|
||||
Bijdrage - zondag 7 februari 2010. |
||||
Voorgangers: Helma Schenkeveld (stand-in voor Marina Slot/ziek) en gastvoorganger: Jan Andreae Thema: Mededogen met het onvolmaakte van de mens Lezing: Efeze 4; 1-16 en 25-32 Gedeelte uit Het verstoorde leven / van Etty Hillseum Overweging. (Jan Andreae) Afgelopen donderdag gaf ik een training voor medewerkers van een verpleeg- en verzorgingshuis. Van activiteitenbegeleiders , verzorgenden tot de mensen die toiletten schoonmaken zitten in de zaal. Men is zenuwachtig, ze moeten de hele dag op een stoel zitten, dat zijn ze niet gewend. De meesten hebben nog nooit een training gehad. De reden van de training: er zijn ruzie en conflicten. Men heeft geen vertrouwen in de leiding. Er is een groot Wij versus Zij gesprek. Er is spanning, er is vooral ook veel teleurstelling en verdriet. De directeur van dit verpleeg- en verzorgingshuis die ik al een tijdje ken, opent de middag. Ik ken haar als een zeer betrokken, vrolijke en gemotiveerde vrouw die er alles aan wil doen om de problemen in dit huis op te lossen. Voor alle medewerkers, maar vooral voor de mensen die er wonen. Ze loopt naar voren en ik zie haar verstrakken. In dat moment verstrakt ook de zaal. In een fractie van een paar seconden is het Wij tegenover Zij weer de realiteit. Ze houdt een hele korte zakelijke opening, wenst iedereen een prettige middag en verdwijnt uit de ruimte. Het flitst door me heen: Onvolmaakt. Zo gewoon menselijk onvolmaakt. Zoals iedereen. Zoals jij en zoals ik. Maar als we die onvolmaaktheid nu eens bij elkaar optellen, biljoenen maal. Dan krijgen we zich op complexe vraagstukken van deze tijd.
Door mijn werk kom ik in veel landen, waardoor ik in de gelegenheid ben om op vele plekken te zien hoe mensen met de uitdagingen van deze tijd omgaan. Oorlog, geweld, spanning, reorganisaties en vernieuwingen, gebroken en soms vergiftigde relaties, ziekte, armoede, angst. Wij staan voor enorme uitdagingen. Ik zie dat veel mensen die ik tegen kom soms door paniek zijn overvallen en zichzelf op slot zetten. Ze reageren door zich af te sluiten: ze doen net of er niets aan de hand is of raken de weg kwijt in onze onzekerheid. In toenemende mate laten we ons regeren door angst; we verkrampen, bevriezen en vinden geen aansluiting meer bij onze kracht. Het is juist daardoor dat de problemen en de complexiteit om ons heen erger wordt.
Het antwoord daarop is het hebben van vertrouwen in de wereld om ons heen, in onszelf en in de ander . Dat is onontbeerlijk om in de toekomst goed met elkaar te kunnen leven. Als deze woorden gesproken worden denken heel veel mensen: het is goed met je……… Wederzijdse afhankelijkheid is realiteit geworden en omgaan met verschillen een nieuwe deugd. Maar hoe krijgen we die nieuwe deugd onder de knie? Hoe creëren we gemeenschappen, organisaties, samenlevingen waarin we ons kunnen verbinden met elkaar en een sense of belonging, geborgenheid ervaren? Gevoelens van ontheemding achterlatend en onderweg naar de wereld als ons thuis. Zijn we om zelf gelukkig te zijn aangewezen op anderen of leven we alleen voor onszelf? De plaats waar we werken, waar we wonen; de samenleving is het huis wat we samen bouwen. Maar hoe dan?
Antje Krog, een Afrikaanse dichteres zei eens: iemand zij me dat met woord ‘medemenselijkheid' in het Nederlands niet meer voorkomt. Dan moet je alert zijn: als zulke belangrijke woorden niet meer gebruikt worden, dan beweeg je je een gevaarlijke kant op.
Vrijdagochtend bel ik de directeur van het verpleeg- en verzorgingshuis. Ik ben opgelucht dat ik haar kan vertellen dat de middag met haar medewerkers heel erg goed is verlopen en dat de mensen (zoals mijn vader het vroeger zei) met de zonnebloemen tussen de tenen weg zijn gegaan. Ze is opgelucht en we spreken een tijdje door. Dan vraagt ze: heb je me nog iets te zeggen? Ik zeg ja en zoek naar woorden en besluit dan toch maar heel rechtstreeks te zijn. Ik zei: je opening, die was heel zakelijk, kort en uit het contact. Het werd even stil aan de anderen kant en toen sprak ze stil: ik was zo zenuwachtig, zo enorm zenuwachtig.
Wat zou het geweldig zijn geweest als ze dat had kunnen zeggen. Stel je voor een directeur die tegen zijn of haar medewerkers waarbij er een vertrouwenscrisis speelt, zegt: ik ben zo zenuwachtig. Zeker bij deze medewerkers; mensen die vooral leren met het hart.
Dat is de prijs van Wij versus Zij, van separatie, van scheiding tussen mensen en groepen. Wij houden ons verborgen voor de ander. Dat is onze grootste onvolmaaktheid. En in dit tijdperk van globalisering is de relatie met de ander, de vreemdeling, fundamenteler dan ooit. De grote stromen migranten en vluchtelingen roepen angst en onzekerheid op. De dynamiek in het verpleeghuis is hetzelfde als wat we zien in de wereld om ons heen. Wij en Zij. Nederland is een multiculturele en multireligieuze samenleving geworden of we dat nu willen of niet. De vraag daarbij is: willen we in staat raken om naar elkaar te luisteren en elkaar te begrijpen. Kan de gemeenschappelijkheid van onze dromen, vreugde, verdriet, aspiraties, hoop en angst ons met elkaar verbinden? In het verpleeghuis waar ik over spreek is dat wat alle partijen uiteindelijk willen.
Dit is de reden dat we voor de tekst uit Efeze gekozen hebben. De nadruk in de hele tekst ligt op het belang van eenheid binnen de christelijke gemeente, waarin zowel joden als niet-joden welkom zouden zijn. De roep naar eenheid is kennelijk al eeuwen oud. De roep naar eenheid is dezelfde roep als die naar fundamentele mede-menselijkheid. En die roep dringt zich in deze tijd zo enorm aan omdat we intens met verschillen worden geconfronteerd. Met allerlei vormen van Wij versus Zij. Dat betreft het gebied van onze intieme relaties tot aan de wereld als geheel. Maar onze eigen onvolmaaktheid maakt dat we ons meestal alleen prettig voelen bij eigen mensen en niet bij de ander. De brug tussen mij en de ander moet gebaseerd zijn op hoop. Zonder enige religieuze dimensie of hoop kunnen we niet. Dan verloochenen we onze menselijkheid. Die bronnen van hoop, die moeten we herontdekken.
Huub Oosterhuis zei: Blijf hopen, tegen beter weten. Maar ook als we hoop verliezen, dienen we daar over te spreken. Gerard Reve: Eigenlijk geloof ik niets, en twijfel aan alles, zelfs aan U. Maar dan zegt Martin Buber weer op zijn beurt: Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft, dan denk ik dat Gij liefde zijt, en eenzaam en dat, in dezelfde wanhoop, Gij mij zoekt zoals ik U.
De oorzaak van alles is onze mind, onze geest, ons denken. In de geest worden de dingen geboren. Jij en ik , wij zijn een Microkosmos. Het lichaam is een tempel. Als die tempel verontreinigd wordt door negatieve gedachten en gevoelens zullen alle organen dat merken. Boeddha zegt dat alles in de geest is. Het denken doet de wereld ontstaan. Jezus en Boeddha wijzen er beide op dat in de geest alle dingen beginnen. En als de strijd in onze geest niet in de geest wordt uitgewoed, dan woed hij door in het lichaam en in onze omgeving. De hoofdoorzaak ligt altijd in het hoofd. Ons hoofd is een Golgotha, een schedelplaats.
Daar ligt ook ons werk. Ons werk is om met liefde, aandacht en inzicht door onwetendheid heen te gaan en onszelf en de ander werkelijk te leren kennen. Ons lijden, onze angsten en onze zorgen niet als negatief te beschouwen, maar tegemoet te treden als een vriend die helpt bij inzicht. Dat is mededogen. In het Afrikaans heet dat ubuntu. Dat is openstaan naar je zelf zodat je je kan verbinden met anderen. Dan ontstaat er collectief denken, werkelijke gemeenschapszin. Dat is het bijzonder van Nelson Mandela. Zijn manier van werken de afgelopen decennia is ingebed in een collectieve manier van denken. En dat maakt hem als staatshoofd zo bijzonder. Dat maakt zijn leiderschap buitengewoon.
Er is 1 ding wat alle mensen op de gehele wereld gelijk maakt en dat is de dood. De dood kent maar 1 geneesmiddel en dat is sterven. Sterven aan illusies, waan, driften en negatieve gedachten. Als we dat aandurven zullen we heel kalm worden. Sterven voor de dood zal ons heel levend maken. Wij mensen zijn absoluut bestemd voor geluk en vrede. Maar we zullen ons dan moeten realiseren dat niemand op zichzelf staat
Ik pleit voor oefenplaatsen waar wij onszelf en elkaar oefenen in het omgaan met onze tijd, onze gedachten, onze gevoelens en ons lichaam. Plaatsen van concentratie en meditatie zoals hier, van uitwisseling van ervaringen en bemoediging, plaatsen van waaruit wij elkaar leren uitzenden ‘ in vrede' om te doen wat er gedaan moet worden. Ik wens deze gemeenschap dat zij een oefenplaats mag zijn voor het werkelijk delen van vreugde, zorgen en verdriet. Amen |
||||
|
||||
RG 2010-02-14 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl |
||||