Bijdrage Harris Brautigam, viering 26 april 2009
 
 

Voorganger: Harris Brautigam

 
         
 

Lezingen:

Lucas 24; 4. 1 – 35

 

Welkom en Inleiding.

Gisteren hoorde ik Frans Marijnen, een bekende toneelregisseur, in het klassieke ochtendprogramma een tekst op muziek van Bach inleiden. Ongeveer als volgt: Luister nu naar de tekst: Sehe, Sehe, kijk toe kijk toe, meesterlijk en onnavolgbaar door Bach op muziek gezet. Een tekst die van belang kan zijn voor al die Verdonks, Wildersen, Netanjahoe, Jean Mari le Pen, en al die anderen die denken dat je van andere mensen niets kan leren.

 

Het riep bij mij meteen in herinnering de gedachten en ideeën die 2 weken geleden bij de voorbereiding van de Paasdienst steeds door mijn hoofd speelden:

Pasen is het feest van de dynamiek, de beweging die op gang moet komen. Een beweging van en voor mensen. Mensen mét elkaar, zonder uitzondering, niemand buitengesloten. Heel subtiel wordt dat in de paasverhalen aangeduid. Ook die van vandaag. Die verhalen hebben een politiek bodem over hoe mensen met elkaar behoren om te gaan: we zijn allemaal op weg, wij zijn allemaal vreemdelingen op de aarde. Als we anderen als een gevaar buitensluiten, dan is het paasverhaal niet aan ons besteedt

 

Overweging.

.Ik probeer me die beschrijvingen van gebeurtenissen in het evangelie wel eens voor te stellen. Soms sluit ik dan mijn ogen erbij en schilder een tafereeltje: bomen, het weertype en de mensen om wie het gaat.

Zo dus deed ik bij die 3 vrouwen: ik stel me voor hoe ze thuis druk aan het redderen zijn, hoe ze de kostbare reukoliën voorzichtig overgieten, elkaar toeroepend niet de doeken te vergeten. En dan gaan ze op weg. Ze maken zich zorgen: wie zal de zware steen wegrollen, zal de Romeinse wacht er nog staan, hoe zal ie er bij liggen.

Dat fantaseren doen de Bijbelvertalers ook een beetje. Als ze de steen weggerold zien en geen lijk aan treffen, zegt de ene Bijbelvertaler: Ze wisten niet wat daarvan te denken”: en de ander zegt: “ze raakten helemaal van streek”.

Nou, dank je de koekoek: kom je daaraan met dure balsemolie en is het lijk foetsie.

Er is paniek. Vind je het gek? En dan nog twee zeer opvallend geklede figuren die opeens opdoemen en komen vertellen wat er allemaal gebeurd is.

Daar hebben die vrouwen geen boodschap aan en rennen, misschien de kostbare spullen van de schrik achterlatend, in een rotgang terug naar de stad om de vrienden te vertellen wat ze hadden aangetroffen. Ze kletsen door elkaar heen. Geen touw aan vast te knopen.

Typisch vrouwenpraat denken die kerels. De ene Bijbelvertaler spreekt van ‘kletspraat' van de vrouwen, en de ander van ‘beuzelpraat'. En Lucas vermeldt dat de vrouwen niet geloofd werden! Dan besluiten de mannen om maar eens zelf poolshoogte te nemen. Per slot van rekening moet er geen verwarring door die vrouwenpraatjes in de wereld komen, nietwaar?

Maar, kijk eens aan, ze treffen de boel inderdaad aan zoals de vrouwen verteld hadden. Verrek, het is tóch waar: Hij is er niet! Petrus kijkt nog eens goed rond, maar ziet alleen maar de zwachtels.

En dan vertaalt de ene Bijbelvorser: “Petrus ging terug, vol verwondering over wat er gebeurd was”, en de andere noteert: “Daarop ging hij terug, verbaasd nadenkend over hetgeen gebeurd was”.

 

Die laatste vertaling spreekt mij het meeste aan. Je ziet hem voor je: een beetje voorover lopend, zeg maar kuierend, want hij heeft nu geen haast. Hij moet eens goed nadenken. Wat is er nu gebeurd na de graflegging. Hij was dood. Is begraven. En nu is ie weg. Ja, er was ooit wel eens gesproken over de verrijzenis op de derde dag, maar dat kon toch niet echt zo zijn? Hij komt er niet goed uit. En als hij terug is bij zijn maatjes, moet hij toegeven dat die vrouwen niet maar wat gekletst hadden. Het was precies zo, zoals zij het al verteld hadden. Ze komen er niet uit!

 

Bijna op hetzelfde moment, in ieder geval ‘op die dag', zegt de ene vertaler, en op 'Diezelfde dag' zegt de ander lopen twee mannen Jeruzalem uit op weg naar Emmaüs. De gang is er uit, want ze zitten in een zwaar gesprek.

Eén keer raden waarover het gaat. Precies, over de gebeurtenissen van de laatste dagen waar hun leider en leidsman Jezus van Nazareth zo droevig aan zijn einde was gekomen. Alle dromen, alle verwachtingen waren voor niets. Alles was een zeepbel. Opgeblazen. Weg!

Dan sluit Jezus zich bij hen aan. Ze herkennen Hem niet. De ene vertaling spreekt van : hun ogen waren verhinderd; de ander spreekt van: hun ogen waren vertroebeld.

 

Leuk dat taalgebruik. Ik kies voor dat woord ‘vertroebeld', want als je er zo van overtuigd bent dat het afgelopen is met je voorman, dan zíe je hem ook niet. Misschien dat je in het gunstigste geval iets zegt, in de richting van : ”Goh, jij lijkt precies op…. Maar dat kan niet want die is dood!” En zij gaan weer verder in hun sombere stemming. En daar helpt geen lieve moederen aan. En of hen nu door hun metgezel wordt voorgehouden wat Rabbijnen en de Schriftwoorden hebben overgeleverd in de loop van de eeuwen. De woorden dringen niet door. Het verhaal van de Verrezene blijft heel ver weg. Een fantoom. Een vrome fantasie. Leuk. Maar je kan er niets mee.

 

Het verhaal is verder wel bekend, denk ik. Trouwens, we hebben het net voorgelezen. Die twee Emmaüsgangers worden nog een beetje mild gesard over hun gemankeerde Bijbelkennis. En het lijkt of de Heer hen dan wil verlaten. Maar Hij laat zich heel gemakkelijk overhalen om toch te blijven. Zo makkelijk, dat ik geneigd ben te denken dat Jezus nog eerst een kleine test wilde doen voordat Hij zich aan hen zou openbaren als de Verrezen Heer.

Zoiets kennen wij ook wel in ons onderling verkeer. Dan ga je na een gesprek weg, maar hoopt toch stiekem dat je teruggeroepen wordt waardoor je de kans krijgt om je echte verhaal af te maken. En dan wacht je op zo'n signaal van de kant van je gesprekspartners.

Precies zo doet Jezus. Hij wekt de schijn verder te willen gaan, maar is meteen over te halen om te blijven. Want Hij wil zich laten herkennen als de Beloofde Heer. Hij wil Zich laten vinden. En dat gebeurt dan ‘op diezelfde dag' bij de twee reizigers aan tafel.

Sterker gezegd: Hij kan alleen maar dan herkend worden omdat Hij met hen aan tafel gaat en met hen het brood breekt.

 

Daar kunnen wij het ook mee doen. Daar moeten wij het ook mee doen!

We moeten het niet hebben van de luchtkastelen van de sterken, nog minder van de ijdelheden van de pauwentroon. Ik had bijna gezegd: van de pausentroon. We moeten het hebben van het delen en breken van het brood met elkaar. Van woord en daad, van een uitgestoken hand en ogen die je aankijken, van vraag en antwoord, van een woord en wederwoord, van zoeken en willen vinden!

 

Toen ik die woorden las over Petrus: “verbaasd nadenkend over wat gebeurd was”, of vol verwondering over wat er gebeurd was, merkte ik dat ik die gedachten bij mezelf een beetje aan het invullen was. Zou het kunnen zijn dat misschien ook bij hem als gedachte opkwam: Of de Heer nu echt verrezen is of niet…..dat is niet het eerste belangrijke. Dat is niet zo interessant. Het interessante is dat Hij zich bij mensen, allemaal zíjn mensen, laat zoeken en vinden. En daartoe gaf Hij ons Zijn Brood en wijn, om dat niet uit het oog te verliezen!

Moge dat zo worden: Amen.
           
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2008 en 2009 |

 
 

RG 2009-06-02 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl