Bijdrage Frans Gerritsma, viering 17 mei 2009
 
 

Voorganger: Frans Gerritsma

Lector:  Yvonne van der Velden

 
 

 

     
 

 

         
         
 

Lezingen:

Jakobus 1, 22-27

Joh. 16: 13b-30

 

Openingsgebed

In uw Naam zijn wij hier bijeen

Eeuwige.

Wij schieten tekort

in doen en laten

in spreken en zwijgen

in geven en ontvangen.

Op U hebben we ons vertrouwen gesteld

 

Wees hier aanwezig

als bron van leven

en liefdeskracht,

zo

dat wij uw mensen worden.

 

 

Woord van welkom.

Goede morgen

U allen bekenden, onbekenden, welkom op deze zondagmorgen

Ook namens Yvonne van der Velden, die vandaag mee voorgaat.

 

Wanneer het vertrouwen van mensen geknakt is,

het leven was zoveel anders voorgesteld

er waren zoveel dromen, die niet uitgekomen zijn,

waarom moest mij dit allemaal overkomen,

dan is het niet gemakkelijk om dat vertrouwen te herstellen.

Zo ook bij de leerlingen van Jezus.

Hun vertrouwen in hem had een stevige knak gehad.

 

Dat vertrouwen is niet zo maar hersteld,

Daar is tijd, veel tijd voor nodig

Vijftig dagen voor ze weer opnieuw bezield worden

In die tussentijd is het steeds weer ontdekken,

zich afvragen, hoe het met hun verwachtingen geweest is,

over dat Rijk van God.

 

Ieder mensen leven,

kent zijn onopgeloste vragen en teleurstellingen,

niet beantwoorde dromen.

De vraag is, laten we ons daardoor uit het veld slaan.

Of durven we onze vragen los te laten

en op zoek te gaan

naar wat het zeggen wil

mens van God te zijn.

 

Overweging.

Soms, als ik in de spiegel kijk, kijk ik mezelf goed in de ogen en vraag me af, wat gaat daar in dat hoofd allemaal om en ik merk dan dat ik daar niet zoveel verder mee kom. Ik kan beter niet in de spiegel kijken, maar veel beter mijn ogen sluiten en zo proberen de blik naar binnen te richten, dan ontdek ik beter wat er in mij omgaat. Dan kan ik beter mijn hart toetsen. De spiegel houdt mij teveel gevangen in de buitenkant.

 

Wanneer we ons aan mensen spiegelen, dan moeten we soms eerst goed door de buitenkant heenkijken, om de ander ook echt te leren verstaan, te ontdekken waar zijn hart ligt, wat haar ten diepste bezielt. Soms moeten we door mooie woorden heen kijken om te ontdekken, dat iemand weinig ziel heeft, zielig is. Uiteindelijk gaat het er om om onszelf en anderen te doorgronden, wat de diepste gronden zijn van waaruit wij leven en handelen.

 

In de eerste lezing wordt afgerekend met “de mooie buitenkant”, de mooie woorden en een bepaald soort vroom gedrag. Een gedrag dat er aan de buitenkant mooi en indrukwekkend uit kan zien, maar niet uitmondt in daden van oprechtheid. Dat wel mooi over de boodschap kan praten maar niet tot daden komt. Het criterium voor ware vroomheid is, de zorg voor het kleine en geringe, niet alleen in de wereld om je heen, maar ook voor het kleien en geringe, het onbeschermde, in jezelf.

 

Het is de vraag naar tederheid, liefde en genegenheid, naar warmte en ruimte, het kunnen toeven bij elkaar, zonder in hebberigheid te vallen. Dat zou wel eens de volmaakte vreugde kunnen zijn. Je zelf mogen zijn en de ander de ander laten zijn. Van anderen mogen zijn zoals je bent, dat geeft vreugde. Vanuit zo'n ervaring stel je hele andere vragen dan de vragen die je stelt vanuit gebrek, van uit nood, vanuit gemis of ondermijnde gezondheid, van wat er aan dood dreigt. Dan stel je vragen vanuit de zorg die je hebt en wilt dat het de ander goed gaat.

 

In het evangelie gaat het over vragen, maar misschien nog wel veel meer over verbondenheid. Vragen vanuit verbondenheid, vanuit liefde die je voelt, vanuit de zorg die je hebt.

 

In beelden heeft Jezus gesproken.

Heeft hij geprobeerd duidelijk te maken, waar zijn diepste verbondenheid ligt. Hij heeft dat niet alleen in woorden maar ook in de vele concrete daden, waar mensen beter mensen van werden, dat laten zien. Laten zien wie Hij was; mens van God. Zijn leven onthult, of misschien wat meer theologisch uitgedrukt, openbaart zijn verbondenheid met God. Die verbondenheid geeft ruimte, ruimte om te leven, niet alleen aan Hemzelf maar ook aan anderen. Het was zijn zorg, dat ook wij mensen van God worden, mensen die leven in zijn geest, vertrouwd zijn met God.

 

In zijn afscheidsrede zegt hij in feite, jullie kunnen nu verder zonder mij. Jullie hebben mij niet meer nodig, wanneer jullie iets nodig hebben dan hebben jullie nu zelf toegang tot de Vader. Van uit de liefde en het geloof, dat zijn weg, zijn leven, de ware God heeft onthuld.

 

De leerlingen begrijpen uiteindelijk dat hij een mens van God is. Vertrouwd is met God. Ze hoeven hem niets meer te vragen. Hij zet ze op eigen benen. Vanuit je vertrouwdheid met God, met alle liefde en tederheid die in je is. Wat zul je dan nog meer vragen dan dat je zijn nabijheid mag ervaren.

 

Een middeleeuws mysticus heeft eens in een preek gezegd: Veel mensen willen God zien zoals ze een koe zien en willen van God houden zoals ze van een koe houden. Daar houd je van vanwege de melk en de kaas, vanwege het nut. Zo gedragen zich al de mensen die God lief willen hebben omwille van uiterlijke rijkdom of innerlijke troost. Ze houden niet echt van God maar van hun eigen belang.

Veel mensen hebben een moeilijk en pijnlijk proces in hun leven door moeten maken, dat de God van hun kinderjaren niet zo almachtig was, dan ze gedacht hadden. De leerlingen van Jezus hebben een moeilijk en pijnlijk proces moeten doormaken, dat Jezus toch niet zo machtig was toen het gedroomde rijk niet van de grond kwam.

 

Wat moesten we leren.

 

We moesten leren om al te menselijke belangen van macht en grootsheid, van het bezitten van de waarheid, van een manipuleerbare almachtige God los te laten. Want mens van God zijn betekent van eigen belang kunnen afzien. Belangeloos om te zien naar het onbeschermde. Belangeloos vanuit de liefde, vanuit de ruimte die daardoor ontstaat, welwillend open te staan naar heel de schepping. Dan lijken we meer en meer op God en hoeven we ook niet zoveel meer te vragen. We mogen vanuit onze verbondenheid aan de eeuwige onze zorg, wat er om gaat in ons hart, voorleggen. We hoeven daarbij niet te vertellen wat er gedaan moet worden, wat God zou moeten doen.. We hebben een geweldige kracht in ons om vanuit liefde en tederheid, die ons geschonken is, heilzaam te werken.

 

Wat zullen we tot God zeggen.

 

Gij die weet wat in mensen omgaat

Gij die ons denken peilt en ieder woord naar waarheid schat

 

Of zoals psalm 139 het verwoordt

 

Gij peilt mijn hart, Gij doorgrondt mij

Gij weet mijn gaan en mijn staan

Gij kent mijn gedachten van verre

 

Moge het zo zijn

 

 

 

 

 

           
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2008 en 2009 |

 
 

RG 2009-06-02 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl