Bijdrage Henk Kemper - zondag 22november 2009

 
 

Voorganger: Henk Kemper

Lector: Yvonne van der Velden

Lezingen:

Sefanja 1, 14 – 2,3   

Openbaring van Johannes 1, 1 - 8   

Marcus 13, 14 - 27

 

Welkom en inleiding

Goedemorgen, hartelijk welkom in deze viering van schrift en tafel. Yvonne en ik heten iedereen hartelijk welkom op deze zondagmorgen. Bekende, vertrouwde gezichten zien we én gezichten van mensen die voor het eerst hier zijn: voel je welkom, dit uur, allemaal. We hopen dat we je een uur van bezinning en rust kunnen bieden.

 

Wie vandaag gekomen is en denkt dat we wellicht luchtige lezingen voorgeschoteld krijgen, die moet ik teleurstellen.

Geen vrolijkheid troef vandaag, maar kommer en kwel, vermaningen en een angstbeeld. Ga er maar voor zitten en houd je hart vast.

 

Het kerkelijk jaar wordt vandaag afgesloten. Vanaf volgende week breekt de adventstijd aan. Vandaag, bij de afsluiting van het kerkelijk jaar komen er grote en zware woorden langs. Voor je het weet zitten we diep in de put en krijgen we een gevoel dat het er allemaal niet meer toe doet omdat we het toch allemaal hebben verknald. Het gaat over het einde van tijden en hel en verdoemenis voor eenieder die niet is voorbereid op het laatste oordeel. Misschien draagt dit contrast vanaf volgende week bij aan de hoopvolle tijd die we tegemoet gaan: de adventstijd, uitmondend in de kerstperiode. Maar vandaag zitten we er mooi mee.

 

Om maar enig tegenwicht te geven aan de zware boodschap van vandaag heb ik geprobeerd om in ieder geval in de muziekkeuze steun te vinden en zekerheid. Immers, er is een boodschap die wij, christenen, uitdragen, geloven en zeker weten. Wij erkennen de Altijd Aanwezige die we net bezongen. En we leven, zeker vanaf volgende week inde adventstijd, in de hoop dat alles goed zal komen. W ij wachten vol hoop op goede, betere tijden. In de tussentijd is het aan ons om vorm te geven aan een wereld die recht doet aan rechtelozen en die rekening houdt met de noden van eenieder. Dit tegen de verdrukking in van de tijdgeest.

 

Laten we, zo zeg ik maar op voorhand, laten we beseffen dat God onze God is.

Wie anders?

Niemand dan Hij heeft ons geroepen, juist op de momenten dat we Hem het meest nodig hebben. Niemand anders dan Hij is degene die ons het meest vertrouwd is en dichtbij als we zelf het verst weg dreigen te lopen. Het is goed om dán te beseffen dat het God zal zijn die zegt: “waar ben je. waar is je hartstocht. Kom bij me als die ene van toen.” Laten we aan het begin van dit uur een moment van rust en bezinning creëren. Ruimte maken in ons hoofd en in ons hart. Ons richten op ons diepste zelf en de band die we hebben met onze schepper.

 

Overweging

De afgelopen periode kwamen er in de stad van die posters te hangen die ons oproepen om naar een film te gaan. Ik bedoel die rampenfilm 2012 die half november in première ging. Ik heb hier een kleinere afdruk van die poster. Op de poster staan wilde watermassa's afgebeeld, mensen die in paniek alle kanten oprennen en een groot Christusbeeld dat omtuimelt. Een akelig plaatje van rampspoed en het vergaan van de wereld. Boven aan de poster staat de tekst vermeld: “We were warned”. Bij de voorbereiding van deze dienst moest ik denken aan dit beeld dat wijd verspreid door onze stad hing. Met name dat wankelende Christusbeeld doet me zeer aan de ogen. Het voelt alsof zelfs onze God niets meer kan betekenen en ten onder gaat.

