Bijdrage Frans Gerritsma
zondag 17 juni 2012

 
 


Voorganger: Frans Gerritsma
Lector: Thea van Deijl

Thema: Groeikracht

Eerste lezing: Ezechiël 17; 1-10, 22-24
Tweede lezing: Marcus 4; 26-34

Groeikracht

... De profeet Ezechiël
vertelde in zijn beeld van de adelaar en de wijnstok,
dat de grond waarin je geplant bent best goed is
en dat de wijnstok daarin best kan gedijen en vrucht voortbrengen.
Maar juist de verleiding naar macht,
het opzien naar de groten,
ontwortelde de wijnstok ...


Welkom en inleiding
Goede morgen alle bekenden en onbekenden, ook namens Thea van Deijl, die vandaag mee voorgaat. Welkom op deze zondagmorgen, hier in de Duif.

In de Bijbelse geschriften worden er nog al wat voorbeelden ontleend aan de natuur.
Zo las ik bij een middeleeuwer dat hij het pinksterfeest vergeleek met een slang.
Een slang, voor wie in de groei, de huid te strak is geworden en de oude huid afwerpt en weer ruimte heeft om te groeien.

Vandaag bij de profeet Ezechiël in een beeld, het verhaal van Israel, dat zich te veel richt naar,
de machthebbers van de naburige volken en daarvan alle heil verwacht en daardoor zelf ontwortelt raakt en opnieuw geplant moet worden om weer wortel te kunnen schieten.

In het evangelie wordt ons het nietige mosterdzaadje voorgehouden met zijn geweldige kiemkracht.

Als deze beelden zijn bedoeld om het vertrouwen in de eigen groeikracht, door God in ons gelegd, de kans te geven.

Moge deze viering in ons de groeikracht versterken en onze wortels stevig en krachtig maken.

Overweging
De lezingen van vandaag, zetten ons met beide benen op de grond. Van het evangelie kun je zelfs zeggen, dat het ons dwingt om onder de grond te kijken. Het kijken naar de aarde, naar wat daar aan groeikracht is. En dat allemaal om ons weer wat open te maken en te doen bloeien. Om  ons geloof te versterken. Vooral bij het zien van zo veel dat de aarde dreigt te verstikken en je de ademt ontneemt.

In de eerste lezing het beeld van de twee prachtige adelaars, die alle aandacht op zich vestigen. De eerste adelaar, het symbool van de Eeuwige, die het topje uit de grote ceder rukt, en het brengt naar een plaats waar het opnieuw tot bloei kan komen. Er groeit een wijnstok op die vruchtbare grond, alles kan tot bloei komen. Maar er komt een andere adelaar, die de aandacht van de wortels afleidt. De plant reikt naar die adelaar, een andere God. Die trekt meer aandacht, door die andere God wil men gevoed worden. De bladeren strekken zich daar naar uit, en langzamerhand ontwortelt de plant, komt niet meer tot bloei. Een windvlaag en de plant is ontworteld.

Het gaat om de wortels en de grond waarin je geplant bent. De hoge ceder, wordt weer terug gebracht naar de grond, om op­nieuw wortel te schieten. Om uit te groeien tot een boom, waarin de vogels schaduw kunnen vinden. Die boom zal dan het oriëntatiepunt zijn, op een berg staan, en diepe wortels hebben. De boom die zo mooi in de takken zat, verdort. De top is er uit. Hij zal niet verder groeien. De groeikracht is er uit.

Het is de profeet, die de mensen naar hun wortels terug voert, de wereld op zijn kop zet. De mens leidt op de weg van het zien, van het uiterlijk en het tastbare, naar geloven, het innerlijk en het onaantastbare. Van het geweldige waarnaar je bewonderend op kunt kijken, naar je wortels. Want in de wortels zit de groei­kracht.

Wanneer je alleen maar uitreikt naar het mooie, het geweldi­ge, het volmaakte, de adelaar,  die je de hemel op aarde belooft, dan ontwortel je steeds meer, ontruk je je steeds meer aan je eigen wezen. De dagelijkse reali­teit. Ook al willen de moderne adelaars, met al hun reclame je het tegenover­gestelde laten geloven. Geloof in de wortels en de grond waarin je staat, ook al wordt je geha­vend, rukken stormen veel blade­ren van je af.

In het beeld van het allerkleinste van alle zaden, het mosterdzaadje, vertelt het evangelie, over de groeikracht die er zit in dat koninkrijk van God. Het zaadje is, zo zou je ook kunnen zeggen, Gods welwillendheid naar ons mensen toe. Gods goedheid. Op die groeikracht moet op een of ander manier een appèl gedaan worden. Hij moet gewekt worden. We moeten aangesproken worden, om geraakt te worden en in beweging te komen, door iets of iemand van buiten af. En dan kan er,  volgens het evangelie, veel gebeuren. Het spreekt over wachten.

Afwachten, wachten is niet onze sterkste kant. We leven in een tijd waarin we snel resultaat willen zien. Wachten kan je geloof nog al op de proef stellen. Hebben we al niet zo lang gewacht. Krijgt de mens, hier en waar ook ter wereld, die ons vragend aankijkt, nog levenskansen? Veraf, maar ook om ons heen gebeuren schokkende dingen. Mensen ontnemen elkaar letterlijk de adem. Door misbruik raken kinderen vroegtijdig ontworteld.  Dat kan je geloof behoorkijk doen schokken. Er zijn, na de tijd waarin we dachten dat we zelf de hemel op aarde konden maken, nieuwe vragen. Had het zaad wel zoveel groeikracht, kijken we wel naar de wortels, moeten we niet meer doen?

We zien dat we in veel dingen machteloos zijn. We te weinig wortels hebben. Te weinig houvast. We  voeden ons met  mooie ideeën. De adelaar in die lucht, die ons naar zich toe­trekt.

De lezingen van vandaag willen ons geloof versterken voor de dagen dat wachten lang duurt.
Om dan te blijven geloven in de goedheid en de welwillendheid van de mens. In het evangelie wordt ergens aan Jezus gevraagd: “goede meester wat moeten we doen”. Jezus zegt dan, “waarom noem je me goed, er is maar een goed en dat is God alleen” . Goedheid en God, dat ligt heel dicht bij elkaar, dat is met elkaar verweven. Is goedheid niet een goddelijke kracht in ons, die kan groeien wanneer wij met welwillendheid het goede willen, van onszelf en van de ander. Het oordelen en veroordelen opschorten, totdat we zien wat het resultaat is.

Misschien is dat wel het wachten, het oordeel opschorten en in welwillendheid open staan voor het goede. Dan kun je geraakt, aangeraakt worden door de ander, die jou tot in je wortels raakt. Die jou vrijheid niet inperkt, maar juist jou vrijheid bevordert door je goedheid op te wekken. Dan ontdek je wat een groeikracht er in je is. Wanneer het goede, en mag je ook niet zeggen, wanneer de welwillendheid van God in jou zijn kans krijgt.

De profeet Ezechiël vertelde in zijn beeld van de adelaar en de wijnstok, dat de grond waarin je geplant bent best goed is en dat de wijnstok daarin best kan gedijen en vrucht voortbrengen. Maar juist de verleiding naar macht, het opzien naar de groten, ontwortelde de wijnstok. Een terugkerend refrein bij het joodse volk, tussen alle andere volken, met aantrekkelijke machtsaanspraken. Een terugkerend refrein, ook in onze dagen, die mensen hun eigen wortels en eigen groetkracht in twijfel doet trekken. Begin maar bij dat kleine stekje en laat dat wortel schieten vanuit de kracht die er in zit en door de goede aarde waardoor het gevoed wordt.

Misschien is nog wel het belangrijkste bij geloven, het besef dat het niet allemaal van onszelf afhangt. We kunnen ploegen en zaaien, liefdevol de aarde bewerken, begieten en besproeien, maar uiteindelijk zal de groeikracht, die in ieder is en die we gekregen hebben, het moeten doen.

Geloof in de groeikracht van ieder, dat vraagt om geloof in het goede. We zijn nogal geneigd om bij onszelf en ook bij anderen te letten op wat niet goed is en dus geen groeikracht heeft. Iets wat er eigenlijk niet zou moeten zijn. Daar zit veel ongeduld. We zouden al heel veel ruimte scheppen, heel veel goede aarde hebben, wanneer we het oordelen en beoordelen aan God overlaten.
Dat zou de groei van het goede enorm bevorderen, terwijl de boer slaapt.
 
       
 

Archief alle overwegingen 2011 en voorgaande jaren | Archief overwegingen 2012

 
 

FV/RG 2012-06-26 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl