Bijdrage Bert van der Meer
zondag 15 juli 2012

 
 


Voorganger: Bert van der Meer
Lector: Marc van der Giessen
Thema: Op reis

Eerste lezing: Op weg naar mijn lief - songtekst Boudewijn de Groot
Tweede lezing: Marcus 6: 6b-13

Op reis

... En als hij zich ontworsteld heeft aan die ellende komt hij thuis,
en zijn lief is zo wijs en zacht en we horen even een klarinet
die dat in de melodie onderstreept.
Dan denk je misschien: “bestemming bereikt. Happy end!”.
Maar nee, de weg gaat verder.
Het einde is niet het einde.
Een einde waar je over blijft nadenken, een ‘twisted end’ ...


Welkom en inleiding
Welkom allemaal op zondag 15 juli 2012. Wat ben ik blij dat je er bent. Als je hier voor t eerst bent, als je sporadisch komt, als je regelmatig komt, als je hier niet bent weg te slaan, je bent hier  van harte welkom. Marc gaat met mij voor en dat is leuk! Welkom Duifkoor met Henk ervoor en Evelina achter de vleugel !
We gaan vandaag op reis ! We lezen een Marcus evangelie waarin de leerlingen op weg worden gestuurd, zonder bagage en met een flinke opdracht. En we luisteren naar een lied van Boudewijn de Groot met hetzelfde thema. Hij is op weg naar zijn, zijn bestemming.

“Op reis” is een prelude op de zomervakantie en op de zomerserie die volgende week begint.
Ik houd zelf niet zo van op reis gaan. Ik blijf liever thuis, lekker krant lezen achter een kopje koffie, kopje thee, ’s-middags de Tour de France met een biertje, ’s-avonds Tourzomer met Mart Smeets. Ik moet echt een drempel over van ongemakkelijkheid voordat ik in de auto of de trein stap om op reis te gaan. Ik vind het daarentegen wel erg leuk om op reis te zijn. Dat stimuleert alle zintuigen, vanwege een  andere omgeving, een andere taal, ander eten. Hoe dat komt, daarover wil ik het graag met u hebben straks.

Overweging
Als ik een film kijk met mijn kinderen, dan merk ik dat zij zich steeds identificeren met een van de hoofdrolspelers in de film. Ze leven intens mee en als de film is afgelopen spelen ze graag nog even door als hun stoere, snelle, lieve, bevallige of sterke karakter.
Wie was jij in het Marcus evangelie? Als ik mezelf in het Marcus evangelie zet, dan was ik degene die achterblijft om op de spullen te passen. Of om de rommel op te ruimen van de bijeenkomst. Of om op te schrijven wat er precies gebeurd is. En als laatste het kamp verlaat om op weg te gaan.
Ik lijk meer op Frodo Balings, een hobbit uit “De Ban van de ring” van Tolkien. Een hobbit is een kaboutermensje met haar op de voeten, die leeft in een rond hol dat half in de grond ligt. Hobbits houden erg van uitslapen, luieren, theedrinken en pijproken. En dan, als Gandalf, de grote tovenaar, op de deur klopt om hem te vragen om mee te gaan heeft hij geen keus: hij moet mee, vluchten kan niet meer. Mooi heeft Tolkien dat verbeeld: de kleine hobbit die vooral lekker bij zichzelf en met zichzelf leeft en de grote tovenaar, die oproept om op reis te gaan.
Ik realiseer me dat dat bij mij ook wel zo werkt: als ik word uitgenodigd, als er een beroep op me gedaan wordt waar ik in mee kan gaan, voel ik me gekend en ga mee in de vraag. Maar ik bedenk niet uit mezelf dat ik op reis ga.
En als ik op reis ga, dan neem ik heel veel mee van huis. Gelukkig heb ik een gezin als rechtvaardiging voor al die spullen. Vorige zomer stond ik de auto in te pakken, voor op straat. We hebben een flinke auto, die was helemaal vol, tot aan de nok en er stonden nog een aantal spullen op straat. Er schuifelde een man langs die even bleef stilstaan en de hoeveelheid spullen bekeek. Ik stopte even waar ik mee bezig was. Hij nam de tijd om de hele auto te  bekijken en richtte zich uiteindelijk op mij. “Heb je al je spullen verkocht ?” vroeg hij?
Nee, dan de leerlingen. Een stel kleren, sandalen en een stok, dat is alles. En ze gaan!
Ik ken ook voorbeelden van mensen die zich zonder enige reserve overleveren en op reis gaan. Ik noem er twee:
“Ik neem je mee, neem je mee op reis. Neem je mee, naar Rome of Parijs” zingt Gers Pardoel
Hans de Booij zingt in Annabel:
Ik zei: Ik heb je gevonden vandaag, ik laat je nooit meer alleen. 
Al reis je door naar Barcelona of Praag , 
al reis je door naar het eind van de wereld, ik ga met je mee." 
[heb je dat ook, dat je je afvraagt: hoe kan hij nu met haar meegaan, hij heeft z’n auto nog bij het station staan.]
Wat maakt dat zij de hele wereld wel over willen reizen, zonder enige reserve?
Ja, ze zijn verliefd. En ze weten, hun gevoel vertelt ze dat, dat het goed is voor ze om mee te gaan met diegene die die sterke gevoelens bij ze boven brengt. Omdat je dan voelt dat je leeft!
In het Marcus evangelie worden de leerlingen twee aan twee op reis gestuurd. Zonder kaart, zonder GPS, telefoon. Ze weten niet of ze elkaar ooit weer zullen zien. Ze kunnen niet ’s-avonds op Facebook de score van de dag bekijken: “He, Petrus schrijft: 15 bekeerd, 20 demonen uitgedreven, 2 klappen gekregen. “ Like
En toch beschrijft de evangelist geen enkele aarzeling. Misschien omdat het niet wenselijk is dat ze die tonen, het is tenslotte het evangelie, misschien omdat ze geen aarzeling hadden. Omdat ze zo geïnspireerd waren door elkaar en door Jezus dat ze de wereld aankonden. Zoals die verliefde mensen die ik zoeven ten tonele voerde.
Ik wil nog wat dieper op de tekst ingaan. Er staan daarin namelijk wat toverspreuken die vragen oproepen:

  • ze kregen de macht over onreine geesten
    dat vertaal ik als: ze kregen het vermogen om mensen te inspireren en ze op andere gedachten te brengen
  • “als je ergens niet welkom bent, moet je het stof van je voeten afschudden ten teken dat je niets meer met hen te maken wilt hebben”
    betekent:  blijf niet hangen op iets dat niet lukt, ga verder. En markeer dat punt. Richt je op het positieve, dat wat kan, en niet op het negatieve. Het gaat in dit geval om de leerlingen: zij moeten verdergaan. Het gaat niet over de mensen bij wie ze niet welkom zijn. Het afschudden van het stof is voor de leerlingen een teken dat ze hun pogen staken, het betekent niet een oordeel voor die mensen.
  • ze dreven veel demonen uit
    betekent: wisten de aandacht te richten, dwangmatige gedachten los te maken en ze terug te brengen tot wat ze zijn: passerende gedachten, die komen als de wind en ook weer verwaaien.

Dat brengt ons bij het lied van Boudewijn de Groot, “op weg naar mijn lief”. Blader even terug naar de tekst, dan kunt u meelezen terwijl ik er iets over zeg.
Hij zingt in de eerste twee coupletten over de verleidingen die hij moet overwinnen en moet weerstaan om op weg te blijven gaan naar zijn lief, zijn bestemming. Er is een parallel te trekken met de demonen of onreine geesten van het Marcus-evangelie. Je moet me goed begrijpen: ik spreek daarmee geen oordeel uit over de bandeloze vrouwen of de roekeloze maagden. Het gaat om hem. Dit is niet zijn bestemming, hij moet verder gaan.

En hij gaat verder, en zijn omgeving wordt grimmig en verschrikkelijk. Een oorlogsomgeving als ik lees hoe hij het beschrijft. Ik las eens een getuigenis van een Nederlandse militair die in Angola in een vredesmissie had meegedaan. Er werd hem gevraagd wat hem het meest trof in de oorlogssituatie die hij had meegeholpen te bedwingen “kinderen zijn altijd de klos” zei hij. Dat lees ik ook: “waar kinderen zonder moeder, zonder hoop en zonder huis naast me bezweken”. Dat treft me als mens en als vader van drie prachtige kinderen.
En als hij zich ontworsteld heeft aan die ellende komt hij thuis, en zijn lief is zo wijs en zacht, en we horen even een klarinet die dat in de melodie onderstreept. Dan denk je misschien:  “bestemming bereikt. Happy end!” Zoveel jaren Hollywood films laten toch hun sporen na ;-).
Maar nee, de weg gaat verder. Het einde is niet het einde. Een einde waar je over blijft nadenken, een ‘twisted end’ zoals we dat kennen uit de verhalen van Roald Dahl. Ze zegt “ga naar al die landen, help eerst de allerkleinsten en tot het einde der dagen heb ik je lief.” En als mens en vader van drie prachtige kinderen treft me dat.
Zijn lief had hem lief. Ze zag wat zijn bestemming was en dat dat uiteindelijk niet was om bij haar te zijn. Ze hield van hem, niet op een bezitterige manier, maar een werkelijk liefhebben van de mens. En ze geeft hem wat mee op reis: haar eeuwige liefde. Dat geeft hem kracht om op te staan, het brengt een glimlach op zijn gezicht als het zonnig is, het geeft hem moed en kracht als het wat tegenzit.
Hij krijgt de opdracht om op reis te gaan. En de liefde die hem vergezelt. De leerlingen gaan op reis en krijgen een opdracht mee. Geen spullen. En ze kunnen dat doen omdat ze weten dat de liefde van Jezus hen vergezelt. Die liefde, die hen kent in heel hun wezen, is hun metgezel en betekent meer dan alle spullen die ze met zich mee kunnen nemen.
Je moet eerst thuiskomen om op reis te kunnen gaan. Als je je gekend voelt in heel je wezen, als je staat in je kracht, als je je onderdeel voelt van je omgeving, de wind, de zon, de regen verwelkomt als bondgenoten van je werkelijkheid, als je een kunt zijn in het moment met het ruisen van bladeren, het kabbelen van water, met de stralen van de zon die je verwarmen, dan ben je echt thuis.

En dan kun je op reis gaan.
Amen.


Nodiging
Jezus deelde brood en wijn bij het laatste avondmaal. Hij gaf een stukje van zichzelf aan zijn vrienden om op reis te gaan in het leven. Een prachtig gebaar dat we hem nadoen tot op de dag van vandaag. Vandaag gaan we op reis met iets in ons hoofd dat stroomt en licht geeft. Goede reis!


Gedachten bij het thema

“Ik wil dansen, dansen, de weg terug naar huis”. Zo ver is het nog niet. We vertrekken pas. Zonder spullen en een hoofd vol bagage.
Dat klinkt als een opdracht, kunnen we dat aan?
Misschien moeten we het wat verlichten, zodat het niet een opgelegde opdracht blijkt, maar een wenkend perspectief. Kunnen we het wat verlichten door onszelf mee te nemen op reis, alles wat ons tot onszelf maakt: onze rituelen van opstaan, eten, drinken en gaan slapen. Rituelen van delen, aanraken, beminnen.
Rituelen van bij jezelf komen, tot rust komen, bezinnen.
Laten we dat doen!


Zegenbede
De Eeuwige is vóór je om u de juiste weg te wijzen.
Hij is achter je om u je de armen te sluiten en om u te beschermen tegen gevaar.
Hij is onder je om je op te vangen wanneer je dreigt te vallen.
Hij is in je om je te troosten als je verdriet hebt.
Hij omgeeft je als een beschermende muur, wanneer anderen over je heen vallen.
Hij is boven je om je te zegenen.
Zo zegene je de Eeuwige, vandaag en alle dagen van je leven

Amen
 
       
 

Archief alle overwegingen 2011 en voorgaande jaren | Archief overwegingen 2012

 
 

FV/RG 2012-07-19 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl