GOEDE VRIJDAG - door Frans Gerritsma en Marina Slot - vrijdag 10 april 2009

 
 

(De teksten zijn van Dietrich Bonhoeffer. Het gedicht: Stemmen in de nacht)

 

Muziek: Judas Jezus Christ Superstar

 

Mt.  26. 36-39

 

  [ 36 ] Vervolgens ging Jezus met zijn leerlingen naar een olijfgaard die Getsemane genoemd werd. Hij zei: ‘Blijven jullie hier zitten, ik ga daar bidden.' [ 37 ] Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met zich mee. Toen hij zich bedroefd en angstig voelde worden, [ 38 ] zei hij tegen hen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier met mij waken.' [ 39 ] Hij liep nog een stukje verder, knielde toen en bad diep voorovergebogen: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.' [

 

Ik lig op mijn brits

en staar naar de grijze muur.

Buiten trekt een zomeravond

die mij niet kent

zingend weg..

Traag breken de laatste golven van de dag

op het eeuwige strand.

Ga slapen!

Sterk lijf en ziel.

Buiten staan huizen, geesten en harten in brand.

Houd stand,

tot na een bloedrode nacht

jouw dag aanbreekt !

 

Nacht en stilte.

Ik luister.

Stappen stemmen van bewakers.

Ver weg lachen twee geliefden..

Is dat alles, luie slaper?

Ik hoor mijn eigen onzekere ziel.

Is dat alles?

Ik hoor stemmen

ze roepen schreeuwen om de reddingsboei.

Ik hoor de zwarte gedachten

van medegevangenen die wakker liggen.

Niets anders ?

ik hoor bedden kraken

ik hoor boeien..

 

Ik hoor mannen, ze kunnen niet slapen

ze hopen op vrijheid ze zinnen op wraak.

Laat in de nacht slapen ze in

en dromen van hun vrouw en hun kind.

 

Ik hoor jongens nog niet volwassen

ze drinken aan kinderdromen.

ik hoor ze trekken aan de dekens

ze kruipen weg voor bange dromen.

 

Ik hoor oude mannen zuchten

zij maken zich klaar voor de grote reis.

zij zagen recht en onrecht gaan en komen

nu zien zij uit naar iets dat blijft.

 

Stilte

 

Mt. 26.40-46

 

[ 40 ] Hij liep terug naar de leerlingen en zag dat ze lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Konden jullie niet eens één uur met mij waken? [ 41 ] Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.' [ 42 ] Voor de tweede maal liep hij van hen weg en bad: ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan mij voorbijgaat zonder dat ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals u het wilt.' [ 43 ] Toen hij terugkwam, zag hij dat ze weer sliepen, want ze waren door vermoeidheid overmand. [ 44 ] Hij liet hen achter, liep opnieuw wat verder en bad voor de derde maal, met dezelfde woorden als daarvoor. [ 45 ] Daarna voegde hij zich weer bij de leerlingen en zei: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? En dat terwijl het ogenblik nabij is waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan zondaars. [ 46 ] Sta op, laten we gaan; kijk, hij die mij uitlevert, is al vlakbij.'

 

 

Nacht en stilte.

Stappen stemmen van bewakers.

Hoor je hoe het kreunt en kraakt

in dit zwijgend huis

als het vuur oplaait in honderden harten?

 

Ik luister naar dat koor

van stomme stemmen

‘Wij ouden wij jongen

wij sterken en zwakken

wij goeden wij slechten

wij harden wij murwen

getekend door de strijd

aangevreten door eenzaamheid

getuigen van de dood

broeder wij roepen je!

Hoor je mij?”

 

Twaalf schriele koude magere slagen,

zonder klank of warmte

om in te schuilen,

en nijdig blaffen van honden.

dat is het triest geluid

tussen een leeg gisteren

en een leeg vandaag.

 

Waarom wisselen de dagen?

We hopen niets van de nieuwe dag

dan dat hij kort zal zijn.

 

Ik wacht op de breuk in de tijd

als vurige tekens aan de hemel verschijnen

en nieuwe klokken luiden over de volken.

Ik wacht op die middernacht

Stralend en vreeswekkend

Als de bozen van angst vergaan

en de goeden behouden blijven…..

 

Met een ruk heb ik me opgericht,

als had ik land gezien vanaf het zinkend schip

als was er iets dat ik kon grijpen

als zag ik vruchten rijpen in de zon.

Maar waar ik grijp of kijk of tast

overal duisternis ondoordringbaar dicht.

 

Ik verzink in gepeins.

Mijn peillood zoekt de bodem van het duister.

Nacht vol misdaad en kwaad,

Wie ben je?

Waarom en hoe lang nog

knaag je aan ons geduld?

Lang zwijgen:

dan neigt zich de nacht en zegt mij:

Ik ben niet duister, duister is alleen de schuld!

 

Stilte

 

Mt. 26.47-52

 

     [ 47 ] Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de twaalf, in gezelschap van een grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters en de oudsten van het volk was gestuurd. [ 48 ] Met hen had zijn verrader een teken afgesproken. ‘Degene die ik kus,' had hij gezegd, ‘die is het, die moet je gevangennemen.' [ 49 ] Hij liep recht op Jezus af, zei: ‘Gegroet, rabbi!' en kuste hem. [ 50 ] Jezus zei tegen hem: ‘Vriend, ben je daarvoor gekomen?' Daarop kwam de bende naderbij, ze grepen Jezus vast en namen hem gevangen.  [ 51 ] Nu greep een van Jezus' metgezellen naar zijn zwaard. Hij trok het, haalde uit en sloeg de dienaar van de hogepriester een oor af. [ 52 ] Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen.

 

 

De schuld !

Ik hoor huiveren, klagen,protesteren

Een zwijgend koor

een wilde warreling van stemmen

Klinkt op naar God.

 

 

“Wij zijn uitgestoten door de mensen

wij worden aangeklaagd

wij dragen ondragelijke lasten

wij klagen aan.

Wij klagen aan onze verleiders

die ons doen delen in de schuld

die ons getuigen maken van onrecht

en dan hun medeschuldigen verachten

 

onze ogen moesten misdaad zien

we werden verstrikt in schuld

toen werd ons de mond gestopt

ze maakten ons stom,

 

We leerden lichtzinnig liegen

we leerden leven met onrecht.

Weerlozen werden geslagen

wij liepen voorbij

 

Wat brandde in ons hart

werd doodgezwegen.

Wij verstikten de stem van het bloed

wij doofden de vuren.

 

wat alle mensen heilig was

werd besmeurd en geschonden

vriendschap werd verraden

men lachte om tranen en rouw.

 

Wij stammen van een vroom geslacht

eens vochten wij voor recht en waarheid

nu werden wij verachters

van God en van de mensen.

 

Stilte

 

Mt. 26-59-60a

 

[[ 59 ] De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden een valse getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen op grond waarvan ze hem ter dood zouden kunnen veroordelen, [ 60 ] maar ze vonden er geen, hoewel zich vele valse getuigen meldden.

 

Wij zijn ons recht en onze vrijheid kwijt

toch schamen wij ons niet voor mensen

Voor hun rechtbank

Spreken wij ons vrij!

 

Hier is het man tegen man

wij aangeklaagden klagen aan.

Maar voor U die ieder wezen doorgrondt

zijn wij zondaars.

 

Arm aan daden bang voor pijn

hebben wij U verloochend.

De leugen werd aanbeden

en wij hebben de waarheid niet geëerd.

Wij zagen de nood van de ander

en vreesden alleen eigen dood.

Als mannen staan wij voor U

en belijden onze zonden.

 

Heer geef na deze ziekte tijd

een tijd van behoud en vrede ….

Bewaar ons geduld

tot Gij onze schuld hebt gedelgd.

In stilte bereiden wij ons voor

op nieuwe tijden en wachten

tot Gij de storm hebt gestild

en weer wonderen doet.

 

Stilte

 

Johannes 19.28-30

 

     [ 28 ] Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.' [ 29 ] Er stond daar een vat water met azijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. [ 30 ] Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.' Hij boog zijn hoofd en gaf de geest 

 

Muziek: Uit de Mattheus passie Wir setzen uns

 

Broeder, bid voor mij

tot deze nacht voorbij is!

 

Het eerste morgenlicht schuift door mijn raam

Een lauwe wind strijkt langs mijn voorhoofd.

Een zomerdag, een mooie zomerdag.

Wat zal hij mij brengen?

Dan hoor ik haastige stappen op de gang.

Zij blijven staan ,vlak bij.

Ik krijg het koud, ik krijg het warm

want ik weet!

Koud en snijdend leest een stem

 

Moed, broeder, het si bijna voorbij.

Ik hoor je lopen vast en zeker.

Je bent al weg uit het heden

je leeft al in de toekomst.

Ik ga met je mee

En hoor je laatste woord

“Ik sterf

Leef jij voor mij! “

 

Ik lig op mijn brits

en staar naar de grijze muur

Buiten houdt een zomermorgen

die nog niet van mij is

juichend zijn intocht.

Wij houden stand

tot na de lange nacht

de dag aanbreekt!

De kaars wordt gedoofd

 

We gaan in stilte weg.
 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2008 en 2009 |

 
 

RG 2009-04-19 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl