|
Voorgangers: Marina Slot en Marc Giessen
Thema: Wie speelt er nu eigenlijk verstoppertje?
Eerste lezing: Exodus 3
Tweede lezing: Mattheus 17:1-9 Een stem uit de hemel
Derde lezing: Verhaal van filosoof Martin Buber (1878-1965)
“ ... We bouwen met elkaar
aan een nieuwe vorm van kerkzijn,
van gemeenschapzijn,
van menszijn ...
Hier hoef je je niet te verstoppen,
hier mag je in aanwezigheid van de Eeuwige zijn wie je bent,
hier mag je uit elke kast komen die maar bestaat
...”
Welkom en inleiding
Je bent welkom hier in de Duif, jij die dikwijls komt, jij die af en toe aanschuift en ook als je hier voor het eerst bent.
Ieder mens is welkom in de Duif, huis van God en mensen vol liefde en vertrouwen. Vandaag gaan we terug naar onze kindertijd, naar de tijd dat we verstoppertje speelden, naar de tijd dat je hijgend en buiten adem aankwam bij de boom en ‘buut vrij’ riep.
Het was een spannend spel, het was eng en leuk tegelijk, want je wilde wel en niet gevonden worden.
Als wij Exodus en Mattheus lezen, weten we niet zo goed wie zich nu eigenlijk het best heeft verstopt, want de Eeuwige hult zich in wolken, vuur en donder en de mens slaat de handen voor het gezicht, voor de ogen om niet te zien. Uit angst, uit gebrek aan moed, lef om te ontmoeten, om te zien wie God is. En misschien ook wel omdat je niet wilt dat het tegenvalt zoals een van de jonge bezoekers van de Duif zei.
Martin Buber vertelt een mooi verhaal over het verstoppen, het verbergen van Adam en Eva in de tuin van Eden. We duiken er straks vol in.
Maar laten we eerst eens bij onszelf nagaan waarom en wanneer wij ons verstoppen voor onszelf, voor de ander en voor God. Laten we in de stilte van de morgen onze ziel thuis laten komen bij onze Schepper.
Derde lezing
In het boek Genesis lezen wij het volgende:
Na het eten van de appel, wandelt God in de avondkoelte. Toen Adam en Eva God hoorden naderen verborgen zij zich tussen de bomen. Maar God riep Adam:”Waar ben je?”
En Adam antwoordde: “Ik hoorde u in de tuin en ik werd bang omdat ik naakt ben en daarom verborg ik me.”
Het volgende verhaal van Martin Buber, een filosoof die leefde van 1878-1965, is een uitleg:
Toen Rabbi Zalman in Petersburg gevangen zat, kwam een cipier in zijn cel. Het gezicht van de rabbi deed hem vermoeden dat hij met een wijs man te doen had en hij legde de rabbi een vraag voor: “Hoe moet het opgevat worden dat God, die toch Alwetend moet zijn, aan Adam vroeg : “waar ben je?”
De rabbi antwoordde: “Geloof jij dat de Bijbel voor alle tijden geldt?”
“Dat geloof ik”antwoordde de gevangenisbewaarder.
“Welnu” sprak de rabbi, ”in iedere tijd roept God elke mens toe: Waar ben je in de wereld? Reeds zoveel jaren en dagen zijn voorbijgegaan van je toegemeten tijd, hoe ver ben je intussen in de wereld gekomen? Waar ben je?”
Adam verstopte zich, omdat hij geen verantwoording wilde afleggen. Elke mens kan zich heel lang verbergen het bestaan wordt tot een verberg-apparaat uitgebouwd.
Midden in deze situatie valt de vraag van God: waar ben je?
De stem is een zachte stem, waarvoor wij ons gemakkelijk doof kunnen houden.
Adam slaat acht op de stem, hij erkent: ik heb mij verborgen en daarmee begint de weg van de mens.
De beslissende zelfbezinning is steeds weer het begin van de menselijke weg.
God spreekt: “Mens waar ben je? Hoever ben je in de wereld gekomen?”
Overweging
Twee weken geleden zei iemand tegen mij : “Je houdt je in”
En die opmerking kwam binnen, sloeg in als een bom. Ik weet dat er momenten zijn dat ik mijn eerste vrije, rechtstreekse impuls wegmoffel en verstop wie ik werkelijk ben.
Ik probeerde te snappen wat er gebeurt, ik lag wakker, ik wist niet wat te doen. En toen kwam ik bij mijn lijf, bij de angst die erin opgeslagen is, de verstijving die mij de moed ontneemt om werkelijk te leven.
Toen ik het tegen mijn vriendinnen vertelde, zeiden ze, Jij? Jij houdt je toch niet in, je bent vrolijk, schaamteloos en open als wij met elkaar zijn. En toch wist ik dat als het erop aankomt, ik niet diegene ben die ik zou kunnen zijn. Waardoor ik de opdracht die ik heb in het leven soms maar half uitvoer, waardoor ik mensen maar gedeeltelijk hoor, waardoor ik ergens in mijzelf en mijn eigen angsten blijf hangen.
Mozes, de discipelen, Adam en Eva, zijn mensen die zich verstoppen en we hebben dat vroeger verstaan als angst voor de ontzagwekkende, almachtige God en we accepteerden dat het zo was.
Maar wat doe je als je de Eeuwige, Liefdevolle tegen komt, niet kijken? je verstoppen?
Wat is dat eigenlijk voor flauwekul. Juist dan is het van belang om jezelf te laten zien, om in gesprek te gaan over wat jij te doen hebt en te leven hebt in de wereld.
Mozes aarzelde en kwam met allerlei tegenwerpingen om zijn taak op zich te nemen. De discipelen misten de kans om de Goddelijke Vader van hun Heer en Meester te aanschouwen.
Adam en Eva waren te bang om God te ontmoeten. Om werkelijk de oorsprong en het doel van hun leven onder ogen te zien. Want wie is God? Wie is God als we Haar niet durven aanzien. Wie is de Barmhartige als we niet durven voelen wat Hij voor ons kan betekenen? Wij die onderdeel zijn van dat grotere geheel wat schepping heet, en die in ons alles hebben om heel veel op God te lijken.
We verstoppen ons, houden ons in, zijn te bang om te zijn zoals we bedoeld zijn, zoals we geschapen zijn.
Dat is heftig, dat is toch erg vervelend als blijkt dat wij het grootste feest in ons leven lijken mis te lopen door kinderlijk verstoppertje te spelen en door van angst weg te lopen als het erop aankomt.
Als je dat durft te erkennen, begint het leven pas, begint de weg die je eigenlijk te gaan hebt, de weg van de mens die gezien is door God en de mens die God en zijn levensopdracht heeft durven aankijken. Mens waar ben je? Je bent al zoveel jaren, en dagen op weg en hoever ben je intussen in de wereld gekomen?? Waar ben je??
Haal je eruit wat erin zit in het leven of heb je je verstopt in je werk, in andere mensen redden en te vergeten wat jouw weg is, in net te doen alsof of welke vluchtweg je ook hebt gevonden.
Hoe groot is jouw en mijn verstopapparaat?? Nou het mijne is groot, ik heb elke keer een herinnering nodig van een menselijke engel die aangeeft wat angst kan doen, wat voor vervorming je van jezelf wordt als je niet luistert naar die goddelijke kern, naar die zachte stem die je bij je naam roept.
Met bonkend hart en met ingehouden adem kan je de stap zetten om een andere kant op te gaan. Het is zaak om goed te luisteren, te kijken, te voelen wat de nieuwe richting is. Met tranen in je ogen omdat je weet wat je hiervoor hebt gemist.
Onbevangen een nieuwe wereld tegemoet, ontdaan van achterdocht en wanhoop, ontslagen van angstreacties als vluchten en bevriezen, ontvankelijk voor wie jouw goddelijke zelf is en vol mededogen voor je verdriet en opgetogen over je blijdschap.
Als een kind dat gevonden is door je grote geliefde, die de armen om je heen slaat, die je koestert en troost, die je stimuleert en uitdaagt om op te groeien, volwassen te worden, de mens te worden zoals jij bedoeld bent met alles erop en eraan. Met groeipijn en stuipen en met de blokkades en de obstakels die je in het leven tegen komt.
En in de Duif doen we dat niet alleen, we doen dat samen met ieder die hier binnen komt. We bouwen met elkaar aan een nieuwe vorm van kerkzijn, van gemeenschapzijn, van menszijn en we steunen elkaar in de levensvragen en in de angst die ons mogelijk belemmert om ervoor te gaan.
Hier hoef je je niet te verstoppen, hier mag je in aanwezigheid van de Eeuwige zijn wie je bent, hier mag je uit elke kast komen die maar bestaat. En daarom is het ook goed om aan elkaar te vragen zoals we hier en ook in de liturgiebijeenkomsten doen: Mens waar ben je? Hoever ben je in de wereld gekomen? En dan spreken we met elkaar, ook al is de een 18 levensjaren onderweg en de ander al 90.
Elke dag kan je je laten roepen, elke dag kan je de stem horen en gehoor geven, elke dag mag je naakt en kwetsbaar zijn en de Eeuwige ontmoeten. Neem de rust en de tijd om dat te doen. En laat het leven niet aan je ontglippen, want het is zo prachtig, zo onmetelijk, goddelijk mooi als je in de ander en in jezelf God en mens tegelijk kan herkennen.
Moge het leven zo zijn.
Nodiging
Ooit eens heeft Jezus met zijn vrienden een maaltijd gevierd, op het moment dat het erop aan kwam om elkaars vrienden te zijn en te blijven. Er is brood gedeeld en wijn geschonken, er is gepraat en gelachen, er is gehuild en getroost, er is de levensvraag gesteld : Waar ben je? Tot waar ben je gekomen? Jezus, Judas, Johannes, Maria, moeder van Jezus, Petrus, Maria Magdalena??
In herinnering aan die maaltijd willen wij breken en delen met elkaar, brood en wijn, tekenen van leven en van samen, omdat wij hier het leven willen delen, met alle vreugde en verdriet.
Als je je verbonden voelt met de levensweg die wij hier met elkaar gaan, als je je geraakt weet door de stem van de Liefdevolle en Tedere, deel dan mee en doe mee met ons.
En het doet er niet toe wie je bent, hoe je eruit ziet, welke twijfels in je zijn, welke angsten je gevangen houden, want het woord van vrijheid en liefde, van vertrouwen en gerechtigheid wil in ieders hart klinken. Kom dan want alles staat klaar.
Zegenbede
De Liefdevolle zegent ons en behoedt ons
De Tedere laat haar gelaat over ons schijnen en is ons genadig
De Barmhartige verheft zijn gelaat over en geeft ons vrede.
|
|