Bijdrage Bert van der Meer
zondag 23 oktober 2011

 
 

Voorgangers: Bert van der Meer
Lector: Thea van Deijl


Thema: De schrift en het leven



1e lezing: Deuteronomium 6:1-9
2e lezing: Matteüs 22:34-46

“...Ik las een lofzang op onze
Nederlandse vrijheid van een West-Berlijner, een Duitse hippie.
In 1961 naar Nederland gekomen, ervaarde hij ons land toen
als het summum van vrijheid.
De wereld was niet grauw en zwart,
maar groen met witte stippen.
En overal geurde het naar pannekoeken.
In later jaren naar Nederwiet ...”


Welkom en inleiding
Welkom op deze prachtige zondag. Ik ben blij dat u ervoor gekozen hebt om een uurtje van deze stralende zondag door te brengen in deze prachtige kerk die voor de meesten van u zo vertrouwd is.
Als u hier nieuw bent: welkom in deze heerlijke ruimte van adem, aandacht, gebed en overgave.
Ik heb deze viering het thema gegeven “De schrift en het leven”. Dat is geen tegenstelling, zo zal ik u vandaag vertellen.

Vandaag verdiepen we ons in de schrift. Sterker, we worden erop gewezen dat we de geboden moeten onderhouden in de eerste lezing uit Deuteronomium. In de tweede lezing (Matteüs) wordt getwist over de betekenis van de schrift. Dan wordt het interessant, want kennelijk kun je verschillende betekenissen ontlenen aan dezelfde tekst. Sommigen zijn in staat om meer uit een tekst te halen dan anderen. Spitse geesten vinden verborgen schatten.

Dat is de schrift. En dan het leven. Wat kunnen we met de tekst in het leven van alledag? We nemen de tekst tot ons, maar waarom? Wat spreekt ons aan in de tekst? Wat niet? En wat doen we daar dan mee?

We zingen straks over leven in vrijheid, bevrijd van de angst, gevolgd door de eerste lezing die ons verteld dat we God moeten dienen door ons te houden aan zijn wetten. Is dat geen tegenstelling?

Over deze vragen wil ik straks met u nadenken.

Overweging
In Deuteronomium worden de joden opgeroepen, in niet mis te verstane woorden, om Gods wetten na te volgen. Ze moeten de woorden in hun leven integreren op alle mogelijke manieren. “Houd ze in gedachten, prent ze je kinderen in, draag ze om je arm en als een band op je voorhoofd.”

Waartoe dient dat? Zijn de regels zo belangrijk?
Wat deden de Joden met de schrift? Ze verdiepten zich erin, zochten naar verbanden met andere teksten en gaven de woorden zo betekenis.

In het boek “uitverkoren” van Chaim Potok wordt er ook zo getwist, over de Talmoed, de Joodse wetten. “Noe” zegt rabbijn Saunders dan, de vader van de vriend van Reuven, de hoofdpersoon, en dan volgt een vraag. Een vraag over de Talmoed, de interpretaties die eraan gegeven zijn in de voorbije eeuwen, de commentaren die erop zijn geleverd, de getalsverbanden die erin te vinden zijn. Een fascinerend steekspel van woorden, zienswijzen, interpretaties en meningen trekt dan voorbij tot de rabbijn de discussie stopt. Dat gesprek vraagt een scherpe geest, een goede kennis en een diepe concentratie.

Iets dergelijks lezen we in het evangelie. Jezus wordt op de proef gesteld. Getest. En hij slaagt. Op de vraag wat het grootste gebod is antwoordt hij “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand”. Daarmee zuig je de tekst je leven in. Je speelt met de tekst zodat die betekenis krijgt.

Ik vroeg me af of we dit tegenwoordig nog steeds met teksten doen. De laatste lange tekst die ik tot me heb genomen en van verschillende kanten heb bekeken was de Millennium trilogie. Stieg Larsson. U kent ze wel, of niet, het zijn drie heerlijke boeken over een Zweedse journalist en een klein contactarm meisje met bijzondere eigenschappen.

In die boeken kwam Zweden voor mij tot leven. De kou, de maandenlange afzondering in een houten hutje, de eenzaamheid, wat dat met je doet.. Ik ken Zweden niet, maar door het boek kon ik relateren aan de verhalen van onze vrienden die 3 weken hadden rondgereisd in Zweden. En toen ik vorige week vrijdag in de trein zat naar Utrecht en aan de praat raakte bleek de vrouw tegenover me een Zweedse te zijn. En ze kende de boeken. We waren het erover eens dat de boeken je grepen en je ook vertelden over het leven in Zweden.

Meer dan de woorden is het, in de Millennium boeken, het verhaal dat me grijpt. En de hoofdpersonen die heel genuanceerd, met hun sterke en menselijke kanten naar voren komen.
Noe, het redetwisten dient vooral tot het dienen van God met het verstand. Belangrijk, noodzakelijk, maar niet voldoende. Wat is het dienen van God met heel de ziel en heel het hart? Een indicatie van wat hij met het hart aanduidt is “Het tweede gebod is gelijkwaardig aan het eerste. Heb uw naaste lief als uzelf”. Van wat hij aanduidt met de ziel heb ik alleen een vermoeden.

Ik las een lofzang op onze Nederlandse vrijheid van een West-Berlijner, een Duitse hippie. Hij was in 1961 naar Nederland gekomen en ervaarde ons land toen als het summum van vrijheid. De wereld was niet grauw en zwart, maar groen met witte stippen. En overal geurde het naar pannekoeken. In latere jaren rook het naar Nederwiet.

De reden dat hij zich roerde was de aankondiging dat we in Nederland een wietpas willen invoeren. De wietpas komt uitsluitend aan inwoners van Nederland toe. De wet is bedoeld om drugsoverlast in grensregio’s, zoals Maastricht, te verminderen. Het Hof van Justitie in Luxemburg heeft het beperken van de toegang tot de coffeeshop getoetst en het toegestaan omdat het verkeer van verdovende middelen in de EG verboden is.

De schrijver voorzag echter dat hij na een gepland bezoek aan Schiermonnikoog zich geen zakje Wiet kon aanschaffen. Nu gaat het me niet om de wietpas. Het gaat me erom of we ons realiseren wat we doen met onze vrijheid als we die beperken tot onze eigen bewoners.
De duitse hippie sluit af met de opmerking dat hij ons zal vergeven als we in de wet een uitzondering maken voor duitse 50-plussers.

Ik glimlachte even om dit aardige einde van het artikel. Om me het moment erop te realiseren wat hij eigenlijk zegt. Ik vraag me af of hij zich dat realiseert. Want daarmee maken we een niet terzake doende onderscheid en juist dat leidt tot grote ongelukken. Onderscheid naar ras, geloof en afkomst heeft in onze geschiedenis tot groot menselijk leed geleid. Dat mogen we nooit toestaan.

“Je kunt een goed mens zijn zonder de Bijbel” zei iemand in de voorbereiding voor deze dienst.
Mensen die luisteren naar hun innerlijk, mediteren, bezinnen en spreken met anderen. En het is prettig om bij ze te zijn omdat ze spreken met zachte stem en zich naar je richten.
Waarom lezen wij vandaag dan toch over die regels?
In die regels zit een hele geschiedenis verborgen, van het joodse volk. Generaties gelovigen en rabbi’s hebben zich beziggehouden met de teksten, ze als zinvol ervaren. En dat een mens sturing nodig heeft, dat weten we wel. En ook dat wij geen betere mensen zijn dan de mensen van vroeger.

De regels staan symbool voor de afspraken die we met elkaar en met God gemaakt hebben over ons leven. Door deze regels op te nemen in ons leven schenken we onszelf een toetssteen waarmee we kwesties kunnen belichten van verschillende kanten, kleur kunnen geven aan gebeurtenissen en zelf keuzes kunnen maken. Als we echter denken dat we met die regels het leven een beetje kunnen regelen, onze rijkdom kunnen beschermen, kwalijke invloeden kunnen uitsluiten, dan hebben we het mis. De kwalijke invloeden zitten in onszelf. In ons allemaal. Als ze in onszelf niet tot uitdrukking komen, zijn we daarmee gelukkig. En is het onze taak om begrip op te brengen voor de ander, die door zijn situatie, omgeving of tekortschietend zelfinzicht daar niet toe komt.

Er is een alternatief en dat is leven in liefde. Als er liefde is, dan zijn de regels overbodig. Als er liefde is in je leven, kun je leven met vertrouwen tegemoet zien. Dan is er een warmte in je leven die je de kracht geeft zeeen te oogsten zonder te vervaren.

Als vrijheid was wat vrijheid lijkt, wij waren de mensen niet die wij nog angstig zijn
wij zouden niet meer vluchten voor de pijn, en voor de grootste liefde niet vervaren.



 
       
 

Archief alle overwegingen 2011 en de voorgaande jaren

 
 

FV/RG 2011-10-24 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl