Bijdrage Henk Kemper, viering 13 september 2009
 
 

Voorganger: Henk Kemper

Lector: Ineke Pruissen

 
         
 

Lezingen:

Jacobus 2, 14-26       

Marcus 8, 27-38       

Marcus 9, 14-29

 

Welkom en inleiding

Goedemorgen, hartelijk welkom in deze viering van schrift en tafel. Ineke en ik heten iedereen hartelijk welkom op deze zondagmorgen. Bekende, vertrouwde gezichten zien we én gezichten van mensen die voor het eerst hier zijn: voel je welkom, dit uur, allemaal.

We hopen dat we je een uur van bezinning en rust kunnen bieden.

 

Dit huis is een huis waar de deur openstaat, zongen we net in het openingslied. Dat is vandaag behoorlijk letterlijk te nemen, want gisteren en vandaag zijn weer de jaarlijkse Open Monumentendagen. Ook ons mooie kerkgebouw mag zich weer laten zien. Met enige trots vertellen we over de historie van het gebouw en de rol die de mensen van de gemeenschap hebben gespeeld bij het behoud van het gebouw.

Maar als het gaat over het gebouw dan heb je het eigenlijk over een kundig gelegde reeks van stenen. Daarmee is een prachtig gebouw neergezet.

Wat belangrijker is dat is wat er ín dat gebouw gebeurt. We hebben hier een kerkgebouw waarin een gemeenschap woont die idealen wil naleven. Het gebouw fungeert als plaats van samenkomst, maar niet een plaats waar al het werk en onze mooie voornemens tot stand moeten komen.

 

Garantiebewijs of rijbewijs is het motto van vandaag. Oftewel: doen we de goede dingen en doen we de dingen goed.

De lezingen vandaag zijn vrij duidelijk. Naast Jacobus lezen we ook over het optreden van Jezus. Een beetje voortzetting van vorige week. Lezingen die ons de figuur van Jezus van Nazareth leren kennen. Die in woord en gebaar en daadkracht duidelijk maakte wat echt telt in het leven.

 

Laten we aan het begin van dit uur een moment van rust en bezinning creëren. Ruimte maken in ons hoofd en in ons hart. Ons te richten op ons diepste zelf en de band die we hebben met onze schepper.

 

 

Overweging

Nou, die is meteen binnen, die eerste zin uit de eerste lezing: “Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zégt te geloven, maar hij handelt er niet naar.”

Daar hebben we de koe bij de horens, de spijker op de kop en een dagelijks dilemma voor het voetlicht.

Het is bijna cynisch zoals geschreven wordt over de toepassing van geloven. Nou ja, het is niet eens bijna cynisch, het gegeven voorbeeld is stuitend:

Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekort komt en één van u zegt dan: ”Het ga je goed! Kleed je maar warm en eet smakelijk!” Zonder te voorzien in de eerste levensbehoeften, wat heeft dat voor zin.

De realiteit van vandaag de dag: hoe vaak geven we die viezige zwervers die de stad bevolken wat geld? Hoe vaak beoordelen we ze op hun uiterlijk en zeggen we tegen onszelf: “die gaat er toch alleen maar drugs of drank van kopen?” Kopen we daarmee ons eigen geweten af? Oordelen we over een ander en sussen we onszelf? En ik zeg dit nu wel, maar niets menselijks is ook mij vreemd. Ook ik trap in de valkuil.

 

Jacobus schrijft: “Laat mij maar eens zien dat je geloven kunt zonder daden.” Maar hij schrijft nóg iets interessants: “U gelooft dat God de enige is en daar doet u goed aan. Maar demonen doen dat ook en ze sidderen.”

Met andere woorden: Dat je in God gelooft is goed, maar het krijgt pas waarde als je je er naar gedraagt. Als je er iets mee dóet!

Weet je wat ook mijn aandacht trekt? Dat is dat kleine tweede zinnetje uit de eerste lezing: “zou dat geloof hem soms kunnen redden ?” Daarmee komen we bij de kern van je handelen. Doe je dat uit naastenliefde? Uit inzicht? Uit vertrouwen? Uit overtuiging? Of doe je het omdat je zelf gered wilt worden. Gered? Waarvan? Alleen geloof kan je niet redden. Alles komt aan op je daden. Aan de vruchten herken je de boom luidt een aloud spreekwoord. En dat spreekwoord geldt ook in dit verband.

 

Zo bezien is geloven geen kwestie van een simpel “ja” of een simpel “nee”. Zo bezien laat écht geloven geen ruimte voor vluchtgedrag.

Daarmee bedoel ik dat geloven praktisch van uitvoering moet zijn. Dat je handelt naar dat waar je in gelooft: een wereld van menselijkheid en solidariteit. Hulp bieden waar mogelijk. Geloven is zo niet alleen naar boven gericht, maar krijgt ook een horizontaal aspect. Een aspect van handelen in de praktijk. Je lijn naar boven krijgt zo vorm in je dagelijks handelen, in je dagelijkse opvattingen. Precies zoals Jacobus schrijft. Dan probeer je te leven naar de bijbel. Niet zoals de dingen er letterlijk staan zoals ze ooit in een andere tijd met andere maatschappelijke welstand en normen werden opgeschreven, maar je leeft dan naar wat er inhoudelijk staat: zorgen voor een ander, omzien naar elkaar.

Alleen zéggen te geloven is niet meer dan een woord dat vervliegt. Handelen krijgt al meer kracht.

Dat brengt ons automatisch op de vraag of alleen gelovenden kunnen handelen naar de in de bijbel beschreven richtlijnen. Het antwoord zit opgesloten in de lezingen van vandaag: handel in de praktijk en doe goed aan een ander. We weten dat er talloze mensen zijn die aangeven niet te geloven, maar die toch heel waardevolle dingen doen voor medemensen. Gelukkig maar.

Daarmee zie je dat alleen geloven, alleen het verticaal geloven, geen garantiebewijs is om Gods woord waar te maken.

 

Geloof alleen redt niets. Geloof op zichzelf leidt niet tot daden maar alleen maar naar een verticale gerichtheid. Geloof krijgt waarde, in mijn ogen, als het leidt tot daden. Zo en alleen zo is geloof bedoeld. Niet alleen geloven in God, maar met dat geloof iets doen zoals God de schepping heeft bedoeld.

 

In de Marcuslezing zien we vandaag een ongewoon felle Jezus. De manier waarop hij Petrus terecht wijst is fel van toonzetting. “Ga terug, achter mij Satan!”

Dat zal je om je oren krijgen, zeg. Ongewoon hard van toonzetting uit de mond van de man die zachtheid en medededogen toonde en uitstraalde.

De reden is volgens mij gelegen in het feit dat Petrus niet slaagt voor de quiz. Het is Petrus die heeft gezegd te weten dat Jezus de messias is. Degene die het land komt redden. Petrus maakte van Jezus daarmee een politiek leider. Dát is wat Jezus niet beoogde. Zijn leiderschap staat boven elke politieke partij en heeft niets te maken met de invulling die Petrus er aan gaf.

Eigenlijk staat er in de lezing voor de zoveelste keer een samenvatting van het verkiezingsprogramma van Jezus: als je in mij gelooft (lees: als je voor mijn idealen kiest) dan schaam je je niet voor mij en ik schaam mij niet voor jou. Dan geef je uiteindelijk, net zoals ik zou doen, vorm aan een samenleving die rekening houdt met iedereen. Die rekening houdt met de meest begenadigde en met de zwerver en verschoppeling. Jezus wijst ons steeds op de essentie van geloven. Niet op onze eigen belangen, maar op welzijn voor álle mensen.

 

In de derde lezing horen we Jezus verzuchten: “Hoe lang moet ik jullie nog verdragen?” Wordt hij het moe om steeds dezelfde boodschap te moeten uitdragen tegen een stelletje niet luisterende mensen. Doof voor de boodschap? Horen maar niet luisteren?

Er is in het verhaal duidelijk sprake van een epilepticus. Zo zien we dat tegenwoordig. Toen werd de ziekte anders geduid. Straf van God voor daden van ouders wellicht.

De reddeloze vader van de jongen heeft er alles voor over om zijn kind beter te maken. Ten einde raad wendt hij zich tot Jezus. Diens reactie is alleen maar: “Alles is mogelijk voor wie gelooft.” De vader van de jongen roept uiteraard meteen uit dat hij gelooft. Wat moet hij ook anders in zijn radeloosheid.

Maar….bedoelt Jezus hier wat de vader van de jongen interpreteert? Maakt geloof inderdaad alles mogelijk? Kunnen we als een soort Fred Kaps (voor de jongeren onder ons als een soort Hans Klok) de onmogelijk gehouden dingen mogelijk maken?

Is alleen geloven genoeg om alles te fiksen?

Ik wil niet somber zijn, maar we weten toch dat bidden tot God één ding is, maar dat het niet zonder daden van onszelf kan blijven. Gelukkig hebben we de ingebakken gave ons te ontwikkelen. En al is er een stroming die beweert dat álles de wil van God is, ook ongeluk, er is ook een stroming die ruimte laat voor de ontplooiing van de mensheid. Ontplooiing in het belang van mensen. Die laatste stroming past on, Duiven, het best.

God kan niet zonder onze mensenhanden. Helende handen: medisch en psychisch. Een luisterend oor op het goede moment en een hand door je haar. De ene buurvrouw voor de ander. Ik ben er van overtuigd dat God de schepping zo bedoeld heeft. Zo staat het ook in de eerste lezing: als geloof zich niet daadwerkelijk bewijst is het dood. Hoe duidelijk wil je de boodschap hebben.

 

Dus: geloven in “boven” en het geloven in hoe de wereld er uit kan zien horen bij elkaar. Je kunt er zijn voor de ander. Dát is de toepassing van geloven in je schepper en zijn zoon. Geloof in praktijk brengen, daar hebben we het vandaag over.

Daarmee kom ik bij het thema dat voorop het boekje staat: Garantiebewijs of rijbewijs.

Geloven is het besef, de garantie voor jezelf dat God er is voor de mensen en dat mensen en jijzelf kracht putten uit die overtuiging.

Dat geloof geeft ons een rijbewijs. Met een rijbewijs mag je geautoriseerd de weg op. Mag je je begeven in het verkeer. Met je “geloofsrijbewijs” mag je de intermenselijke weg op en weet je welke verkeersregels er zijn.

Het geeft je niet de garantie dat je nooit brokken zult maken. Of dat je nooit aangereden zult worden. Maar je mag veilig op weg. De weg waarop je mensen tegenkomt. Iemand zei bij de voorbereiding: Veilig op de rechte weg.

Maar misschien voert je levensweg wel langs kromme wegen.

Is je weg niet altijd een snelweg maar ook wel eens een zandpad. Hopelijk kom je daar dan ander verkeer tegen. Verkeer dat je kunt helpen of verkeer dat jóu kan helpen. Fouten maken op die weg is toegestaan. Maar, zoals in de wegenverkeerswet staat: er is geen recht op voorrang, alleen een plicht op voorrang verlenen. Pas dat maar toe op hulp verlenen.

Zo bezien rijden we allemaal op de weg die samenwerking heet, die liefde heet, die omzien naar elkaar heet.

Wat een beeldspraak allemaal zo langzamerhand.

Laat me er nog eentje bovenop doen: Laten we allemaal op weg gaan en de regels netjes toepassen. Ons rijbewijs is een geschenk dat onze schepper ons in handen gaf. Dus wat je ook doet: laat je rijbewijs niet verlopen! Moge dat zo zijn

 

           
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2008 en 2009 |

 
 

RG 2009-09-13 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl