Bijdrage  Marina Slot - zondag 25 juli 2010

Zomerserie : Op verhaal komen.

 
 

Voorganger: Marina Slot

Lector: Lydia de Wit

 

Zomerserie 2010 deel 3: Schepping.

 

Gedicht van Dag Hammerskold

 

Verder word ik gedreven

een onbekend land in

De grond wordt harder.

de lucht prikkelender, kouder

Aangeraakt door de wind

vanuit mijn onbekende einder trillen de

snaren

in afwachting

 

Aldoor vragend zal ik aankomen,

daar waar het leven wegklinkt-

een klare toon

in de stilte

 

Welkom en inleiding.

Welkom vanmorgen in de Duif om ‘Op verhaal te komen', welkom om in de stilte van dit uur bij jezelf en je eigen diepte te zijn en welkom bij de Eeuwige en Onnoembare die ons allen vasthoudt waar wij ook gaan ver weg of gewoon dichtbij hier in Amsterdam in dit mooie Godshuis.

Het is vandaag de 3e zondag in de Zomerserie van 2010, we nodigen iedereen vandaag uit om mee op reis te gaan, een reis die ons voert naar het Noorden van onze aardbol, Noorwegen, Zweden, Finland en IJsland.

Naar een vreemd land waar het zomers heel lang licht is en waar 's winters het oplichten van de witte sneeuw zorgt voor een zacht licht in het donker.

Land waar naast de Lutherse godsdienst nog veel van de oude Germaanse religie is overgebleven. Land dat groot en uitgestrekt is, waar je uren kunt rijden zonder iemand tegen te komen. Waar je in de bossen en de oneindige berglandschappen gemakkelijk kunt verdwalen. Land waar elfen en bosnimfen, trollen e.a. sprookjeswezens dicht bij de volwassen mens staat omdat de natuur zo overweldigend en machtig aanwezig is in het leven.

Een land waar meer schapen, geiten en rendieren dan mensen wonen, waar de eland, wolf en beer dichtbij de mens komen. Dat land kent haar oude verhalen, en heeft een traditie van het zingen van haar geschiedenis door sjamanen, zingen soms met ondersteuning van de oude vaak zelfgemaakte snaarinstrumenten zoals de kantele die jullie straks horen.

Lydia leest straks delen uit het 1 e gedicht van de Kalevala, gedichten uit de grensstreek van Finland en Rusland, dit eerste deel gaat over de schepping van de wereld en daarna een deel uit de Edda, de Noordse verhalen en gedichten ontstaan in het middeleeuwse IJsland over een nieuwe aarde. Teksten die ons èn vreemd èn ook weer niet vreemd voorkomen. Want wij kennen soortgelijke woorden uit onze Bijbelse scheppingsverhalen, de overleving van Noach en zijn mensen- en dierenfamilie na de zondvloed, wat een soort herschepping was.

Het verhaal uit de Edda doet ons denken aan Openbaring 21 over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. De mensheid heeft wereldwijd overal haar eigen verhalen over schepping, over overleving van grote natuurrampen, iedereen wil wel zijn eigen droom of visioen hebben over hoe het beter kan worden in de wereld. En ook dat gaat over Schepping, het centrale thema van vandaag.

 

 

Muziek.

VI SKAL IKKJE SOVA BURT SUMARNATTA door Arja Saijonmaa
(We Shall Not Sleep Away the Summer Night)

Vi skal ikkje sova burt sumarnatta;
Ho er for ljos til det.
Då skal vi vandra i saman ute
Under dei lauvtunge tre,
Under dei lauvtunge tre.

Vi skal ikkje sova frå høysåteangen
Og grashoppespelet i eng,
Men vandra i lag under
Bleikblå himlen
Til fuglane lyfter veng.
Til fuglane lyfter veng.

Og kjenne at vi er i slekt med jorda,
Med vinden og kvite sky,
Og vita at vi skal vera i saman
Like til morgongry.
Like til morgongry.

We shall not sleep away the summer night;
She is too light for that.
Then shall we wander together out
Under the leaf-heavy trees,
Under the leaf-heavy trees.

We shall not sleep away from the hay-sown field
And the grasshopper's play in the meadow,
But wander together under
Pale blue heavens
'Til the birds lift their wings.
'Til the birds lift their wings.

And feel that we are kin with the earth,
With the wind and white clouds,
And know that we shall be together
Until the morning's dawn.
Until the morning's dawn.

Scheppingsverhaal   uit de Kalevala

 

 

Kalevala, delen uit de eerste rune

Aangespoord word ik door luchtkracht, door mijn zinnen opgeroepen om tot zingen nu te komen,
Aan het spreken aan te vangen, om het lied van 't volk te zingen, om der vaderen zang te zeggen; sappig in de mond het woord wordt, tonen klinken uit mijn ziel, willen van mijn tong nu snellen, willen uit mijn tanden breken.
Trouwe vriend, mijn beste broeder, met mij samen opgegroeid eens, kom nu om met mij te zingen, laat vereend ons samen spreken nu wij hier elkander vonden,samengestroomd uit verre streken;

zelden komen wij te samen, zelden vinden wij elkander
in de uitgestrekte landen van 't armoedig kale noorden.
Laat ons hand in hand nu leggen, vingers zich te samen strengelen om een monter lied te zingen,
't allerschoonste voor te dragen voor de ons zo dierb're scharen, voor de zo geliefde lieden, voor de jeugd die luisterend opgroeit, voor het jonge volk der toekomst,
deze woorden eens geschonken, deze liederen, voortgekomen
uit de gordel Väinämöinens, uit de smidse Ilmarinens,
door het zwaard van Kaukomieli, door de boog van Joukahainen,

door de streken van het noorden, door het land van Kalevala.
Deze woorden zong mijn vader toen zijn hand de bijlschacht vormde; deze woorden leerde moeder mij terwijl het spinwiel snorde en als kind ik bij haar knieën op de vloer al spelend voortkroop, ………

 

************

 

Korte tijd slechts was verstreken, nauwelijks een ogenblikje,
of daar komt een schone vogel,
vliegt een eend daar over 't water, zoekt een plekje om te nestelen,
speurt naar plaats om neer te strijken, vliegt naar 't oosten, vliegt naar 't westen, vliegt naar 't noorden, vliegt naar
't zuiden: nergens is een oord te vinden,
zelfs niet 't allerslechtste plekje,'t allerkleinste steunpunt, nergens waar zij 't nest zou kunnen bouwen.
Langzaam zweeft zij, 't nog steeds speurend, zij bezint zich, overlegt dan:
'Bouw ik in de wind mijn nest hier, op de golven 't tere bouwsel,
zullen winden het verwoesten, voeren golven het ver henen.'
Daar verheft de watermoeder, zij, der luchten schone dochter,
uit de zee haar beide knieën, uit de vloed haar schouderbladen
waar de eend haar nest kan bouwen, waar in vrede zij kan rusten.
Moedereend, de schone vogel, nadert zwevend, kijkt rondom zich, ziet de knie der watermoeder op de blauwe golvenvlakte, houdt het voor begroeide heuvel, meent te zien een sappig grasveld.
Daarheen vliegt zij, zweeft dan langzaam neer op de knie der vrouw, bouwt gezwind een nest daar veilig, legt daarin de gouden eieren, gouden eieren legt zij 'n zestal,
't zevende is een ei van ijzer.
zet zich broedend op de eieren, warmt de welving van de knie zelfs, broedt een dag en nog een tweede, broedt de derde dag stil voort nog; reeds bemerkt de watervrouw het,
zij, der luchten schone dochter, voelt de warmte, warmer wordt het tot de huid begint te gloeien, vreest dat zij haar huid zal branden, dat haar aderen zullen smelten.
Zij beweegt haar knie nu haastig, schudt haar leden dan zo heftig tot de eieren in het water,
in de vloed der zeeën storten, in de stroom in stukken breken
en tot brokstukken versplinteren die niet ondergaan in modder,
niet in 't diepe water zinken, maar heel mooi veranderd worden,
fraai gevormd nu alle brokken.

't onderstuk, gewelfd slechts weinig, wordt tot aarderond geschapen, 't bovenstuk het eierschaal nu
vormt de hoge brug des hemels;
't geel het eierdooier boven schenkt het stralend licht der zonne,
't eiwit boven aan de eischaal glanst als zilveren manestralen.
spatjes wijd en zijd gesprenkeld worden sterren aan de hemel
en het donkere van het ei nu drijft als wolken langs de luchten.
En de tijden vlieden verder, almaar voort gaan nu de jaren
in het licht der jonge zon, in het glanzen van het maanlicht.
voort drijft steeds de watermoeder, zij, der luchten schone dochter, in de sluimer-stille golven, over nevelrijke wateren,
voor zich steeds het eeuwig stromen, achter zich de heldere hemel.
Eindelijk na negen jaren, in de tiende zomertijd dan,
heft zij 't hoofd op uit het water, tilt haar voorhoofd uit de golven.
Zij begint een werk te scheppen, gaat het grote werk beginnen,
op de rug der woelige golven, op der zeeën wijde vlakte.
Waarheen zij haar handen strekte stegen op reeds aarde-hoogten, waar zij met haar voet aan raakte
vormden diepten zich voor vissen, waar omlaag zij dook in 't water zonk het zeeën grond terneder,
waar zij wendde hare heupen oeverlanden daar zich glooiden,
waar naar 't land haar voet zich richtte vormden zich reeds zalmenkommen, waar haar hoofd het land benaderd'
daar ontstonden wijde baaien.
Zij zwom zeewaarts nog en verder, dreef daar ruggelings voort een weinig, schiep zo klippen in de zeeën, rotsige ruggen onder water, waar de schepen schipbreuk lijden
en hun graf de mannen vinden.
Eilandketens vormde zij nu, in de diepten sterk gegrondvest,
richtte op het luchten zuilen.
Velden, weiden zijn geschapen, rondgesprenkeld bonte stenen,
diep gekloofd de hoge bergen.
Väinämöinen slechts, de zanger, was en bleef nog ongeboren.

Muziek Kantele

 

 

Een nieuwe aarde uit de Edda

 

Een nieuwe aarde stijgt op uit de zee. Zij is groen en schoon en er groeit koren op niet ingezaaide akkers:

Op ziet zij komen

ten andere male

de groene aarde

uit de zee;

beken schuimen

de arend schiet

van de rotsen

op vis belust.

De nieuwe zon glijdt langs de hemel, groot en stralend. Widar en Wali leven no; de wereldbrand heeft hen geschoond. Zij vestigen zich op het Idaveld waar eenmaal Aasgaard stond.

Daarheen komen ook Thors zonen, Modi en Magni, zij hebben Mjölnir bij zich. Balder en Hod keren uit Hel verzoend terug en Hönir keert terug van het Wanenheim. Zij zetten zich in een kring en vertellen elkaar van de oude tijden.

Dan vinden zij in het gras de gouden damschijven waarmee de Azen vroeger speelden en dat doen zij nu samen.

De twee mensen, die zich verborgen gehouden hebben en zich uit de ochtenddauw voedden om in leven te blijven, komen nu ook te voorschijn. En van hen stammen de nieuwe mensengeslachten af, die de nieuwe aarde zullen bewonen. Daar zullen geen zorgen zijn, geen nood en geen boosheid, maar vreugde en onschuld. In Gimle staat een zaal, schoner dan de zon en met goud gedekt. Daarin zullen schuldloze scharen bouwen en wonen en eeuwig geluk deelachtig worden.

 

Daar komt de Hoge

tot heerschappij

de sterke van Boven,

die over allen gebiedt.

 

Overweging.

Toen wij eens op een weg reden door het Noorden van Noorwegen in Lapland en wij hadden de hele dag nog niemand gezien, gebeurde er iets vreemds met mij.

Ik werd helemaal onrustig, we kwamen langs een huis en ik wilde aanbellen, ik wilde een mens zien, ik had om te overleven context nodig, relatie. Ik was uit mijn gewone doen, ik was – zoals we dat vandaag de dag noemen- uit mijn comfortzone en stond op overleven, overleven van al dat vreemde dat ik niet kende. Urenlang ijs en sneeuw, bevroren meren, rotsen, nauwelijks vegetatie. Het landschap schraapte over mijn ziel, ik was niet alleen koud, maar ook diep geraakt tot op mijn botten. Alles wat gewoon is in de 21 e eeuw, is niet aanwezig, de supermarkt is 70 km verder, ja je kunt een zalm kopen, die ze net gevangen hebben in het meer. De benzinepompen zijn dun gezaaid, als je er een ziet gelijk tanken, want het kan pas honderden kilometers verder zijn dat je er weer een tegenkomt.

De dieren zijn hier in de meerderheid, de rendierkudden die hun vaste trek hebben, de schapen die hun eigen paadje lopen en de geitenkudden die tot hoog op de toppen van de bergen klimmen en als ze beneden komen je auto helemaal aan puin kunnen knuffelen.

De boeren gaan in het voorjaar naar de zomerboerderij hoog in de bergen en begin september weer naar beneden met de kudden om daar een groot feest te vieren. Er zijn veel oude rituelen die nog steeds in ere blijven en waar iedereen aan meedoet, zoals op Johannistag ( een mengvorm van de geboortedag van Johannes de Doper op 24 juni en de Germaanse zonnewendefeesten) op de langste dag van het jaar, 21 juni waarop men aan het strand van zee en meer grote houtvuren brandt en daar eet en drinkt met elkaar.

De mensen leven in de stilte van de natuur, dichtbij de natuur en weten dat ze moeten gehoorzamen aan haar wetten.

In het ritme van de natuur te leven lijkt saai en voorspelbaar, maar het geeft een diepe innerlijke rust en kracht. Het is heel aards en oer wat je voelt als je daar een tijdje meeleeft met de mensen.

Het scheppingsverhaal van de Kalevala is een heel andere dan wat wij kennen, als een Middeleeuwse schilder die met kleur en licht speelt, schetst de dichter het ontstaan van het heelal uit de brokstukken van de eieren van de eend “wordt tot aarderond geschapen, 't bovenstuk het eierschaal nu vormt de hoge brug van de hemel, 't geel het eierdooier boven schenkt het stralende licht van de zon 't eiwit glanst als zilveren manestralen. Spatjes wijd en zijd gesprenkeld worden sterren aan de hemel” Heel subtiel, heel dichtbij wordt natuur uit natuur geschapen. Eieren, teken van vruchtbaarheid worden groter en maken de schepping en de wereld van een tere en grote schoonheid die herkenbaar is als je daar ooit rondgezworven hebt in dat Noordse Noorden. De kleuren van de zon en het water, de zilveren manestralen. Het is van een puurheid en oerschepping waar de mens verstelt van staat.

Ik vergelijk het even met onze natuur in de dagen dat er geen vliegtuigen vlogen door de aswolk, toen herkende ik iets van die oogverblindende helderheid van het heelal die je ook daar ziet. Zalmenkommen worden gevormd, en dat is heel belangrijk dat die worden geschapen, want wat is de mens daar zonder vis, het belangrijkste dierlijke voedsel voor de mens. Wat is de mens daar zonder water, waar werk en transport met elkaar zijn verbonden.

De schepping moet wel kloppen en de wereld is een andere daar dan hier. Het vreemde land is mooi en onherbergzaam. In het hoge noorden zijn de kleine kerken, centra van ontmoeting met elkaar. Op zondag komt men samen en eet en drinkt, praat en ontmoet elkaar, daar is de kerk meer een leefplek. Een plaats om je te warmen, je niet alleen te hoeven voelen, een plek waar altijd licht is ook in die lange donkere winter.

Iets daarvan kennen wij ook in de Duif, die behoefte om het leven met elkaar te leven, om elkaar te ontmoeten, om mee te leven met blijdschap en verdriet in een wereld die veel complexer is dan op de plek waar ik jullie vandaag van vertel.

In het christelijk geloof is de schepping vaak een discussiepunt geweest, of het nu wel of niet zo gebeurd is. En dat vind ik zó onbelangrijk. Als je als mens gelooft in een droom, in een visioen van vrede en gerechtigheid, ga je toch ook niet roepen: is dat wel waar ?

Schepping is een beetje vervuild in onze gedachten net als de schepping in werkelijkheid is. Wat een prachtige wereld is er voor ons gemaakt en wat zijn wij gezegend met lieve en mooie mensen, dieren en planten om ons heen. Wat een mooie natuur is ons geschapen en hoe?

Daar heeft iedereen zijn eigen verhaal bij zoals wij vandaag zien. Ook in het scheppingsverhaal van de Edda is sprake van 2 mensen die zich verborgen hebben gehouden, zijn Adam en Eva ook daar doorgedrongen? Ze hebben andere namen en zij en hun nakomelingen gaan een wereld bewonen, waar geen zorgen zijn, geen nood en geen boosheid, maar vreugde en onschuld.

Een nieuwe aarde wordt geschapen. Een aarde waarin vreugde heerst, waar Goden in een kring zitten en elkaar verhalen vertellen en spelen in het leven, spelen om elkaars blijdschap te zien.

Wat is de schepping mooi als je echt wilt kijken, wat is er veel vreugde als je het wilt zien en wilt vermeerderen.

Dikwijls praten we veel over verdriet en ellende en dan scheppen we nog meer verdriet. We kunnen ook de zon scheppen in ons leven en van die mooie kleine sterren aan de hemel. We mogen het leven spelend leven, want er is veel schoons te beleven. En wat is het belangrijk om stil te staan bij je eigen scheppingskracht. Wat heb jij geschapen, gecreëerd in deze wereld en dat hoeft niet groots en meeslepend te zijn. Een creatie kan heel klein en fijn zijn. Waar ben jij trots op, waar kan jij van genieten dat je dat geschapen hebt, gemaakt hebt?

Op de uitnodiging om ervaringen met elkaar te delen, gingen een aantal mensen in.

 

 

Wat is dit mooi om zo van elkaar te horen. Dat maakt dat je weet dat het mogelijk is om iets moois neer te zetten, te bereiden, waar anderen van kunnen genieten.

Schepping, dat is iets wat je elke dag weer kunt doen. Dat maakt de wereld mooier en nieuwer.

En dat maakt dat die nieuwe aarde waar de Bijbel en veel andere tradities en verhalen over spreken, waar Jezus naar toe werkt en wat wij Koninkrijk van God noemen, dat die nieuwe aarde werkelijkheid kan worden hier en nu.

Amen

 

Muziek Gabriela's song uit As it is in heaven

Vanaf nu is ‘t leven van mij
Voor de tijd die-ik heb op de aarde
Het verlangen dat bracht me bij
Wat ik miste en wat ik kreeg.

Toch is dit de weg die ik koos
Mijn vertrouwen de grootste waarde
Die aan mij een klein stukje bood
Van de hemel waar ‘k nooit naar steeg.

Ik wil voelen dat ik leef
Alle tijd die-ik heb
Leven in mijn eigen lijn
Ik wil voelen dat ik leef
Weten dat ik er mag zijn.

‘k Heb mezelf altijd wel verstaan
Die gedachten liet ik slechts slapen
Misschien had ik geen and're keus
Dan de wilskracht om te bestaan.

Ik wil leven, gelukkig
Zijn met heel mijn gloed
Kiezen sterk en vrij te zijn
Als de nacht de dag ontmoet
Ik ben hier en mijn leven is van mij
En de hemel in mijn gedachten
Zit daar ergens op mij te wachten.

Ik wil voelen dat ik mijn leven leef.

 

 

Geloofsbelijdenis     (Tolstoi)     

 

Ik geloof in God,
Hij is voor mij geest, liefde, beginsel van alle dingen.
Ik geloof dat God in mij is,
en dat ik ben in Hem.

Ik geloof dat het ware welzijn van de mens
bestaat in het volbrengen van Gods wil.
Ik geloof dat het vervullen van Gods wil
ten goede komt aan mij en alle mensen.

Ik geloof dat God wil
dat alle mensen van hun naasten houden
en zo met anderen omgaan
als zij ook zelf behandeld zouden willen worden.

Ik geloof dat de reden waarom wij leven
eenvoudigweg is, dat wij groeien in liefde.
Ik geloof dat deze groei in liefde
de grootste kracht is
om het Rijk van God te vestigen op aarde,
dan zal er een nieuwe ordening zijn
waarin menselijkheid, waarachtigheid en
solidariteit zullen heersen.

Amen.

 

 

Nodiging

Ooit eens was er een maaltijd van Jezus met zijn vrienden en volgelingen. Ze deelden brood en wijn omdat zij het leven wilden delen met elkaar, het leven met al zijn vreugde en al zijn verdriet. Ze spraken met elkaar over het Koninkrijk en hoe dat te verwezenlijken was hier op aarde. Ze hoopten op het geluk voor iedereen. Dat willen wij ook hier en nu. Wij delen brood en wij delen wijn omdat wij hier in de Duif het leven met elkaar en met iedereen hier aanwezig willen delen.

Iedereen is welkom aan de Tafel van Genade, want Gods geschenken zijn voor iedereen zonder uitzondering. Komt want alles is klaar.

 

 

Gebed

We zijn op verhaal gekomen, we hebben even een kijkje genomen in een andere wereld die niet de onze is.

In ons land wonen veel mensen wier verhaal niet Nederlands is, wier rituelen anders zijn en ook zo mooi.

Mogen deze mensen ons bestaan verrijken met hun verhalen en rituelen, met hun wijsheid en cultuur.

En dat wij in onze nieuwe aarde vruchtbaar en eensgezind mogen samenleven met hen die onze buren, collega's, vrienden, familie en beminden zijn.

Eeuwige, wees ons nabij in ons leven, welke opdracht we ook gekregen hebben, welke last we moeten dragen.

Draag ons mee in uw hand, vergeef ons onze wanhoop als wij de schoonheid van uw schepping niet meer zien.

Geef ons ons eigen visioen van vrede, schenk ons wat van uw scheppingskracht om ons leven vorm te geven op weg naar een nieuwe aarde. Amen.


 

ONZE VADER     (uit het Nieuw Zeelands Liedboek)

 

Eeuwige Geest, Schepper van de aarde,

drager van pijn, gever van leven,

bron van alles wat is en zal zijn,

Vader en Moeder van ons allen,

liefhebbende God, in wie de hemel is,

laat de heiliging van uw naam weerklinken door het heelal.

 

Laat de weg van uw gerechtigheid worden begaan

door de volkeren van deze wereld,

laat uw hemelse wil worden gedaan door al wat geschapen is,

laat uw rijk van vrede en vrijheid onze hoop ondersteunen

en moge het komen, uw rijk, hier en nu op aarde.

 

Voed ons met het brood dat we vandaag nodig hebben,

vergeef ons als we elkaar verwonden,

sterk ons in de tijd van verleiding en verzoeking,

bewaar ons voor beproevingen die niet te verdragen zijn.

bevrijd ons uit de greep van alles wat kwaad is,

 

Want U regeert in de glorie van uw kracht die liefde is,

nu en altijd. Amen.

 

 

 

Zegenbede

De Krachtige en Tedere zegent ons en behoedt ons

De Barmhartige doet haar gelaat over ons lichten en is ons genadig,

De Ene met de vele Namen verheft haar gelaat over ons en geeft ons vrede.

Amen

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2008 ev |

 
 

RG 2010-07-27 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl