|
Voorganger: Henk Kemper
Lector:
Ineke Pruissen
Thema: Tenminste houdbaar tot...
Eerste lezing: “Van dag tot dag” van Kahlil Gibran: 6 en 7 januari
Tweede lezing: Johannes 2, 1-12
Derde lezing: 1 Korinthe 7, 25; 32-35
“ ... Veel goede voornemens verdampen na enige tijd ...
maar als je zoekt naar iets
waarmee je aan de slag wilt blijven,
zal je aandacht niet verslappen.
Het mooist is het als je voornemen
ook tot zegen is
voor anderen
...”
Welkom en inleiding
Goedemorgen, hartelijk welkom in deze viering van schrift en tafel. Bekende, vertrouwde gezichten zien we én we zien gezichten van mensen die ik voor het eerst mag begroeten: voel je allemaal, stuk voor stuk welkom, dit uur. We hopen dat we je een uur van bezinning en rust kunnen bieden. Laat de muziek en de woorden je overspoelen en misschien wel aanraken.
Het is 15 januari en we kunnen de periode van feestelijkheden wel als definitief voorbij beschouwen. Kerstmis is voorbij, de champagne en het vuurwerk hebben geknald, de oliebollen zijn op. De goede voornemens die werden gemaakt zijn al weer bijna vergeten. Voorop het boekje staat THT. In combinatie met de afbeelding heb je waarschijnlijk al bedacht dat THT bedoeld is als Tenminste Houdbaar Tot. Ik kwam daar op toen ik nadacht over goede voornemens. Sommigen, of misschien wel velen van ons mijmeren rond het oude/nieuwe jaar en maken zich voornemens. Soms heel krachtige of vurig gewenste. Maar toch lijken voornemens een beperkte houdbaarheid te hebben. In de waan van de dag verworden voornemens tot een verdampend plan in een vergeten hoekje van het geheugen.
We gaan vandaag lezen over Jezus die, op leeftijd gekomen, start met zijn wonderen en die zich daarmee zijn bekendheid verwerft.
Ik vond nog een versie van het Driekoningenverhaal, geschreven vanuit een heel ander perspectief dan wij het kennen. Omdat we dat verhaal vorige week niet hebben gelezen, wil ik vandaag graag het verhaal lezen. Temeer omdat we aan het begin staan van het kerkelijk jaar dat begint bij Jezus´ geboorte en ons in een sneltreinvaart naar Pasen brengt.
Daarover straks meer in de overweging. Laten we nu eerst een moment van rust zoeken. Opdat we rust vinden om onszelf te inspireren en te verbinden met de Eeuwige.
1e lezing: Jezus, de mensenzoon,
Anna, de moeder van Maria, over Jezus´ geboorte.
6 januari: Jezus, de zoon van mijn dochter, werd in de maand januari hier in Nazareth geboren. Die nacht kregen we bezoek van mannen uit het oosten. Het waren Perzen die met de karavanen van de Midianieten die onderweg waren naar Egypte, Esdralon aandeden. En omdat ze in de herberg geen kamers konden vinden, zochten ze onderdak in ons huis. En ik verwelkomde hen en zei: “Mijn dochter heeft vannacht een zoon gekregen. U wilt het me vast wel vergeven dat ik u niet bedien zoals het een goede gastvrouw betaamt.” Daarop bedankten ze me voor het feit dat ik hen onderdak verschafte. En nadat ze de avondmaaltijd hadden gebruikt, zeiden ze: “We zouden de pasgeborene graag willen zien.” Maria’s zoontje was een heel mooi kind en zij was ook heel bevallig. En toen de Perzen Maria en haar kind zagen, haalden ze goud en zilver, wierook en mirre uit hun bagage en legden het aan de voeten van het kind. Daarna bogen ze zich ter aarde en baden in een vreemde taal die wij niet verstonden.
7 januari: En toen ik hen naar het slaapvertrek bracht dat ik voor hen in gereedheid had gebracht, liepen ze alsof ze diep onder de indruk waren van wat ze hadden gezien. Toen de morgen was aangebroken, begaven ze zich op weg naar Egypte. Bij het afscheid richtten ze echter het woord tot mij en zeiden: “Het kind is nog maar een dag oud en toch hebben wij het licht van onze God in zijn ogen en de glimlach van onze God om zijn mond gezien. Bescherm hem, zo smeken wij u, opdat hij u allen mag beschermen.” Met die woorden bestegen ze hun kamelen en wij zagen hen niet weer.
Overweging
Zoals ik in de inleiding al zei: het jaar is nu echt van start gegaan. De feestdagen lijken al weer mijlenver achter ons en de loop der dingen heeft weer een aanvang genomen. We wensen elkaar intussen niet meer een gelukkig Nieuwjaar en de laatste nieuwjaarsrecepties zijn opgedroogd. De poedersuiker staat bij ons thuis alweer achter in de kast, te wachten op de oliebollen voor volgend jaar. Of, vooruit, wellicht een ietsje eerder voor het paasbrood. Waarmee ik maar wil zeggen: wat gaan we snel over tot de orde van de dag.
In de lezingen van vandaag lijkt ook een zekere snelheid te zitten. Vandaag wil ik het verhaal van de drie wijzen uit het oosten, toch nog voor het voetlicht brengen. Dit maal vanuit een andere invalshoek. Niet zoals we gebruikelijk naar het verhaal kijken, maar in een, laten we zeggen, geromantiseerde versie. Opgetekend door Kahlil Gibran, de in Libanon geboren dichter. Opgetekend op een wijze zoals Maria de gebeurtenissen zou hebben kunnen ervaren. Op de liturgievoorbereiding was de mening in het algemeen dat het verhaal zo hedendaags overkomt. En dat klopt natuurlijk in zoverre, dat het verhaal is geschreven door een man die eind 1882 werd geboren. De inhoud van het verhaal kennen we goed: na Jezus’ geboorte is er bezoek van mannen uit het Oosten. Wat mij betreft voegt deze versie van het verhaal iets extra’s toe, namelijk: bij het vertrek zijn de mannen ontroerd en diep onder de indruk. En ze zeggen dat ze in de ogen van het kind het licht van hún God zagen en de glimlach van hún God om zijn mond. Dat vind ik mooi: ze spreken over hún God, herkenbaar in dat kind. Precies zoals het volgens mij is bedoeld: God voor iedereen, ongeacht afkomst, achtergrond of historie.
Het stuk tekst eindigt met de wens die de mannen uitspreken: “Bescherm hem, zo smeken wij u, opdat hij u allen mag beschermen.” Een prachtige wens; misschien wel een die we, aan het begin van dit jaar elkaar zouden kunnen wensen. Laten we elkaar beschermen en goed voor elkaar zorgen.
Het verhaal hoort bij het begin van het zogenoemde kerkelijk jaar en daarna gaan de dingen snel, want ja, het is immers Pasen voor je het weet. Vandaar dat vandaag traditioneel het verhaal van de bruiloft van Kana wordt gelezen. Jezus heeft intussen een aantal leerlingen rondom zich verzameld en trekt door het land, maar is nog geen, zo te zeggen, ‘BN-er.’ Ook dit verhaal is zo’n overbekend verhaal. Het vertelt over Jezus’ eerste wonder en dat is niet zomaar een klein dingetje. Hij doet water in wijn veranderen: zes watervaten van 2 tot 3 metrete. Eén metrete is 40 liter, dus ga maar na, zo’n beetje 600 liter wijn in totaal. Een mooi voorraadje, terwijl de gasten al aardig gedronken hadden ! Over een feestje bouwen gesproken! Het valt op dat het Maria is die Jezus aanspoort, vraagt, verzoekt om in te grijpen. Maar… gaat Jezus daar op in? Enerzijds wil hij zijn moeder niet laten vallen, wellicht. Anderzijds wil hij misschien zelf het moment bepalen waarop hij voor het eerst opvallend in actie komt. Maria toont een grenzeloos vertrouwen in haar zoon en wéét dat hij haar en het bruidspaar niet zal laten zitten. De afloop van het verhaal kennen we. Wij zoeken altijd naar de achtergrond van zo’n wonder: hoe kan dat nou. Wat is de truc. Maar.. Jezus is geen beroepsgoochelaar; het is gewoon zoals het is, doodgewoon zoals het is opgetekend. Wat volgens mij helder is, dat is dat het gaat om een groot man, waarover we het vandaag nog hebben. En daarvoor geldt hetzelfde als voor wensen en voornemens: daar moet je wel in geloven.
Paulus uit in de lezing van vandaag kritiek op de huwelijkse staat, zo lijkt het. En dat doet hij kennelijk geheel naar eigen inzicht. Hij zegt immers zelf dat hij geen voorschrift van de Heer heeft en dus een eigen oordeel uitspreekt. De toonzetting ademt dat het beter is om ongehuwd te blijven omdat je anders afgeleid zult worden in het werken voor de Heer. Ongehuwden willen en kunnen de Heer behagen omdat ze niet afgeleid worden door elkaar. De huwelijkse staat, staat volgens Paulus een onberispelijk gedrag en onverminderde toewijding aan de Heer in de weg.
Nou, daar zitten we dan mooi te kijken met z’n allen. Komen we wekelijks bijeen in dit gebouw om na te denken en te praten over de manieren waarop we werk kunnen maken van een betere wereld en hoe we beter met elkaar kunnen omgaan, komt Paulus ons vertellen dat we afgeleid worden door aardse zaken en dat we elkaar willen behagen. Ik ben zo vrij te verschillen van opvatting. Ik ben van mening dat je een keuze kunt maken om een relatie aan te gaan (in welke vorm dan ook: man-vrouw, man-man en vrouw-vrouw) of alleen te blijven. Maar voor mij is het helder dat je, tezamen met de ander tot goede dingen komen kunt. Die ander kan je partner zijn maar ook je beste vriend of vriendin met wie je misschien een bijzondere relatie hebt. Dan kun je elkaar versterken en gebruikmaken van elkaars talenten. Paulus richt de spot op het behagen van de Heer en je niet richten op aardse zaken. Ik zeg: Je behaagt de Heer juist door je te richten op de aardse zaken die gaan over welzijn van mensen en hulp voor de ander. Volgens mij toont een ander stuk schriftlezing uitmuntend aan hoe Jezus daar tegen aan keek. Lees er de zogenoemde Bergrede maar eens op na. Zorg, staat daar heel uitdrukkelijk, zorg goed voor je medemens en je behaagt daarmee de Heer.
De tekst van Paulus is ontegenzeggelijk een handige tekst om aan te tonen dat het beter is om, als je je leven in het teken van de Heer wilt stellen, ongehuwd te blijven. Met deze tekst in de hand is het gemakkelijk om te praten over bijvoorbeeld celibatair leven. Ooit waren priesters gehuwd of leefden zij samen, maar erfrecht vormde een bedreiging voor de kerk als instituut. De tekst van Paulus was de Puntgemutsten van het Instituut uitermate behulpzaam om hier een eind aan te maken.
In elk geval is volgens mij niet hard te maken dat Jezus tegen het huwelijk was; hij bezocht immers die trouwpartij in Kana en trad er publiekelijk op in een opvallende rol. Hij gaf uitvoering aan de wens van zijn moeder om het feestje niet te laten zakken. Maar hij deed het op zijn tijd en zijn uur.
De mannen uit het Oosten wensten het kind een mooie, beschermde toekomst. En Maria wenste dat Jezus zou ingrijpen bij een debacle met wijn. Wensen die golden bij de gelegenheid. Aan het begin van een nieuw jaar formuleren mensen voornemens. Ze hebben vaak de vorm van een wens. We spraken er over tijdens de voorbereiding.
Kinderen zijn meestal heel goed in het verwoorden van de dingen die ze wensen. Ik vond een boekje met de titel: “Lieve Meneer God.” En ik kan het niet laten om, binnen het bestek van het formuleren van wensen aan het begin van het jaar enkele van die kinderwensen te citeren:
`Beste God, Het heeft de hele vakantie geregend en mijn vader kreeg daar heel erg de pest over in en toen zei hij dingen over u die je helemaal niet mag zeggen. Maar ik hoop dat u hem geen straf geeft.”
Of: “Lieve God, kunt u me een pony sturen. Ik heb nog nooit ergens om gevraagd. Kijk dat maar na.”
Bij de voorbereiding werd helder dat je moet proberen om concreet te zijn en realistisch. Het heeft geen zin om jezelf dingen voor te nemen die niet haalbaar zijn. Er zijn wel criteria die je kunt hanteren voor goede voornemens: ze gaan over iets goeds, ze zijn gericht op welzijn van mensen en ze moeten leiden tot een verandering. Een voornemen is positief en gaat niet over wat je niet wilt maar over hoe je bereiken gaat wat je graag wilt. Veel goede voornemens verdampen na enige tijd. Misschien omdat ze te oppervlakkig zijn of te hoog gegrepen. Maar als je zoekt naar iets waarmee je aan de slag wilt blijven, zal je aandacht niet verslappen. Het mooist is het als je voornemen ook tot zegen is voor anderen. Of je een nieuw jaar nodig hebt voor een voornemen, is maar de vraag. Van tijd tot tijd eens naar je eigen handelen kijken, stilstaan en een balans opmaken is nuttig. Ook dat kan leiden tot voornemens die je ter hand wilt nemen. Ook in juni mag je mooie voornemens formuleren, waarmee ik maar wil zeggen, dat de doelstelling en de formulering die je kiest, de houdbaarheidstermijn aanzienlijk kan verlengen; daar ga je dus zelf over.
Ik heb nog een anekdote over het formuleren van wat je graag wilt: er waren eens twee monniken die elk graag van een sigaartje genoten. De ene monnik vertelt de ander dat hij Vader Abt heeft gevraagd of je mag roken onder het bidden. Vader Abt vond dat uit den boze. Daarop zegt de tweede monnik: “da’s ook eigenaardig. Ik vroeg Vader abt of je mag bidden onder het roken en dat vond hij prima.”
Kortom: het doet er toe hoe je formuleert.
We zijn nu dus echt van start gegaan. De feestdagen liggen achter ons. Laten we nu de handen uit de mouwen steken en vertrouwen op de hulp die we van de onnoembare zullen krijgen.
Zo zij het.
|
|