen geluk.

 

Onze ster straalt het mooist als hij iets in de wereld tot bloei brengt, als hij anderen verlicht, als hij dienstbaar is. Nu vind ik dienstbaarheid geen mooie term, je krijgt er meteen iets sloverigs en zalverigs bij voor ogen. Maar ik ken geen betere term. Het gaat er tenslotte om een dienst bewijzen aan anderen of aan de wereld; heil, wijsheid, schoonheid te brengen; aan het goed besteden van je kwaliteiten, en iets bijzonders te doen dat voor anderen deuren opent.

 

Jouw geluk vind je als je ster niet voor jezelf maar voor iemand anders straalt,

als jóuw ster herders en wijzen naar Groot Nieuws brengt. Amen

Nodiging – welke kinderen helpen?-

Ineke en ik nodig u allen graag uit voor brood en wijn, ons wekelijks ritueel van breken en delen. Iedereen is daarbij van harte genodigd: hoe je ook in het leven staat, wat je ook geloofd of niet – het doet er niet toe.

We delen met elkaar om elkaar te sterken en elkaar een steuntje in de rug te geven om steeds weer nieuwe wegen te wagen en onze ster te laten stralen.

 

Moge het delen van dit brood en deze beker

ons sterken in de hoop dat hij, Gods kind,

leven zal in ons,

uit kracht van U, Eeuwige.

Komt allen, want alles is gereed.

 

Vrede en een goed begin


Zegenbede

 

Moge de Krachtige en Tedere dicht bij ons zijn

de komende dagen en alle dagen in ons verdere leven.

Moge Zij onze ogen openen en ons hart doen ontwaken,

opdat we onverschrokken en vol mededogen

midden in het vuur van het leven durven staan.

Moge Hij ons kracht en tederheid schenken

en steeds weer een nieuw begin. Amen

 

Na afloop vond een geanimeerde Nieuwjaarsreceptie plaats:

       

      

     

    

 
       
 
 

RG 2008-01-13 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl