Bijdrage Henk Kemper - zondag 15 februari 2009

 
 

Voorganger: Henk Kemper

Lector: Fieke Kuijper

Lezingen:

2 Koningen 5, 1-15b

Genesis 1, 9-13

Lukas 8, 4-15

 

Thema: Vruchtbare grond

Henk Kemper

Welkom en inleiding.

Goedemorgen, hartelijk welkom in deze viering van schrift en tafel. Fieke en ik heten iedereen hartelijk welkom op deze zondagmorgen. Bekende, vertrouwde gezichten zien we én gezichten van mensen die voor het eerst hier zijn: voel je welkom, dit uur, allemaal.

We hopen dat we je een uur van bezinning en rust kunnen bieden.

 

Het boek Genesis, het boek Koningen en het evangelie van Lukas komen vandaag voorbij. En dat gebeurt in verhalen die bol staan van symbolieken en historische achtergronden. Verhalen ook die op de een of andere manier gekoppeld lijken. Ik weet niet of je al door het boekje hebt gebladerd en ja, het is waar, het zijn flinke teksten. Maar ze zijn ook zo verhalend en beschrijvend dat ik de tekst geen geweld wilde aan doen door ze in te korten. We gaan er straks maar eens goed voor zitten.

 

Vruchtbare grond staat er voor op het boekje. In onze moderne tijd is van elke grond wel iets te maken. Met wat kunstmest hier en daar en de juiste bodemmengsels is elke grond wel vruchtbaar te krijgen. Vandaag hebben we vruchtbare grond hard nodig. Maar dan om te zaaien. En we zullen zien dat niet alles wat je zaait zal leiden tot gewas. Er is meer nodig dan alleen zaaien. Waar het óók om gaat is: wát valt er, in bijbelse zin, te zaaien. Wat is de overeenkomst, of juist het verschil, tussen gewoon agrarisch zaaien of Bijbels zaaien.

Wellicht gaat het niet om het proces maar om de opbrengst.

 

Er staat ook een mand met bollen die je in de grond kunt stoppen. Daarvan mag iedereen straks iets meenemen. Ik hoop dat je de symboliek hiervan zult snappen ná mijn overweging.

 

Ik heb geprobeerd om door de dienst heen woorden en muziek te plaatsen die ons kunnen helpen bij het nadenken over hoe je in het leven wilt staan. Kortom, ik wens ons allen een uur van bezinning en rust en overdenking. Laten we eerst ruimte maken in ons hoofd en in ons hart om open te staan voor onze schepper.

 

Fieke Kuijper

Overweging.

Het zijn, in de chronologie bezien, nogal ver van elkaar liggende verhalen die we vandaag voorgeschoteld hebben gekregen. Het boek Genesis, het boek Koningen en een deel van het evangelie van Lukas. In rap tempo een hele doorsnede uit de Bijbelse geschiedenis.

En tussen die verhalen door lijkt de het eerst in het oog springende factor te zijn: water en oogsten.

Laat ik maar eens langs de lezingen lopen in de volgorde waarin we ze ook hebben gelezen. Te beginnen dus met het verhaal van Naäman en Elisa. De profeet Elisa behoort tot de zogenoemde kleine profeten. De naam Elisa (Elisja) betekent zoveel als: “Mijn God redt / Mijn God behoudt”. Ofschoon zijn bestemming vast leek te staan, beschikte God anders. Elisa volgde niet zijn vader, een rijke boer op, maar werd de opvolger van Elia. Dit om het werk van Elia af te maken. En dat werk bestond uit het uitbannen van de heidense Baälverering.

Dat deed hij onder meer door een Profetenscholen te stichten. Een soort van colleges waar de zogenoemde “zonen der profeten” opgeleid werden en er een thuisbasis hadden. Het belangrijkste doel was om de mensen weer te laten ervaren dat bij de Heer alleen geestelijk en lichamelijk heil is te vinden.

 

Tegen deze achtergrond lezen we het verhaal van Naäman, de bevelhebber van het Aramese leger. Niet bepaald de vrinden van Israël. Omgekeerd evenmin. Op één van de strooptochten was een meisje meegevoerd dat als slavin diende in het huis van Naäman. Kennelijk kende zij de profeet Elisa. En zij raadt in het verhaal via de vrouw die ze dient namelijk de vrouw van Naäman, Elisa aan. Dit in de overtuiging dat deze Naäman kan redden. Want Naäman leed aan huidvraat. Het woord huidvraat is een nieuw bedacht woord voor de nieuwste bijbelvertalingen. Onze eerste gedachte is dat het gaat over een vorm van melaatsheid, lepra.

Toch is dat niet helemaal het geval. Ik heb nagezocht dat lepra in de tijd van het verhaal nog helemaal niet voorkwam in het Midden-Oosten. Pas in de vierde eeuw vóór Christus kwam de ziekte mee met de troepen van Alexander de Grote die zich uit Azië terugtrokken. Huidvraat is afgeleid van het woord tsara'at. Om dat te duiden moeten we terug naar het boek Leviticus, waar we leren dat tsara'at een term is voor diverse huidaandoeningen die door de priesters moeten worden onderzocht. Een eventueel slachtoffer moest dan in, zoals we dat tegenwoordig zouden noemen, quarantaine geplaatst worden, wachtend op eventuele genezing.

 

Hiermee zeg ik natuurlijk niet dat Naäman slechts een onschuldig aandoeninkje had dat met een likje zalf kon worden verholpen. Want een dergelijke aandoening leidde in de regel tot verstoting uit de gemeenschap. En dat voor een groot veldheer! Een veldheer die zijn land diende en succesvol was. Bovendien werd een dergelijke ziekte niet zelden gezien als straf van God, waardoor je nóg meer buiten de gemeenschap stond. Naäman kon zijn baan en luxe bestaan wel vergeten.

 

De koning van Aram getuigt van medelijden en laat Naäman vertrekken naar vijandig land. Met een heel gevolg vertrekt Naäman dan naar Israël. Met tien talent zilver, zesduizend sjekel goud en tien stel kleren. Da's nu niet bepaald materiaal dat je even in je handbagage stopt. Er kwam dus een flinke delegatie aan aan het hof van Israël. En de koning van Israël vertrouwt het hele zaakje niet. Hij vermoedt dat hier sprake is van een poging een conflict uit te lokken dat weer tot oorlog zal leiden. Kennelijk een trekje dat altijd op de loer lag en ligt in Israël. De koning scheurt zijn kleren in stukken. Een symbool voor uiting van rouw. Jammer, want Naäman is slechts uit op een gesprek met Elisa. En hoe dat af loopt kunnen we prima volgen in het verhaal.

Het is Naäman die zich voor gek gezet voelt door niet eens te woord gestaan te worden door de profeet, maar die door het hulpje naar de rivier gestuurd wordt. Zijn dienaars overtuigen hem er van tóch maar naar die rivier te gaan, waar hij gereinigd wordt. Een geval van “eerst zien en dan geloven.” Liep hij eerst kwaad weg en geloofde hij niet in genezing. Eenmaal genezen was put hij zich uit in dankbetuigingen aan het adres van Elisa. En hij vraagt een last Israëlische grond mee om thuis op “heilige grond” te kunnen bidden. Daarmee is dit kinderlijk eenvoudige verhaal ten einde. Zoiets als “hij leefde nog lang en gelukkig” zou er achter gestaan kunnen hebben. Naäman had ongetwijfeld voorafgaand aan deze genezing al het nodige ondernomen om te genezen. Je vraagt je af wat er in deze gebeurtenis dan zo anders is dan de andere behandelingen die hij mogelijk al had ondergaan. Misschien is het dit: om heil te vinden was er iets anders nodig dan alles wat hij al gedaan had. Een eenvoudig ritueel leidde tot zijn genezing. Daarbij gaat het niet om het ritueel op zichzelf. Het is écht vertrouwen stellen in dat wat je niet voor mogelijk houden kunt. Het is een verhaal van “geloven in”. Niet in politiek, niet in aanzien, niet in macht, maar gewoon vertrouwen hebben en geloven in iemand die spreekt namens God. Dat gaat over grenzen heen.

 

Ook in de verhalen van Jezus van Nazareth gaat het regelmatig over genezend optreden. Zo ook vandaag. Er wordt eerst een beeld geschetst van het reisgezelschap en aan een grote menigte vertelt Jezus, zoals zo vaak, een gelijkenis. De gelijkenis van de boer die zijn land ging inzaaien. Een beeld dat de mensen uit de agrarische streek bekend voor moest komen.

Zelf ken ik dat beeld van een zaaiende boer slechts uit een verre herinnering en meer nog van één van die schoolplaten van tekenaar Jetses. Je zag dan zo'n boer met grote klompen en kloeke tred door het landschap gaan. Met een zak met zaaigoed om zijn hals en flinke, uithalende bewegingen maken om zo het zaaigoed te verspreiden. Logisch, denk je dan, dat een deel van het spul niet helemaal op de goede plek terecht komt.

 

Het was geloof ik Fons Jansen, de “kerk-op-de-hak-nemer” die zei: ik zou het evangelie allemaal nog wel snappen als de dominee het maar niet steeds ging uitleggen. Vandaag hebben we geluk, want Jezus zélf legt uit wat de bedoeling is van de gelijkenis. En over die uitleg kan ik vanzelfsprekend niet heen. Alleen is de vraag: waarom lezen we dit en wat kunnen we er mee. Ik denk het volgende: Na zaaien komt niet domweg afwachten of er iets goeds van komt. Maar er komt een periode van wieden en verzorgen en water geven en weer eens wieden en bewateren en ten slotte oogsten. Zorgen dat dat wat gezaaid is ook goed terecht komt. Moet je dan niet zorgen voor verloren gegaan zaad? Iemand zei bij de voorbespreking van deze dienst: “Is er eigenlijk wel zaad dat verloren gaat?” Ook zaad dat op de weg terechtkomt heeft een bestemming. De vogels eten dat bijvoorbeeld. Het leidt alleen niet meteen tot een oogst. Uit zaad dat goed valt komt een rijke oogst voort: honderdvoudig. Daarvoor moeten wij zorgen.

 

Wat hebben wij te zaaien binnen de context van deze lezing? Wij kunnen liefde tonen naar onze medemensen. En hen weer op de voeten helpen als ze omvallen. Dat is zaaien en wieden en oogsten. We kunnen onze nazaten vertellen over de opdracht die we hebben. Doorgeven wat is gegeven en nagelaten. We kunnen pogen om onder alle omstandigheden integer te blijven en vrij te blijven van eigenrecht. We kunnen een goed voorbeeld zijn en nederig en niet op de voorgrond treden met een grote mond. We kunnen anderen helpen te groeien in hun bestaan en hen hun eigen weg laten kiezen en gaan. Maar er wel te zijn als dat nodig is!

We kunnen grenzen van anderen respecteren en geduld hebben met iedereen.

Het lijken allemaal heel eenvoudige dingen maar ze stellen ons dagelijks handelen soms erg op de proef. Laten we eerlijk zijn, we vinden het soms lastig of zelfs vervelend om weer naar die persoon te luisteren. En weer naar die eeuwige zeurkous toe te gaan. En toch is dat wat de boodschap is vandaag. Precies zoals het opgetekend staat bij monde van Jezus: “Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen.”

 

En dat nu is helemaal in lijn met het kleine stukje van het Genesis-verhaal dat we lazen. We krijgen de komende week allemaal een folder in de bus van een organisatie die wil dat we de leer van Charles Darwin niet geloven. Slechts wat letterlijk in Genesis staat rond het scheppingsverhaal kan in hun ogen waar zijn. Volgens mij doet het niet ter zake wie gelijk heeft. Want er staat in de perikoop van vandaag een mooie regel: er staat: Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten met allerlei bomen die vrucht dragen met zaad erin”. Binnen het kader van vandaag is dat volgens mij waar het om gaat. Dat wij er voor zorgen dat we zowel zaaigoed zijn als oogst durven te zijn. Dat het zaaigoed goed terechtkomt. Dat we het goed verzorgen.

Ik hoop dat jullie straks allemaal iets mee willen nemen van de bollen en ze in de grond of in een pot willen stoppen. Als symbool van je bereidheid mee te willen doen aan het zaaifeest van de Heer. Dat jij vruchtbare grond wilt zijn.

 

Hoe wij dat dagelijks kunnen? Wel, precies zoals we straks zullen zingen: (nou ja een klein beetje vrijer vertaald dan)

 

Hore mijn oor het ongehoorde,

zodat ik alert ben op de dingen die ik om mij heen zie.

Laat onze monden woorden van vrede spreken

en laat onze handen de ander troosten.

Want in dat geval gaan mijn voeten een vredevolle weg

en zal mijn hart overvloeien van vreugde.

 

Moge dat zo zijn.

 

 

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2009 en 2009 |

 
 

RG 2009-02-15 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl