Bijdrage Harris Brautigam - 18 mei 2008
 
 

Voorganger: Harris Brautigam

Lector:  Cees Blaauw

Thema: Over God gesproken

Lezing 1: Exodus 34. 4-11

Inleiding .

De feesten van Kerstmis, - de geboorte van Jezus -, Pasen, - de verrijzenis van Jezus - en Pinksteren, - de komst van de Geest van Jezus - zou je kunnen typeren als de ‘Grote Drie' van de christelijke feesten. Die ‘Grote Drie' werden al heel lang afgerond met het feest van de Heilige Drievuldigheid: Vader, Zoon en H. Geest.

In de traditionele zondagsliturgie begint de viering met de tekst: “Gezegend zij de Heilige Drie-heid en onverdeelde eenheid; wij prijzen Haar, omdat Zij ons barmhartigheid heeft bewezen. Bij het noteren van deze tekst uit mijn oude missaal viel het me voor het eerst van mijn leven op dat er stond: wij prijzen Haar (met een hoofdletter), omdat Zij (ook met een hoofdletter): dat moet toch de feministische theologen goed doen.

Maar goed, dit terzijde, het mysterie van de Drie-ene God vind ik meer iets voor de echte theologen. Laten die hun tanden daar maar op stuk bijten.

Laten wij ons maar beperken tot wat nadenken hoe wij in ons leven proberen met God om te gaan. En vandaag mag ik dat doen aan de hand van een aantekening van Gerard van Deijl. Wij vonden die notitie toen ik met Thea, en zijn dochters Mirjam en Judith zijn uitvaartdienst voorbereidden. Ik vroeg en kreeg toestemming van hen om die tekst, die Gerard de titel ‘Godsbeeld' meegaf, voor deze dienst te gebruiken. Moge, mede dank zij zijn gedachten, wij met dit alles een goed en inspirerend samenzijn beleven.

 

 

Lezing 2 Godsbeeld -- Een tekst van Gerard van Deijl --

 

Zo opeens maar, krijg ik de behoefte om mijn Godsbeeld aan het papier, dus ook aan jullie, toe te vertrouwen.

Als je die drang voelt, dan moet je er wel onmiddellijk op ingaan, want de inspiratie hierover komt niet zo vaak. Het past ons respect te hebben voor het Godsbeeld van anderen; omdat dit, mogen wij aannemen, ontstaat uit spaarzame momenten van beleven en ervaren, die zo heel anders zijn dan de alledaagse ervaringen.

 

God ervaren, en een beeld van Hem vormen, zijn voor mij twee aparte zaken. Mijn geest, (en ik ben ervan overtuigd dat we die hebben) heeft heel andere mogelijkheden en vermogens dan mijn lichaam. Mijn geest kan zich in onmeetbaar korte tijd over onmeetbaar grote

afstanden verplaatsen. Mijn lichaam moet zich houden aan de natuurwetten, is traag en beperkt en tenslotte sterfelijk.

 

Bij het ervaren van God, zoals het mij kan overkomen als ik luister naar muziek of gedicht, bij het ontmoeten van een goed mens, het zien van de mateloze kracht van de sterrenhemel, of zo maar, zonder aanwijsbare reden, zoek ik geen tastbare God. De intense vrede die over je komt, ervaar ik als Gods nabijheid.

 

Ik denk dat in zulke ogenblikken de geest zich wat vrijer kan bewegen, en wat dichter naar zijn bron komt. Keer ik weer terug naar de grond, dan krijgt mijn lichaam weer de overhand, en wil God weer zien als materie, liefst in een lichaam, zoals van ons. God zien als Geest, schenkt mijn combinatie (lichaam en Geest) geen bevrediging.

Ik wil God later ontmoeten als een Vader. (Jezus had het zelf steeds over Zijn Vader). Maar aan een lichaam zoals wij dat kennen, kleven bezwaren, kwetsbaar tot en met. Ons denken, ons voorstellingsvermogen, is afgestemd op de tastbare wereld om ons heen.