 

Zelf heb ik niet zo veel met rampenfilms. Films waarin werelddelen in oceanen verzinken, schepen desastreus ten onder gaan, steden volledig uitbranden en vulkanen exploderen. Sluit ik er mijn ogen voor of is het gewoon niet mijn genre? Ik weet het niet. In elk geval: vandaag hebben we in auditieve zin een vergelijkbaar plaatje voorgeschoteld gekregen. De voorgelezen lezingen bieden ons een blik op rampspoed en ellende. De profeet Sefanja, Johannes en Marcus houden ons ook voor dat er tijden zullen komen van grote vernietiging. Toen ik voor de eerste keer kennis nam van de lezingen die voor vandaag werden voorgesteld in het leesrooster werd ik niet echt vrolijk van de optelsom van deze lezingen. Maar….. daar ligt ook de uitdaging zal ik maar zeggen.

 

Zelf sta ik altijd op het standpunt dat de woorden van het evangelie bedoeld zijn om mensen blij te maken en hen aan te sporen om wat van het leven te maken. Zodat we allemaal opgewekt weer aan het werk gaan, de komende week.

Op het eerste gezicht dragen de lezingen vandaag niet zo bij aan vrolijkheid, optimisme en een gevoel van “de schouders er onder, jongens.” Het tegenovergestelde dreigt misschien wel.

 

Zeker, de eerste woorden van Sefanja klinken optimistisch. Hij schrijft: “De grote dag van de Heer is nabij, hij is nabij en komt zeer snel. Hoor (uitroepteken). De dag van de Heer (uitroepteken). Maar na deze woorden komt er een uitermate beangstigend beeld van onheil, donkerte, angst, benauwdheid en krijgsgeschreeuw. Goud noch zilver kan een mens redden als de toorn van de Heer de mensen treffen zal.

 

Wie was die Sefanja eigenlijk. Was hij een zwartgallige depressieve pessimist die de mensen wilde meezuigen in ellende en narigheid? In de naam van Sefanja zit hoop: zijn naam betekent vertaald: God heeft geborgen. Als je bij Hem schuilt, ben je geborgen voor het oordeel op de dag van de Heer en zul je leven.” Het is net alsof hij zijn eigen naam niet goed begreep. Als je zijn teksten hoort, dan denk je vrijwel meteen dat hij niet direct geslaagd is in het overbrengen van de boodschap. Onheilswoorden overheersen immers. Hij rept niet over natuurschoon, bloemen, gras of dauw. Gehuil en gejammer, duisternis en vuur dat verslindt voeren de boventoon.

 

En toch…. wie zoekt zal misschien toch de boodschap van Sefanja ontdekken. Sefanja schreef in oud-testamentische stijl. Gebruikmakend van het toen gangbare beeld dat onze God een hardvochtige God is die de mensen straft voor hun daden van zonde. In het laatste stukje van de lezing van Sefanja vandaag schuilt echter hoop: “Kom tot jezelf schaamteloos volk, vóórdat mijn besluit gestalte krijgt.” Daar waar de lezing in zijn algemeenheid een toon zet van “redding is niet meer mogelijk” en de kaarten zijn geschud, sprankelt hier een klein beetje hoop. Is hier namelijk sprake van een voorgenomen besluit. Een uitgesproken waarschuwing van God aan het adres van de mensen. Ik denk het wel, want er staat immers bij dat zij die de Heer zoeken en die naar zijn wetten leven, zij die rechtvaardigheid zoeken en nederigheid, misschien gespaard zullen blijven op de dag van de toorn van de Heer. Pfjoeee.

 

In tegenstelling tot het gangbare oud-testamentische beeld van God, die straffende God, stelde Jezus ons een andere God voor. Een God die liefheeft, die fouten tot in het oneindige vergeeft en die het goede voor heeft met de mensen.

Dat is in elk geval een beeld dat we hier in onze gemeenschap voor ogen hebben staan. Nog in de jaren 40, 50 en 60 werd God neergezet als “Alziend oog”. In sommige kerken zie je nog van die gebrandschilderde glazen alziende ogen. God teruggebracht tot boekhouder die al je gangen nagaat en plust en mint. Langzaamaan zijn we de woorden van Jezus anders gaan zien: God is er voor jou en voor jou en voor jou. Jij maakt in je dagelijks bestaan keuzes die te maken hebben met de woorden van Jezus.

 

Als je Marcus vandaag leest dan vraag je je af of Marcus die boodschap van Jezus heeft begrepen. Laten we eerlijk zijn, ook hier wordt gesproken over verschrikkelijke dagen en zonsverduistering. Over een God die zijn eigen schepping vernielt. En daar begint mijn moeite te komen met het beeld dat opgeroepen wordt. Ik bedoel: Onze God is in onze ogen toch geen God die zijn eigen creatie teniet zal doen. Zoals een kleuter het zojuist met klei gemaakte poppetje in één klap een kopje kleiner maakt en in elkaar mept.

 

Zelf denk ik dat het vandaag gaat om de vraag: Waar hoor je bij. Of nog beter gezegd: waar wíl je bij horen. Daarvoor krijgen we in de lezingen handvatten aangereikt. Natuurlijk de toon is een toon van dik hout. Maar dat is de eerste indruk. Als we dieper kijken naar de woorden achter de woorden, dan lezen we dat er richtlijnen staan om van de aarde een goede aarde te maken. Dat doen we door ons eigen gedrag niet te laten ontsporen. Dat we ons niet moeten laten leiden door valse profeten. Valse profeten zoals het bezit, graaizucht, goederen. Dat de dagelijks schommelende AEX geen index is van goed en kwaad maar een index die slechts gaat over aards bezit, al dan niet verworven ten koste van andere mensen. Ik ben er van overtuigd dat de lezingen vandaag oproepen om je niet bezig te houden met dergelijke zaken.

Waar het echt in het leven om gaat laat zich niet uitdrukken in poen. Er is maar één ding dat telt en dat is de wet van God. De wet van: de ene mens voor de ander. Daar zijn waar je nodig bent.

 

 

Als we uitvoering weten te geven aan die wet, dan is er hoop voor de mensheid. Marcus schrijft: “Hemel en aarde zullen voorbijgaan. Maar mijn woorden niet.” Jezus zegt: houd vol tot het einde. Ik heb jullie alles gezegd wat je weten moet om onderling goed te leven. Dat is het. Dat is alles.  

Drie op het oog spijkerharde lezingen vandaag op de traditionele dag die Christus Koning heet. Lezingen die meer mildheid in zich dragen dan je denken zou. Jezus wijst ons de weg en is onze leidsman. Hij zorgt voor ons en toont ons hoe het kan. Niet hoe het moet, maar hoe het kan. De keuze maak je zelf. Het is aan ons zelf om te willen worden als die Koning. De mogelijkheid daartoe is in ons allemaal ingegoten, meegebakken. Het is immers simpel: houd je aan de geboden die gaan over welzijn voor iedereen. Leef niet náár de geboden, maar vólgens die geboden. Op die manier zijn we geen koning, en dat hoeven we ook niet te zijn. Maar zo zijn we dienaar. Een zegen voor de ander met wie we ons leven leven.

 

Samengevat: Sefanja zegt: als je je bekeert en de goede dingen doet, dan is er hoop. Marcus spreekt Jezus na als die zegt: het gaat allemaal om samenleven en omwille van rechtvaardigheid. Johannes zegt letterlijk: “Gelukkig, zij die zich houden aan de regels”. Op de filmposter zien we een Christus Koning die met sokkel en al omtuimelt. Een beeld dat me niet aanstaat, omdat voor mij het gedachtegoed van Jezus niet kan tuimelen. Laten we maar afscheid nemen van dat beeld.

 

Laten we, ieder voor zich, maar daardoor in gezamenlijkheid, proberen Jezus in ere te houden en op zijn voetstuk te blijven plaatsen door te zeggen wat we doen en te doen wat we zeggen. Opdat we de oprechte en de écht goede dingen doen. En zo zij het.

 

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2009 en 2009 |

 
 

RG 2009-11-29 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl