Voorganger: Henk Kemper
Lector: Tineke de Waard
Thema: Op koers blijven
Eerste lezing: Wijsheid 7:3-11
Tweede lezing: Deuteronomium 15:1-3,7-11
Derde lezing: Marcus 10:17-31
“
...Vandaag gaat het over onze
ingebakken koersvastheid.
Onze vastberadenheid om anderen tot zegen te zijn.
En dat is niets anders dan een besluit dat je zelf nemen kunt...”
Welkom en inleiding
Goedemorgen, mede namens Tineke de Waard, hartelijk welkom in
deze viering van schrift en tafel. Iedereen die we vaak zien, wees weer
welkom. En wie nu en dan komt binnenlopen of er vandaag voor de eerste
keer is: voel je welkom in deze gemeenschap van mensen die zoeken naar
hoe God de wereld heeft bedoeld.
Tineke de Waard gaat vandaag voor het eerst mee voor. Ik heet je hartelijk welkom in de kring van mensen die de woorden die we hier gebruiken, stem willen geven. We horen straks wel hoe je het zelf hebt ervaren J.
Rijkdommen en bezittingen; daar gaat het vandaag over. Werkelijke wijsheid en de moeite voor een rijk man om zijn bezittingen prijs te geven. Je weet wel dat met die kameel en dat oog van een naald. Harry Mulisch zei vele jaren geleden al zoiets als: “Het probleem met arm en rijk is doodeenvoudig. Wie zegt dat het gecompliceerd is, heeft het over de gecompliceerdheid van zijn eigen rijkdom.”
Over rijkdom, het afstaan er van en wat te doen met rijkdom, daarover spraken we bij de voorbereiding van deze dienst. En we spraken over wat rijkdom is.
Daarover straks meer.
Laten we aan het begin van deze viering ruimte maken in ons hoofd om dit uur bij onszelf en onze naaste te komen.
Overweging
Als je, zoals wij, doorgaans met de auto op vakantie gaan, kom je in vakantieperiodes
onderweg hordes auto’s tegen die volledig volgepakt, nog net niet
met de assen over het asfalt schuren. Dit als gevolg van de enorme hoeveelheid
bezittingen die meegenomen moeten worden. Herkennen jullie dat plaatje?
De ene auto is dan keurig en overzichtelijk ingepakt, maar spectaculairder
zijn auto’s die zijn volgestouwd volgens het principe van: mik het
er allemaal maar in, het zakt vanzelf in elkaar. Soms zie je dan nog ergens
op de achterbank een of meer krullenbolletjes zitten die de komende 1000
kilometer naar een film zitten te kijken, want ja, de DVD-speler moet
ook mee. Net als dat tweede badpak, toch maar een nette jurk of colbert
en die vier paar schoenen de man.
Voor wie niet met de auto reist: op Schiphol en de NS-stations is het
niet anders. Een overdaad aan bovenmaatse koffers die meemoeten, naast
de zogenoemde ook al uit de kluiten gewassen ‘handbagage.’
Ik kwam op deze gedachte als gevolg van de lezing die we vandaag voorgeschoteld krijgen over de rijke man en zijn vele bezittingen.
Het is een beetje triest verhaal: een man die het goede wil doen, vraagt aan Jezus wat hij nog meer moet doen dan zich alleen aan de gegeven geboden te houden om ‘het eeuwige leven’ te krijgen. Zeg nou zelf, dat is geen kleine wens: het eeuwige leven! Jezus antwoordt hem dat hij naar huis moet gaan en alles moet verkopen om de opbrengst aan de armen te geven. Dit nu is te hoog gegrepen. Er staat veelzeggend achter dat de man somber werd en terneergeslagen wegging “want hij had namelijk veel bezittingen.” Jezus gaf in de ogen van de man vast niet een wenselijk antwoord.
Maar ja, hij kwam zelf naar Jezus toe. Niet dat Jezus tegen hem zei: “Zo mannetje met al je bezit, kom jij eens bij me want we moeten het daar eens over hebben.” Hij geeft ook geen opdracht, legt niets op, maar laat uiteindelijk de keuze aan de man zelf.
Jezus’ leerlingen worden ook al niet vrolijk van zijn advies. Ze concluderen dat het zo beschouwd voor niemand haalbaar is om het koninkrijk van God binnen te gaan. En ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar het is nogal wat om huis en haard te verkopen en met niets de wereld in te trekken. Ik denk niet dat Jezus dat zo letterlijk van ons allen verlangt. Maar het is wel een kritische kanttekening die hij plaatst als we het hebben over bezit en rijkdom. Eigenlijk zegt Jezus: geld en goederen zijn niet goed verdeeld. Rijken zijn en blijven rijk, armen zijn en blijven arm. Tenminste, als je geen oog en oor hebt voor de noden in de wereld. Van de week konden we lezen dat er door een rekenfout geen 1 miljard mensen blijken te hongeren op de wereld, maar “slechts” 870 miljoen. Dat is een hele geruststelling, denk ik dan cynisch.
Jezus zegt dat het voor een kameel gemakkelijker is om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke om het rijk van God binnen te gaan.
Het leidt meteen tot een beeld op je netvlies: een grote kameel en een naald. Dat gaat niet lukken natuurlijk. Ik weet niet of ik nu jullie beeld overhoop ga halen, maar dat moet maar even. Het oog van de naald betekende in Jezus’ dagen naast dat kleine gaatje in een naald waar de draad doorheen moet, ook de stadspoort. Dat moet ik even uitleggen. We kennen allemaal wel zo’n grote poort die de stad
’s nachts afsloot tegen kwaadwillenden. Ook Jeruzalem kende dergelijke poorten. En… in zo’n poort zit meestal een klein deurtje dat voor laatkomers geopend kan worden. Zo’n poortje werd het oog van de naald genoemd. Op bladzijde 11 van ons boekje heb ik er een kleine afbeelding van geplaatst.
Dan terug naar de woorden van Jezus: Een kameel moet door zo’n poortje. Dat wordt even flink knijpen en duwen. Kamelen werden gebruikt als lastdier. Volbepakt kwamen ze aan bij de stadspoorten. Wie te laat kwam moest zijn beladen kameel buiten laten of afladen en hopen dat zijn bezittingen er de volgende ochtend nog zouden zijn. Persoonlijke veiligheid had een prijs.
Het beeld van het oog van de naald en de kameel krijgt nu een andere wending. Het koninkrijk van God binnengaan doe je niet bepakt en gezakt. Alle ballast moet je van je af leggen. Alle bezit dat je niet nodig hebt, moet je overboord zetten. Overbodige ballast die alleen maar afleidt van het werkelijke doel.
In Deuteronomium lezen we hoe het destijds bij wet, de Thora geregeld was, als het ging over bezittingen en het lenen aan anderen. “Elk zevende jaar moet u algemene kwijtschelding verlenen.” Ik las afgelopen vrijdag in de Volkskrant de “Voetnoot” van Arnon Grunberg. Die staat dagelijks op de voorpagina. Hij schreef dat in het Oude Testament staat dat om de 49 jaar alle schulden moeten worden kwijtgescholden: slimmerik. Maar of het nu 7 jaar is of 49 jaar, het doet aan de gedachte als zo danig niets af. Ik denk trouwens dat de Griekse regering wel oren heeft naar die zeven jaren.
Waar het in mijn ogen om gaat is, dat je mensen niet in voortdurende armoede moet laten zitten. Eeuwige armoede, die uitzichtloos is en onoplosbaar, brengt niemand iets. Noch degene die in armoede leeft, noch degene die in rijkdom leeft. Want hij die in rijkdom leeft doet in feite niets met zijn rijkdom, anders dan het slechts bijeen houden. En hij die in armoe leeft heeft geen zicht op een betere positie.
Jezus stond met zijn woorden heel dicht bij de woorden van Deuteronomium. Als iemand gebrek lijdt dan mag u dat niet koud laten, staat daar. En er staat ook: “Ik druk u op het hart om vrijgevig te zijn tegenover iedereen in uw land die in armoede leeft of er slecht aan toe is.” Wat is daar anders aan dan de woorden van Jezus die zegt: Verkoop je overtollige ballast. Die heb je niet nodig; mensen hebben elkaar nodig. Ga in vrede en wees elkaar tot zegen.
Dat getuigt van een grote wijsheid. De wijsheid waarvan ook Koning Salomo getuigde. Hij zegt: “wijsheid is zo veel meer dan bezit, kostbare edelstenen, zilver en rijkdom.”
Rijkdom is daarmee van een andere aard dan aards bezit en welvaart. Schulden gaan dan niet over geld, maar over dat wat je een ander hebt aangedaan of onthouden. Rijkdom gaat over hetzelfde: ook over wat je een ander hebt aangedaan, maar dan in positieve zin. Wat je een ander hebt gegeven om hem weer perspectief te bieden.
Bedrijven strepen schulden soms weg als oninbaar. Maar in het verband waar we het nu over hebben gaat het over iets anders, namelijk over je christelijke plicht. Boekhouden van bedrijven is ratio en plussen tegen minnen.
Het Christelijke boekhouden is: wijsheid, mededogen, iemand weer op zijn voeten zetten, iemand een kans geven. Weer kunnen leven in plaats van sappelen.
Als we er even over nadenken dan weten we diep van binnen precies wat we horen te doen als het gaat over het op de voeten zetten van anderen. Dat kost ons niet onze echte rijkdom, integendeel zou ik zeggen!
Toen ik, alweer lang geleden, nog directeur van een school was in de Amsterdamse Jordaan, verzocht ik ooit een moeder om haar zoon het gouden collier, modelletje scheepstros, niet te laten dragen op een gymnastiekdag. Dit met het oog op mogelijk zoekraken. Zij antwoordde me toen: “Kijk eens, een ketting heb je om te dragen en niet om in de kast te leggen.” Een vorm van het pronken met spullen.
In de liturgievergadering spraken we over de dingen die echte rijkdom inhouden. Je zult niet verrast zijn als je hoort dat we toen niet dachten aan geld en goederen of macht en kracht. Echte rijkdom heet: geluk, gezondheid, een ander helpen, blij zijn met je partner, je kinderen gelukkig zien.
Mooi hé, dat niemand het heeft over een goedgevulde bankrekening of een dure auto of het winnen van de Staatsloterij. Echt belangrijke rijkdom is niet in geld uit te drukken en heeft geen verband met aardse materie. Echte rijkdom gaat niet over tastbare spullen maar over de dingen die je hoofd of hart rijker maken. Gevoelens die je met je meedraagt en die je vervullen van groot geluk.
Vandaag gaat het over onze ingebakken koersvastheid. Onze vastberadenheid om anderen tot zegen te zijn. En dat is niets anders dan een besluit dat je zelf nemen kunt.
Niet voor niets heb ik voor op het boekje geschreven: Op koers blijven. Ik bedoel daarmee dat we allemaal weten welke richting de juiste richting is. Het is Jezus van Nazareth die ons nog altijd een goed voorbeeld is en die ons leerde en er ons van overtuigde dat we het allemaal kunnen, míts we er voor kiezen.
Als we er allemaal de schouders onder zetten, dan kunnen we samen de wereld aan en kunnen we werken aan het Koninkrijk van God op aarde. We moeten het hier immers maken; wij zijn Gods handen op aarde en er is geen reden om te wachten met het vestigen van zijn Rijk, nu en hier. Wat, zo bezien, onze koers is, dat weten we. Het vormgeven aan dat Koninkrijk, tja dat zal wel gaan met vallen en opstaan, met zoeken en vinden. Maar onze gedrevenheid en onze overtuiging zal ons helpen.
In deze kerk, die de Duif heet, wil ik tot slot enkele regels van een lied van Jules de Corte voorlezen. Hij dichtte:
“Ik heb twee duiven opgelaten, hij en zij,
door simpelweg hun vleugels los te binden,
ze zouden vrijwel zeker, volgens mij,
moeiteloos de juiste richting vinden
naar het land van de toekomst,
het toekomstige land.”
Wij die ons Duiven noemen hebben misschien net als echte duiven een in de genen verankerde koersvastheid. Moge het zo zijn dat we vastberaden aansturen op Gods Koninkrijk, het land van de toekomst; het toekomstige land. We zúllen het vinden. Nee, we gaan het maken. We zijn immers zelf aan zet om dat land te creëren. Daartoe krijgen we dagelijks kansen te over; we moeten ze alleen willen en kunnen zien en uitvoeren.
Moge dat zo zijn.
Gedachten bij het thema
Schulden zouden niet tussen mensen moeten staan.
Daarom moet je na een tijd een streep zetten onder schulden,
omdat ze de toekomst van mensen blokkeren.
Als ik dat zou kunnen, zou dat dan mijn innerlijk kompas zijn?
Is dat de Geest die aanstuurt op Gods Koninkrijk?
Is dat die ontembare kracht in mij die toch uit is op het goede?
Wat je nodig hebt om je eigen kompas te horen,
te voelen,
gehoor te geven aan,
dat moet iedereen zelf beantwoorden.
Het is wel ieder geschonken
om een antwoord te vinden.
Het is goed dat mij is kwijtgescholden
en dat ik steeds weer nieuwe kansen
in dit leven heb gekregen.
Ik heb ze met beide handen aangepakt.
Ons hart volgen en leren van onze vergissingen.
De goede koers uitzetten en die volgen.
Welzijn voor alle mensen ligt dan in het verschiet. |