Wij kunnen geen vorm geven aan geestelijke zaken. Ons voorstellingsvermogen is TE beperkt. Net zo min als we ons een voorstelling kunnen maken van eeuwigheid en oneindigheid, kunnen we ons een beeld van God maken.

 

Ik heb er vrede mee te geloven, (ik ben er zeker van ) dat als mijn geest zich zal losmaken van mijn lichaam, hij ( mijn geest) in een, nu voor mij onvoorstelbare omgeving zal komen, en dan hoop ik, dat Zijn Geest de mijne zal opmerken.  -- Gerard van Deijl --

 

Overweging.

Mensen praten niet zo makkelijk over God, Dat is te ver weg, Te beladen. Ik merk bij mezelf dat ik soms in een gesprek over geloof met willekeurige mensen altijd over een drempeltje moet als ik wil aangeven dat ik in God geloof. Het is dan net of ik de meewarige lach of de afwijzende reacties van de gesprekspartners voel aankomen. Alsof je toch niet helemaal voor vol wordt aangezien omdat je in God gelooft.

Nou zal dat wel komen omdat we niet zo gewend zijn om over onze innerlijke gevoelens en belevingen te praten. Maar het komt vast ook omdat degenen die wel over God praten dit lekker ontkennend doen: God? Er bestaat geen God. Onder het motto dat er geen wetenschappelijk bewijs valt te geven wordt kort en duidelijk gesteld dat God niet bestaat.

De ontkenners staan ogenschijnlijk vast, met beide benen op de grond. Soms zo vast, dat ze het wonder van het plantje dat ze onder hun voeten vertrappen niet eens in de gaten hebben!

 

Genoeg even, over die negatieve opstelling. Wij zijn hier nu bijeen, bewust of onbewust, als een teken dat wij wél iets met God hebben. Meer als zoekers dan als weters, maar toch met een diep gevoel dat er ergens een God is die iets met mijn leven te maken heeft.

 

Spreken over God: waar begin je aan. Ik begin dikwijls mijn gebeden met: Eeuwige die ver weg lijkt en ongezien: ver weg en ongezien? Ja en nee. Ver weg voor degenen die tevergeefs op een gebedsverhoring hoopten: op een wonder, een genezing, het vinden van een oplossing in een verdrietige levenssituatie. Maar toch citeren wij Zijn naam, zoals in het brandende braambos uitgesproken: Ik – zal – er – zijn. Dicht bij, hopen wij!

 

Ik lees in de notitie van Gerard ook niet dat hij op zoek was naar een tastbare, aanwijsbare God. Hij schrijft over een ‘intense vrede die over je komt' als ervaring van Gods nabijheid. Een intense vrede die het geschenk kan zijn van de natuur, van mooie muziek, een liefdevol gebaar van een medemens. Soms een geschenk dat ik mezelf geef, als ik het stil weet te maken in en rond mijzelf.

 

Als ik wat rondneus in de oude liturgieën rond deze tijd, dan valt het me op dat de strekking van veel gebeden zo passief en afhankelijk is: in de trant van ‘bescherm me', ‘bevrijd me', ‘neem van ons weg'. Begrijp me goed, ik wil niet zeggen dat het onzingebeden zijn, maar de sfeer die het ademt is zo grauw, zo bewegingloos makend. Een permanent schuldgevoel aan pratend. Ik kan me voorstellen dat mensen er zich misschien goed, want lekker passief bij voelen. Maar ik vind het niet gezond, juist omdat het passief maakt. Alsof je onder invloed van een loommakende drug bent. En – ik geef het toe dat het mijn stokpaardje is –die sfeer geeft veel te veel macht aan kerkelijke instituten die zich menen te mogen aanmeten dat zij precies weten wat Gods wil is! En dat geeft macht. Macht over mensen. Maar ze weten het niet! Ze weten niets meer dan wij!

 

Er is iets anders aan de hand. Dat was ook het thema van Pinksteren. Er is juist een durende uitdaging dat het passieve in feite afwijst. We zongen er net van: we komen samen, openen het boek van de H. Schrift, breken brood en delen wijn: om met elkaar nieuwe mensen te worden die wat willen met deze aarde. En ons grootste probleem is steeds dat ik niet goed kan horen. Dat ik soms die uitdagende roep in ons niet wil of durf horen.

Deze thematiek komt regelmatig vanouds op een bepaalde manier naar voren in de HH. Schriften. Als Mozes de stenen tafelen voor de 2 e keer krijgt, vraagt hij heel nadrukkelijk “Ga met ons mee”! En God gaat mee: let wel: ‘met ons.! Hij vraagt wel: onderhoud wat ik u voorschrijf. Het is steeds maar weer een kwestie van “Gaan”: door de Dode Zee, door de woestijn, door de geschiedenis, de Pinkstergeest stuurt mensen de zaal uit, op pad, om te gaan. Niet om te blijven zitten in een soort passief schuldgevoel.

“Ga mee in ons midden”, is onze noodkreet. “Tot waar het land is”!

 

Ik merk bij mezelf dat ik de discussies of God nu wel of niet bestaat steeds minder belangrijk vind. De God waarin ik in mijn jeugd mee kennis maakte, en die met mij meegegroeid is in mijn leven, nemen zij niet meer van me af. Het is de God van God-met-ons, die mijn naam schreef in de palm van zijn handen, zoals de psalmist dichtte, de God die mij niet alleen laat. Ik herken die God niet, ik zei het al, in die instellingen die namens God zeggen te spreken. Ik schrik me rot bij religies die Allah weliswaar de Barmhartige noemen, maar rustig verkondigen dat diezelfde barmhartige Allah wil dat iedereen gedood mag worden als je niet in Hem gelooft of dingen zegt die niet volgens het boekje zijn. Ik voel me gegeneerd als ik lees en hoor hoe psychopaten, want dat zijn het, soms rondlopen die besloten groepen oprichten met allerlei uitwassen in de naam van God, die het daglicht niet kunnen verdragen.

Ik pik gretig op als ik hier of elders hoor hoe mensen of een gemeenschap serieus en bescheiden als Godzoekers ronddwarrelen. Ik dwarrel dan gretig mee. In de hoop meer van die Ene Eeuwige te begrijpen en er van te genieten dat hij ons vrij schiep, met eigen hand!

 

Eén van onze mededuiven, Gerard, vertrouwde aan papier toe hoe zijn Godsbeeld was. Het is een soort meditatie geworden. Op zijn verantwoordelijkheid. U hoeft het er niet mee eens te zijn. U hoeft het niet precies zo over te nemen. Maar het geeft iets weer van de vrije en bescheiden houding die een mens t.o.v. de God in wie hij gelooft durft aannemen.

 

Terugkijkend op de geschiedenis van het uitverkoren volk zie ik dat God geen eenheidsworst van zijn mensen maken wil. God wil dat wij steeds ‘gaan'! Hij ademt ons open, als vrije en vrijmoedige mensen. Ieder mag en kan dat doen op zijn eigen manier. Vrijmoedig en zonder angst. Terwijl ik dit opschreef moest ik denken aan een kindergebed dat ik ooit eens onder ogen kreeg. Het gaf mij een beeld van die vrijmoedigheid en openheid in omgang met God waar het om gaat, en dat kunnen we dan op onze volwassen manier uitwerken.

Dat kind bad tot God:

“God, ik heb gedaan wat ik beloofd heb. Krijg ik nu mijn paard”?

 

Misschien kunnen we hier iets mee: Amen, moge dat zo zijn!

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2008 |

 
 

RG 2008-05-22 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl