|
||||
Bijdrage Harris Brautigam - zondag 16 augustus 2009 Zomerserie 2009 - Kleuren van het verbond BRUIN |
||||
Voorganger: Harris Brautigam
Inleiding. Toen wij in Februari met het team voorgangers de thematiek voor de zomerdiensten vaststelden, koos ik als laatste de kleur bruin. Toen ik daar een motto aan moest koppelen kwam ik op dat moment niet verder dan: “Badmeester word ik al bruin”? Bij nader inzien vond ik dit voor een themadienst wel wat erg oppervlakkig. Het werd wat gecompliceerder toen ik tot de bevinding kwam dat de kleur bruin wel heel onopvallend aan de regenboog hangt. Nader onderzoek leverde op dat deze kleur noch bij de primaire, noch bij de secundaire kleuren hoort maar in de categorie ‘overige kleuren' een zeer onopvallende plaats inneemt. Toen googelde ik in het alternatieve circuit en dat leverde meer op. Ik maak hier uit een keuze: bruin is de kleur van de aarde en de aardgeesten; ze correspondeert met stabiliteit, degelijkheid, stevige fundering en veiligheid; in de magie is het de kleur van de affiniteit met de natuur en werkt ze als een beschermende kracht.
Dat biedt meer stof tot nadenken.
Langs de kleuren van de regenboog hebben wij deze zomer over onszelf nagedacht, over de facetten van ons leven. En nu zijn we, via de hemel weer met beide benen op de aarde aangeland. Per slot van rekening valt het niet te vergeten: aarde is al wat wij zijn, wat wij maken adem ons open, maak ons uw aarde!
Een goede dienst wens ik ons allen.
Lezingen: - Uit ‘Denk aan de regenboog' van Dorothee Sölle, pg 46. De regenboog herinnert mij aan de mogelijke vrede, de vrede die wij bewerken moeten. Als zelfs God de regenboog nodig heeft om herinnerd te worden aan zijn belofte, hoeveel temeer dan wij! Wij hebben tekenen, symbolen, herinneringen nodig. Het maakt groot verschil of in ons leven de regenboog voorkomt, ofwel dat we nog slechts de bevelende symbolen kennen zoals: rood – stoppen, groen – rijden. Denk aan de regenboog: vrede tussen God en de aarde. Wij hebben de regenboog nodig, omdat hij gemaakt is uit water en licht en omdat hij de hemel en de aarde raakt. Water, vuur, lucht en aarde zijn de oude elementen. De Indianen van Noord Amerika hebben die elementen verbonden met de vier hemelstreken. Ze zeggen dat een mens naar die vier hemelstreken moet gaan om water, vuur, lucht en aarde aan te raken, om zo hun gaven te ontvangen. Wijsheid, vertrouwen en warmte, een wijde blik en zin voor het nabije zijn zulke gaven. Wie maar in één richting gaat, slechts één gave ontvangt, zich eenzijdig ontwikkelt, kan geen volledig mens worden. Denk aan de regenboog, de gave van het vuur, de gave van het water, de gave van de wind en de gave van de aarde. Denk aan de zeven kleuren, die samen het licht vormen. Denk aan de tijd na de zondvloed en aan nu en het begin van nieuw leven.
De volgende 2 lezingen vormen een beknopte samenvatting van een speech van Seattle, het Indiaanse opperhoofd van de Dwamish-stam. De toenmalige Amerikaanse president Franklin Pierce wilde in 1854 land van deze Indianenstam kopen. (uitgave Aktie Strohalm – Ekologische Uitgeverij)
Hoe kun je lucht bezitten?
Het grote opperhoofd in Washington heeft gesproken: Hij wenst ons land te kopen. Hoe kun je lucht, de warmte van het land kopen of verkopen? Dat is voor ons moeilijk te bedenken. Als wij de prikkeling van de lucht en het kabbelen van het water niet kunnen bezitten, hoe kunt u het dan van ons kopen? Wij zijn een deel van de aarde en de aarde is een deel van ons. De geurende bloemen zijn onze zusters, het rendier, het paard, de grote adelaars onze broeders. De schuimkoppen in de rivier, het sap van de weidebloemen, het zweet van de pony en van de man, het is allemaal van hetzelfde geslacht, óns geslacht. Als dus het grote opperhoofd in Washington laat zeggen dat hij ons land wil kopen, vraagt hij wel veel van ons! Wij zullen uw aanbod ons land te kopen, dus overwegen. Maar het zal niet gemakkelijk zijn. Want dit is ons heilig. Wij beleven vreugde aan deze bossen. Ik weet het niet, maar onze wegen zijn anders dan de uwe. Dit glinsterende water dat stroomt in beken en rivieren Is niet zomaar water. Het is het bloed van onze voorouders. Als wij het land verkopen moet u bedenken dat het gewijde grond is En u moet uw kinderen leren dat het heilig is.
