|
Voorgangers:
Diana Vernooij en Jan Andreae
Thema: De dood voorbij
lezingen:
- Genesis
28; 10-22
-
Lucas 24; 13-35
Overweging- De dood voorbij
In de nacht van goede vrijdag naar stille zaterdag - nu een week geleden - land ik op Ben Goerion in Israel. Het is midden in de nacht of liever gezegd vroeg in de ochtend. Ramadan mijn Palestijnse chauffeur staat me op te wachten bij de uitgang. Als altijd, een stralende lach, van oor tot oor. Mister Jannie, good to see you. Al jaren begrijp ik niet waarom ik Mister Jannie heet, maar ik ben al lang geleden op gehouden dat te corrigeren.
In de auto nemen we de route door. Een paar uur slapen, dan naar Oost Jeruzalem, vervolgens naar Bethlehem of Rammalah en dan weer terug naar Tel Aviv.
Zoals altijd wil Ramadan verhalen uit mijn wereld. Wat heb je gisteren gedaan , Mr Jannie.
Ik vertel hem dat ik op witte donderdag met de gemeenschap van de Duiven Seider gevierd heb. Verbaasd kijkt hij me aan, Seider gevierd? Ja, zeg ik onschuldig. Ik heb een nieuwe kerk.
Ik geloof zelfs dat ik een beetje trots klink.
Ramadan zijn gezicht verstart een beetje. Ik ben moe en let niet goed op. Dan zegt hij op verbeten toon: Seider is voor de Joden. Jij bent toch een van ons?
Al jaren heb ik bij Ramadan het gevoel dat in ons contact de hemel een beetje open gaat. Hij heeft me in heel moeilijke omstandigheden geholpen. Ik werk al 7 jaar met hem. En ongeacht in welke situatie we terecht kwamen: zijn toon is altijd blij, opgewekt en zorgzaam. Hij is me altijd dankbaar als we weer de Gaza strook intrekken om mensen bij te staan.
Ik kijk nu naar zijn gezicht en ik denk: de hemel gaat dicht.
Ik ben hier een paar minuten en ik zit alweer in het voelbare conflict.
Ik zeg zachtjes tegen hem: Ik ben en sta aan jouw kant en ik heb seider volgens de joodse traditie gevierd.
Hij zegt niets terug. Ik ben moe en denk: morgen is er weer een dag.
Na een paar uur slapen, maak ik me klaar voor de volgende reis met Ramadan.
Het blijkt dat hij niet zelf komt. Hij heeft een collega gestuurd. Iemand die ik niet ken.
Ik mompel goedemorgen en hallo in het Arabisch. Ramadan hoort bij een Palestijns taxibedrijf. Dan zegt de man tegen mij: Ik ben geen Palestijn, ik ben jood. Er is geen enkele reden om Arabisch tegen mij te spreken.
Ik verontschuldig me en stap in.
Ik krijg je nog wel, meneer Ramadan denk ik van binnen.
De droom van Jacob: een ladder die op de aarde staat en helemaal tot de hemel reikt. Waarbij de eeuwige zegt: alle volken op de aarde zullen gezegend worden en ik zal je beschermen, waar je ook gaat, ik zal je terzijde staan, ik zal je niet alleen laten.
Langzaam rolt er een traan over mijn wang.
Ik ervaar de ladder van Jacob vaak in het contact met mensen. Soms denk ik wel eens : wij zijn zelf die ladder: Ons haar is het gras van de hemel en onze voeten staan op de aarde.
Wij zijn tussen hemel en aarde zelf het instrument. Met wie we zijn drukken we onszelf uit naar de ander.
Als we in contact zijn met onze bezieling, met onze inspiratie, met onze liefde voor anderen, dan staan we in verbinding met de hemel.
Dan kunnen de engelen de trap aflopen en al het goede naar de aarde brengen. Zo kunnen wij steeds opnieuw het instrument zijn en van grote betekenis zijn voor de ander.
Maar soms, of vaak zijn we niet bezield, niet geïnspireerd, niet in contact met onszelf en liefde voor de ander.
Dan zijn we gesloten of opgesloten in onszelf. Zijn we vol van verdriet of machteloosheid, woede of cynisme. Dan zit de hemel dicht, potdicht.
Sommigen van ons hebben dat jarenlang, we lijden en lijden dan vaak in stilte. Zoals Herman van Veen ooit dichtte: Het leed loopt keurig aangekleed over straat.
Twee leerlingen gingen op weg naar een dorp wat Emmaüs heet.
Jezus zelf kwam naar hun toe, maar ze zagen hem niet. Hun blik bleef vertroebeld door hun verdriet over zijn dood.
Hoe vaak zien wij de uitreikende hand, het wonder van de nieuwe lente, de liefde van de ander niet.
Ik ben nu een korte tijd in deelgenoot van deze gemeenschap. Met aarzeling naar binnen gestapt. Is dit mijn plaats en plek om te zijn. Nog steeds zoekend naar heldere antwoorden kan ik al wel zeggen dat ik buitengewoon onder de indruk ben van de warmte, de geborgenheid, de veiligheid van mensen die elkaar uitnodigen om te blijven zoeken naar de essentie. De sfeer, de warmte en het welkom wat hier iedere zondag voelbaar en tastbaar is. De mensen die hier zingen, iedere zondag weer. Voorbereid, toegewijd, geïnspireerd. Ze zingen zoals ik denk dat God het bedoeld heeft.
Huub Oosterhuis liet in een interview in de Volkkrant een week geleden weten dat de pijn die mensen nu ervaren over de misstanden die gespeeld hebben in de katholieke kerk, de groep zoekende mensen enorm gaat vergroten. Mensen verlaten niet massaal kerk en geloof, als we goed kijken dan kunnen we zien dat mensen massaal zoeken.
De ladder naar de hemel staat hier, in het levende midden.
Jij en ik, wij zijn die ladder.
Toen hij met hen aanlag, nam hij het brood en sprak de zegenbede uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. De hemel werd opnieuw geopend.
Jezus ging aan de dood voorbij om de hemel voor zijn leerlingen te openen. Daar waar Jacob al ooit over gedroomd had.
En daarna gingen zij op weg om het met anderen te delen.
Op weg naar Pinksteren doe ik U de volgende oproep: de kwaliteit van deze gemeenschap mag niet voor deze gemeenschap zelf zijn. Ga naar buiten en zoek de komende weken die andere zoekende mens en neem die hier mee naar toe.
Laten we er voor zorgen dat in de zomer dit huis, deze kerk, deze gemeenschap uit zijn voegen barst en er geen stoel meer bij kan.
Daarvoor is nodig dat wij zelf het gras van de hemel zijn, de voeten op de aarde hebben en onszelf weggeven met bezieling en inspiratie.
In de voetsporen van zijn leerlingen nodig ik jullie uit om mensen aan te spreken, aan te spreken, lief te hebben, uit te nodigen!!
Dat vraagt om door onze angst heen te gaan, door gevoelens heen te gaan dat mensen ons raar of gek zouden vinden. Dat vraagt van ons een werkelijk actieve houding.
Om twee uur in de nacht werd ik wakker. Mijn laatste taxi rit. Terug naar het vliegveld. Ik ben benieuwd wie me gaat rijden.
Als ik beneden aan komt staat Ramadan klaar. Hij heeft snoepjes en mineraalwater gekocht voor de reis.
Ik ga voor hem staan, hou hem vast en op de Palestijnse manier kus ik hem.
Hij houdt mijn hand vast. Ik de zijne.
Aan het eind van de rit als we beiden uitstappen, weigert hij geld aan te nemen. Heel zacht zegt hij: Stel dat je volgend jaar hier met Pesach zou zijn en je zou Seider vieren met je Joodse vrienden, zou ik dan mee mogen?
Amen
|
|