|
||||
Bijdrage Rob Gijbels, viering 29
maart 2009
|
||||
Voorganger: Rob Gijbels Lector: Fred Vos Fred Vos |
||||
|
||||
Teksten: Hosea 14; 6-10 Marcus 10; 17-31 Vastenserie 2009: Los Vast dl.5 Thema: Vooruitgaan |
||||
Welkom en inleiding. Hartelijk goedemorgen en welkom hier in deze mooie Duif, de plek waar God en mensen elkaar al meer dan 150 jaar ontmoeten. Welkom alle bekenden en nog-niet-bekende mensen. Op deze eerste zomer-zondagochtend wil het al wel een beetje voorjaar zijn als je door het raam naar buiten kijkt, want we hebben immers afgelopen nacht de wintertijd gekeerd in de zomertijd. We zijn weer echt op weg naar de zomer, de zon, de warmte en merken ook aan alle kanten dat de natuur in beweging komt. De natuur komt er voor uit – het is alsof zij alvast een aanloopje nemen met de wijze woorden van Jezus Sirach op de binnenkant van uw boekje: Geur zo aangenaam als wierook En bloei als een lelie Verhef je stem, Zing samen een loflied.
In onze vastenserie komen we wat dichter bij de bron van waaruit we leven en wat ons leert onderscheid te maken tussen illusie en waar het werkelijk om gaat.
Ging het vorige weken over om ruimte te maken en vanuit die ruimte voor verandering te kiezen. Vandaag pakken we door en zoeken inspiratie rond vooruitgaan. Wat markeert vooruitgang en wat heb je ervoor nodig? Ben je alleen op die weg of heb je mede-reizigers? We lezen straks uit het boek van de profeet Hosea en daarna een bekend verhaal over de rijke jongeling, naar Marcus opgeschreven. Mag het ons helpen op de keerpunten in ons leven.
Overweging. “Dan ben ik als een cypres, altijd groen, Het zijn uw vruchten die ik draag.” Deze (bijna) allerlaatste tekstregels van de profeet Hosea spraken mij erg aan en hiermee pakken we door op het punt waar Frans Gerritsma ons vorige week mee naartoe nam: tot groei komen en vooruit-gaan…
Maar eerst even terug naar Hosea, de profeet die zo'n 780-740 v. Chr. leefde; een periode waarin er betrekkelijke voorspoed en welvaart heerste in het land Efraïm, het noordelijke deel van Israel, genoemd naar de stam Efraïm. Maar zoals zo vaak raakte – naast de voorspoed – de samenleving ernstig in verval; de gehechtheid aan het leven en de rijkdom verlagen het leven tot buitenissige feesten met ranzige smaakjes. Zijn collega-profeet en tijdgenoot Amos spreekt over grote luxe en excessieve weelde, zoals met ivoor behangen bedden en divans (Amos 6.4). Waar zo'n rijkdom is, verdampt de moraal (1 Kon. 12; 25-32) en breekt er een crisis uit. In dit eerste deel van het boek is Hosea de oordeelsprediker, die tegen misstanden te hoop loopt en kerkelijke ambtsdragers niet voor niets misdadigers noemt. (Hos.6;9)
Maar ineens zit er een keerpunt in zijn betoog: in het laatste hoofdstuk – dat wij zojuist ook lazen – is zijn betoog 100% omgekeerd. Hosea wordt van onheilsprofeet tot heilsprofeet. Heilsverwachting is een mooie, wat plechtstatige term; heil -> voorspoed, geluk en welzijn voor iedereen. Heil: daar waar je als mens héél bent. Dit allerlaatste hoofdstuk (waarschijnlijk is dit later door iemand eraan toegevoegd) volgt op een duidelijk keerpunt - een ommekeer – van waaruit vooruit wordt gezien naar groei en bloei. Het land en de mens zelf wordt daar vergeleken met een ceder, die altijd groen zal blijven.
De ceder is een majestueuze boom die talrijk voorkomt in de heuvels van Libanon. Het hout van de ceder is kostbaar en oersterk, zodat het gebruikt wordt bij o.a. de bouw van de tempel. Ezra beschrijft de ceder alsvolgt: De cipressen hadden niet zulke mooie takken en de platanen niet zulke twijgen. Geen boom in de tuin van God evenaarde zijn schoonheid” (Ezra 31; 3-8) De ceder staat voor bijna mytische kracht, duurzaam en onvergankelijk. Zijn blijvende groene kleur heeft associaties met de verbinding met alles wat eeuwigheidswaarde in zich heeft, warmte, schoonheid en kracht.
Voor Efraïm en de mensen geldt dat zij zich moeten losmaken van de afgoden van de tijd en boven hetgeen gaan staan, wat de mens klein maakt, verzuurt en afbreekt. Hosea richt het oog op hetgeen je héél maakt; dat is voortdurend tot inkeer komen en nieuw inzicht verwerven. Keerpunten markeren vooruitgang, groei in levenswijsheid, voor mij mag je dat ook noemen: groeien in godsbeleving. Het is als de winter achter je laten en je richten op de warmte en liefde die je in vuur en vlam zet.
Tijdens de voorbereidingavond spraken we met elkaar over wat je zoal voelt bij termen als “een keerpunt nemen” en “vooruit-gaan”. Bewust een keerpunt nemen gebeurt vanuit het verlangen je te ont-wikkelen; iets wat in-gewikkeld was weer terug los-wikkelen zodat er verruiming ontstaat om het beste, het mooiste van jezelf tot bloei te laten komen, om vol-tooid te raken. Hierin zit ook het beeld van beweging om dáár te komen waar je uiteindelijk wezen wilt. Maar een keerpunt nemen is vaak niet eenvoudig en vraagt wel zaken als: vertrouwen, moed en standvastig zijn. Ik zou het eigenlijk willen samenballen tot: je sterken aan de positieve krachten in je omgeving. Elkaar houvast geven, stimuleren, zodat je sprongen kunt maken – zei iemand ook. Om vooruit te kunnen gaan heb je soms ook signalen nodig van die toekomstige werkelijkheid. Signalen van hoop zijn essentieel. Herman van Veen verwoordde het heel mooi in zijn lied Signalen: “Die dwaze moeders op het plein, van wie de kinderen verduisterd zijn … Geef hun een teken, een signaal, Dat geen enkele deur eeuwig dicht zal zijn, Dat aan het eind van de tunnel weer licht zal zijn”. Elk goed woord, woord van troost, hoop, van liefde en vriendschap, helpt een ander om gesterkt verder vooruit te gaan en zèlf ook weer signalen van hoop uit te zenden. Met een dapper hart is alles mogelijk! Dat helpt jou en de mens naast je tot iets nieuws, vooruitgaan – op weg naar voltooiing. En zo'n duw in de rug heb je soms wel nodig.
In het Marcus-evangelie roept Jezus de rijke jongeman op een keerpunt te nemen; te veranderen en tot inkeer te komen, die verder gaat dan je houden aan menselijke waarden en normen. Een keerpunt vinden en illusie en werkelijkheid van elkaar te leren onderscheiden.
Dat brengt me tot slot bij een oud joods verhaal dat ik ooit ergens tegenkwam en bewaarde: Er was eens een man die rijk en ongelukkig was. Hij vroeg om raad bij de rabbi en die sprak tot hem: “Kijk eens door het raam en vertel me wat je ziet”. “Ik zie op straat mensen heen en weer lopen”. Toen hield de rabbi hem een spiegel voor en zei: “Kijk eens in de spiegel en vertel me wat je ziet”. – “Ik zie mezelf”, riep hij uit. “En de anderen? Zie je die niet meer? “ vroeg de rabbi. “Denk er dan aan, dat het raam en de spiegel allebei gemaakt zijn van glas. Alleen is er bij de spiegel een laagje zilver op gezet. Door dat zilver zie je alleen nog jezelf, terwijl je door het heldere glas vooruit kunt kijken en de anderen kunt zien. Dat is er ook bij jou aan de hand; toen je nog arm was, zag je de anderen en deelde je je leven met hen. Dat maakte je groots. Nu je bedekt bent met zilver, zie je alleen nog jezelf. Vooruit – krab het laagje zilver weg zodat je de anderen weer kunt zien en samen gelukkig wordt”.
Laten we niet ons zilver, ons ego oppoetsen. Niet de spiegel van wat achter je ligt is van belang; je mag en moet het soms koesteren, maar van belang is ook je om te keren - inzicht en vóóruitzicht doet jou en je medemens groeien uit ongekende grootte. Ervaar de kracht die de Eeuwige al vanaf het eerste begin in ons heeft gelegd, zodat we elkaar gelukkig maken en doen léven. Brood van genade worden, Wijn van eeuwig leven. Vooruìt ! Zo moge het zijn.
Slottekstuit het Evangelie van Filippus: De liefde eigent zich niets toe, want waarom zou ze zich iets toe-eigenen? Alles is immers van haar ! Ze zegt niet: Dit is van mij - of - dat is van mij. Maar ze zegt: het is van jou. |
||||
|
||||
RG 2009-04-02 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl |
||||