HOE KUN JE LUCHT BEZITTEN? (2 E DEEL)
De rivieren zijn onze broeders, zij lessen onze dorst. De rivieren dragen onze kano's en voeden onze kinderen. Als wij u ons land verkopen moet u bedenken en aan uw kinderen leren dat de rivieren onze broeders zijn, en ook uw broeders en dat u voortaan net zo vriendelijk moet zijn voor de rivieren als u voor uw broeders zou zijn.
Wij weten dat de blanke man onze manier van leven niet begrijpt. Voor hem is het ene stuk grond gelijk aan het andere. Hij is een vreemde die in de nacht komt en van het land neemt Wat hij nodig heeft.
Hij behandelt zijn moeder de aarde en zijn broeder de lucht, Als koopwaar, die hij kan uitbuiten en weer verkopen als Goedkope bonte kralen. Zijn honger zal de aarde kaal vreten en slechts een woestijn achterlaten.
Wat er gebeurt met de aarde, gebeurt met de kinderen der aarde! Als een man op de grond spuwt, spuwt hij op zichzelf. Dit weten wij: de aarde behoort niet aan de mens. De mens behoort aan de aarde. Dit weten wij: Alles hangt samen als het bloed dat een familie verbindt. Alles hangt met alles samen. Wat er met de aarde gebeurt, gebeurt met de kinderen van de aarde.
De mens heeft het web van zijn leven niet geweven. Hij is slechts één draad er van. Wat hij met het web doet, doet hij met zichzelf.
We zullen zien: Eén ding weten we - en de blanke man zal het eens ontdekken – onze god en uw god is dezelfde. U kunt nu wel denken dat u hem bezit zoals u ons land wilt bezitten, maar dat kunt u niet. Hij is de god van alle mensen en zijn hart klopt evenzeer voor de rode man als voor de blanke man. De aarde is hem lief, en beschadigen van de aarde betekent zijn schepper beledigen. Ook de blanke man zal ten onder gaan, misschien nog eerder dan al de andere stammen. Bevuil uw legerstee en u zult bezwijken aan uw eigen vuil!
Overweging. Eén van de vaste hoogtepunten tijdens onze kampeervakanties is:'s avonds het kijken naar de sterren. We zetten onze stoelen in de meest luie stand en tasten de hemel af. In het begin van de avond, als de schemering aarzelend doorbreekt moeten we het meestal doen met de heldere poolster. We proberen elkaar dan af te troeven: wie ziet ‘m het eerst. Langzamerhand, als het donkerder wordt, worden wij ook stiller. We raken elke keer weer overdonderd door het grootse schouwspel wat zich in alle stilte voor ons ontrolt. Mijn gedachten gaan dan ver weg. De hoogte, de ruimte in. Ze volgen als het ware mijn ogen die geen grens kunnen ontdekken en de indrukwekkende stilte van het oneindige proberen te doordringen. Soms wordt dat hemelse mysterie even onderbroken door de navigatielichten van een vliegtuig of door het koude licht van een in een vaste baan koersende satelliet. Het zijn eigenlijk storende fenomenen, die er niet thuis horen. Ik kijk en kijk, en voel onweerstaanbaar die gedachten in me opkomen van: hoe kan dat; waar is de grens; hoe is die vaste plaats tot stand gekomen, alles hangt toch maar weer steeds op dezelfde plek. Ik gluur intens naar een mysterie. En ik ontkom niet aan de gedachte: “hier moet een bedenker achter zitten, een maker, een genie, een ‘intelligent designer'! God, gemakshalve.
Dan terug van die vakantie, zomaar een paar krantenkoppen van de afgelopen weken:
Een modderstroom sleurt huizen en mensen mee; Tyfoon Morakot jaagt een miljoen Chinezen op de vlucht; Druiven gedijen op Mozart; Wereld Natuur Fonds signaleert uitsterven van de natuur in het Himalaya gebergte; Zeeën zijn bijna leeggevist; Gletjers smelten, bossen worden door boeren gekapt voor brandhout en door speculanten voor bouwgrond; Ik lees over temperatuurstijging, broeikasgassen, vervuiling, overbevolking Bijna de helft van de Atlantische Oceaan is bedekt met plastic
Ik hoor het. Ik lees er over. Ik word er niet vrolijk van. En ik voel me als die mens van wie ze zeggen: ‘hij stond er bij, en keek er naar': onmachtig, klein. Wel betrokken, maar niet wetend meer te doen dan de kraan iets minder lang te laten lopen, of een lamp minder inschakelen of over te stappen op een spaarlamp, maar dan daar weer over lezen dat er zoveel lood in zit! Ik voel me klungelig en belachelijk door de onmogelijkheid om iets substantiëlers te doen!
Die aarde bewonen wij. Die mogen wij, moeten wij, hoeden als een kudde. Dienen als een akker. Het is voor mij wel duidelijk dat ik daar niets van terecht breng als ik in mijn eigen kleine en kleinmakende onmacht blijf staan: ‘enkeling is drenkeling'! Dat moet duidelijk zijn. Maar hoe dan…..
Praten en nadenken over de aarde, onze aarde die wij voor enkele jaren mogen bewonen zal moeten gaan in het besef dat wij geroepen zijn om die aarde in stand te houden.
Het verhaal van de Regenboog, maakt Dorothee Sölle duidelijk, trekt onze verantwoordelijkheid in een groter, allesomvattend verband: namelijk in het verband van de vrede, de vrede die wij samen bewerken moeten! In het liedje van Lenny Kuhr klinkt het als: hoe ontspringen wij de wetten van het eeuwig draaiend wiel waarmee idealen met raketten geruild worden. Die raketten staan voor geweld, maar ook voor misbruik van macht, voor uitbuiting, voor een vervuiling van de aarde. Voor het verpatsen van ons aardse huis. De uitdaging en de dwingende oproep aan ieder mens om zich in te zetten voor vrede en de aarde zijn onontkoombaar. Je kunt je dan ook niet veroorloven om dingen te zeggen als: ‘dat heb ik niet geweten'; ‘niet geweten dat mijn bestaan zo'n roeping en opdracht inhield'! Die dwingende oproep gaat niet aan mij voorbij. Hoe klein ik me ook voel. Dorothee Sölle roept ons op die regenboog van het Verbond in de gaten te houden. De Bijbel roept ons op die aarde te koesteren en waardig te beheren. Die regenboog tussen hemel en aarde helpt ons daaraan te blijven denken, maar is tegelijk het teken dat God zijn belofte om de aarde te sparen ook niet vergeet.
In 1854 hield Seattle, het opperhoofd van de Indiaanse Dwamish-stam, de toenmalige Amerikaanse president een spiegel voor met de vraag ‘hoe hij dacht land te kunnen kopen'. Wat kun je kopen wat in feite onverkoopbaar is omdat het aan ons allemaal is gegeven, was zijn vraag. Ik lees in zijn waardig antwoord een diep respect voor het land dat zij bewonen, een diep besef dat de geest van zijn voorouders hier nagelaten is. En een overtuiging dat niet de aarde aan de mens behoort, maar andersom: de mens behoort aan de aarde. In moderne termen vertaald: de verelendung van de aarde door koopzieke onteigening is diefstal en een belediging aan het adres van hen die haar mogen en mochten bewonen. “Wat er op de aarde gebeurt, gebeurt met de kinderen der aarde”, zegt hij. Zijn woorden hebben een voorspellende kracht: We beginnen ons steeds meer bezorgd te maken om het stijgen van de zeespiegel, de steeds grotere gaten in de ozonlaag, de uitputting van de energiebronnen.
Seattle legt een andere regenboog: naar zijn voorgeslacht: Wie spuugt op de grond, spuugt op zijn voorouders, wie grond verpatst, verpatst zijn voorouders. Branietaal? Demagogische grootspraak? Of een uitspraak die doordrongen is van het besef dat datgene wat we hebben, dankzij het voorgeslacht hebben. Dat we daar goed van doordrongen moeten zijn om dan daarmee onze verantwoordelijkheid ook voor komende generaties niet te ontlopen! Seattle is dreigend: bevuil uw legerstee, en u zult bezwijken aan uw eigen vuil!
God schiep Hemel en Aarde, zegt de Bijbel. En God zag dat het goed was. Wij moeten het goed houden! En dat Woord legde Hij in onze hand!
|
||||
|
||||
RG 2009-08-23 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl |
||||