Bijdrage Frans Gerritsma, zondag 25 april 2010

 
 

Voorganger:  Frans Gerritsma

Lezingen:

Eerste brief van Johannes 4.11-21

Evangelie volgens Marcus 16.9-18

Openingsgebed.

Eeuwige.

In jouw naam zijn wij hier bij elkaar

Om ons te voeden

aan de bron.

die je voor ons wilt zijn.

Een bron van leven

Liefde

Licht.

Raak ons aan met je aanwezigheid,

in de gebaren die we stellen,

van gebroken brood

en gedeelde liefde

Zoals je Jezus geraakt hebt

die ons hierin is voorgegaan.

 

 

Overweging

Niemand heeft ook God gezien.

Een stevige uitspraak van de apostel Johannes.

Terwijl hij toch als de grote visionair en mystieke schrijver, onder de apostelen is.

Gezien heeft hij God niet

Want dat is onmogelijk.

In de oud testamentische traditie is dat vanzelfsprekend, God zien staat gelijk aan sterven. Dat overleef je als mens niet. God horen dat gaat nog, maar zien!

Het is niet voor niets, dat mensen geen afbeelding van God mogen maken. Het is altijd een vertekend beeld. Zelfs zijn naam mag je niet uitspreken en past het ons te zwijgen.

 

Dat maakt in onze dagen, geloof ook moeilijk. Want wij willen zien. Niet geloven. Tasten en voelen. Dat is de wetenschappelijke wereld waar wij deel van uit maken en waardoor we meer beïnvloed zijn dan we denken.

 

En zo tussen Pasen en hemelvaart, het getuigenis van verschillende leerlingen dat ze Jezus gezien hebben. Maar Hij is zo veranderd, ze herkennen hem niet meer. Daarom dan ook in het evangelie vandaag het terugkerend refrein; ze kunnen het niet geloven. Ze moeten leren met andere ogen te kijken. Of leren om in plaats van met hun ogen met hun hart te kijken. Om te kijken naar de bewogenheid van Jezus, zijn goede boodschap en niet naar hoe hij er uit ziet.

 

Ze worden er op uitgestuurd om te verkondigen, om te dopen, mensen onder te dompelen in de mentaliteit van Jezus. En wat in deze tekst gezegd wordt is de motivatie van hele generaties geweest om er op uit te trekken om te dopen, soms tegen wil en dank mensen in. Vanuit de overtuiging dat mensen daardoor gered worden. Gered van demonen, van boze geesten en van ziekte. Om door mensen de handen op te leggen, een hand boven het hoofd te houden, de kracht en uitstraling van Jezus door te geven tot in onze tijden tot aan alle grenzen der aarde.

 

Maar ondertussen leven we in een andere wereld, waar medische wetenschap en communicatie ons van vele kwalen verlossen en ons uit het isolement halen. Het navolgen van Jezus, het door de doop behoren bij een kerk, ervaren we niet meer als heilsnoodzakelijk. We zijn zo humaan geworden dat we ieder mens een goed leven gunnen en veroordelen en verdoemen is al helemaal uit den boze.

 

Wat heeft geloof in onze tijd, waarin godsdiensten vanwege radicalisme, kerken vanwege intolerantie en allerlei schanddaden onder vuur liggen, bij te dragen aan ons leven. Elke pretentie is er één te veel.

 

Geloof, geloof in God, waarvan ik niet weet hoe hij er uit ziet, laat me niet los. In de beste momenten van mijn leven word ik er warm van. Ik heb er niet zo veel behoefte aan om van God een voorstelling te hebben. Beeldloze meditatie helpt me om los te komen van de waan van iedere dag en van alles wat zou moeten. Het brengt me dichter bij de kern van mijn leven. Verhalen van anderen over hun ervaring van God, doen me goed en soms komt hij ook voor in mijn verhaal.

 

Dat zijn dan verhalen van mensen over hoe ze god ervaren in schepping en herschepping. In verhalen over ondergang en redding. Over bevrijding uit angst. Over onvoorwaardelijke liefde Over even boven jezelf uitgetild worden. Zo heb ik in mijn pastoraat, zowel in gevangenis en ziekenhuis, als in alledaagse verhalen van gelovige mensen, vele verhalen gehoord. Verhalen die me geraakt hebben en mensen die me dierbaar zijn geworden

 

Ik moet ze steeds weer horen, die verhalen over Jezus, die zoon van God genoemd wordt. Die in zijn genen de mentaliteit van God had en die daardoor zelf niet tegen te houden was en als het om liefde en betrokkenheid op mensen tot het uiterste ging. Die door geen dood en ondergang tegen te houden was en daardoor aan ieder die het wilde weten en horen, leven gaf. Dan moet je wel veel van mensen houden. Dat is grenzeloos.

 

Daar is Johannes vol van en daar draait het in zijn eerste brief helemaal om. Je kunt zeggen Johannes heeft niet God gezien, maar heeft ervaring van Gods liefde. God is liefde, dat wil hij tegen iedereen zeggen, daar is hij vol van. Blijf in die liefde, dan ervaar je God.

Het is zijn zorg dat wij elkaar liefhebben in concrete daden en niet met mooie leuzen daarover spreken, door mooie leuzen raak je steeds verder bij God weg.

 

Nee, het hangt niet allemaal van jou af, zegt hij. Het initiatief ligt bij God. Als je leeft van uit liefde, liefhebt, dan ben je in God en is God in jou,

Wat wil je nog meer dan liefhebben in plaats van haten, dat is God liefhebben.

 

In liefde, in onvoorwaardelijk liefde, kun je God ervaren

Wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem.

Die ervaring van God doet iets met je leven.

Daar wil je anderen wel vertellen, want dat vervult jou, daar kun je vol van zijn.

En dat kan aanstekelijk werken. Gebeurt er wat.

 

Een middeleeuwse mysticus wijst een weg. (meester Eckhart: Onderrichtingen 14/15)

 

Er is een tweeërlei weten van het eeuwige leven in dit leven. Het ene komt tot ons doordat God het zelf aan iemand zegt of het door veen engel als boodschap aan een mens laat brengen of het iemand ingeeft door een bijzondere verlichting van de geest. Toch gebeurt dit zelden en maar bij weinig mensen.

Het andere weten is veel beter en heilzamer; het is de manier voor alle mensen die kunnen liefhebben met geheel hun hart. Dat weten bestaat hierin dat de mens door de kracht van de liefde en de omgang, die hij met God onderhoudt, zo'n vertrouwen en zekerheid krijgt, dat hij Hem geleidelijk aan in alle schepselen gaat zien en gaat liefkrijgen.

 

 

 

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2008 en 2009 |

 
 

RG 2010-04-25 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl