Bijdrage: Harris Brautigam
zondag 6 januari 2013

 
 


Voorgangers: Harris Brautigam en Yvon van der Meer

Thema: Hoezo politiek

Lezing: Psalm 21 uit '150 Psalmen vrij' van Huub Oosterhuis

Hoezo politiek?

... Ons geloof is geen vrijbrief
om niet heel serieus met politiek bezig te zijn.
Elke dag telt!
En Kerstmis tot en met het feest van Driekoningen
houden ons het voorbeeld voor
in onbevangen beelden hoe het beter kan ...


Inleiding en welkom

Allereerst een ‘voorlopig’ Gelukkig en Zalig Nieuwjaar. Ik noem dit voorlopig, omdat we het uitwisselen van wensen na deze dienst wel uitgebreider zullen doen.

Tussen zondag 25 november en vandaag, de 6e januari, is de kern van ons leven in woord en daad in ons midden neergelegd!
Zondag 25 November: het evangelie van het laatste oordeel met als motto: “Wat ge de minste der mijnen hebt gedaan, hebt ge Mij gedaan”!
De klemtoon ligt niet bij de aanzienlijken, maar juist op de minsten van de samenleving.
Dan de vier Adventszondagen: een zoeken en tasten in de ruimte die ons geboden wordt.
Dan Kerstmis: de herdenking van de geboorte van een Kind: Gods Zoon.
En vorige week: H. Familie: met als conclusie: wij behoren ook tot die familie.
Klinkt pedant, maar zoals het vorige week hier werd overdacht ontdek je ook dat het klinkt als een opdracht: tot een familie te behoren!
En nu vandaag, de 6e Januari: Driekoningenfeest. (Mt. 2, 1-12)
Of: het feest van de drie wijzen uit het Oosten, óf de drie magiërs.
Dat waren nog eens mensen van aanzien, machtige figuren rijk en bemiddeld. In staat om lange en luxe reizen te maken op hun kamelen, de Rolls Royce’s van die tijd.
En kind wordt opgezocht en gevonden, een kind in een voederbak. Niks rijke baby. Een uiterst kwetsbaar en zelfs bedreigd roze wezentje, dat geen ruimte gegund wordt door machthebbers.
En dat is het kenmerk van machthebbers: ze zijn doodsbenauwd voor het kleine!
Dat kleine, dat kwetsbare, dát wordt toch maar opgezocht. Dát interesseert me. Daar maken we een zondagse dienst van!
Ik wens ons een goede dienst.

Zang - Uit psalm 21

1.
Gods uitverkoren koning
toegejuicht in vervoering
goud getooid bij geschal van trompetten
overstelpend gezegend

je vroeg en Hij heeft gegeven
leven en lengte van dagen

Hij zal jouw vijanden vinden
en weg van de bodem vagen
Hij laat voor hen vuurovens bouwen
ze vastbinden rug aan rug –
en dan de zweep erover.
Hun kinderen zal hij verdelgen,
uitroeien de vrucht van hun zaad.

Koning vertrouw deze god,
noem Hem Ik – zal – Allerhoogste.
Laat zijn koninkrijk komen.
Zing in psalmen Hem toe
dat nimmer wankelt zijn vriendschap.

Tegenzang

2.
Ik lees en herlees dit lied.
Was dit de god onzer vaderen?
Mijn god is het niet meer.

Luister mijn zoon en mijn dochter:
Zing dit liedje niet verder,
leer het je kinderen niet.

Als er een God is?

Als er een god is
is het een ander.

Een die niet komt verdelgen
die geen vuuroven stookt
maar zijn geliefden levend
uit de vlammen bevrijdt.

Niet van de machtigen
is Hij de god
maar van hun slaven
en prooien.

Tot mijn grote geluk
heb ik Hem leren kennen.
Hij legde zijn hand op mijn hoofd.
Ik ga met Hem al een leven.

Hij weet hoe verder.
Ik niet.
Luister mijn kinderen allen:
Hem stel ik jullie voor –
vrolijke kennismaking
aan een eenvoudige tafel.

Zing iets voor Hem, Hij houdt
van zacht a-capella
maar ook
van uitbundig met slagwerk.

Je hebt je tafel gedekt.
Waar blijft Hij, vraag je.
Hij zou toch komen?

Ja, Hij zou komen.
begin maar te zingen.

En komt Hij niet,
je zult nooit weten
waarom niet.

Troost je,
Hij hoort je van verre.

Hij is van ver en dichtbij.


Overweging

1.
Bij de rolverdeling wie welk deel van de lezing voor zijn rekening zou nemen, stelde Yvonne voor dat ik maar het eerste deel moest doen; Ze schreef me: Het is krachtig, als jij het strenge deel vertolkt, dan neem ik de tegenzang”.
Ik had dat voorstel wel verwacht. Het eerste deel is niet alleen ‘streng’, zoals Yvonne het typeert, maar gewoon hufterig! Het is de praat van een hofdichter die denkt in termen van geweld en op die manier zijn koning naar de mond meent te moeten praten. En hij maakt god tot een geweldadige god, een karikatuur zoals God niet wil zijn!
Het tweede deel, ‘de tegenzang’ heeft niets van dat geweldadige. Het plaatst de mens in alle bescheidenheid en kwetsbaarheid tegenover God. Het is vertederend bijna. Zegt tegen de hofdichter als het ware: “Die god waar jij het over hebt is mijn god niet! Mijn God is een gelukkig een andere”.
Kwetsbaarheid en eerlijkheid is de grondtoon van die tekst.
(Deze tekst is dan ook van een andere, eigentijdse dichter (Huub Oosterhuis) die zich liet inspireren door het verhaal uit het boek Daniël, van die 3 jongemannen, in de vuuroven geworpen en daaruit gered door een bevrijdende God, die het geweld niet kiest, maar zijn oog laat vallen op het kleine en kwetsbare.)

2.
De Duitse theologe Dorothee Sölle(1929 – 2003) heeft niet zoveel respect voor de wijze waarop meestal in de kerken Kerstmis wordt gevierd.
Met de overgrote aandacht voor de sterren, de engelen en de drie Wijzen uit het Oosten is voor haar Kerstmis een ‘goed verkocht artikel’ geworden dat het moet hebben van de romantiek, het wegpoetsen van de alledaagse elementen als smerige stal, onthutste herders, en de intensiteit van de barensweeën van Maria en of zij hard van de pijn heeft geschreeuwd.
Er is een heel heilig en veilig verhaal van gemaakt. Er is een feest van gemaakt van “Boven”, van “alzo hoge van alzo veer”.
Sölle zegt: Het verhaal is daarmee té heilig gemaakt, het appelleert meer op het gevoel. Dat zie je aan de volle kerken, terwijl Pasen en Pinksteren die qua theologische inhoud veel belangrijker zijn, minder aanspreken en ook minder mensen trekken.
Door die gevoelige sfeer is het profane, gewone karakter van het alledaagse weggepoetst. En daardoor ontgaan ons juist de hints die in het hele kerstverhaal tot en met het bezoek van de drie Wijzen liggen opgesloten.
Ik herinner me hoe ik zelf als kind opeens het idee kreeg dat het voor Gods zoon toch een enorme vernedering geweest moet zijn om af te dalen naar deze wereld. Van het hemelse hoge naar dat zootje hier op aarde. Later vulde ik dat aan met de gedachte: wat heeft hij hier toch te zoeken.
Gaandeweg werd de teneur van die kerstverhalen duidelijker. Want het gaat niet over het grootse van de macht, maar over de signalen van het kleine in het verhaal en de gebeurtenissen.
Zo is er in het driekoníngen bezoek geen sprake van een beleefdheidsbezoek met een pakketje relatiegeschenken, maar een, ja maar met wat….. een nieuwsgierigheidbezoek?
Een kijken wat dáár wel te beleven valt? Een beetje neerbuigend bezoekje van hooggeplaatsten die zich welwillend naar het kwetsbare buigen?
Het verhaal van het bezoek is zonder opsmuk beschreven.
Het geeft mij de idee dat macht bij de Eeuwige geen enkele rol speelt, dat de schrijver van dit gebeuren op een onopvallende wijze onder onze aandacht wilde brengen dat het om het volgende gaat: aandacht, een vanzelfsprekende aandacht voor het machteloze, niet gehinderd door staat of stand; warmte brengen voor de kwetsbare, bijstand verlenen aan hen die uitgestoten lijken.
Alsof de schrijver wil zeggen: zo hoort het, volg het voorbeeld van de wijzen: heb aandacht voor het kwetsbare!
In de verhalen van D. Sölle lees ik haar zorg dat door het romantiseren van kerstmis we zwijmelend kunnen wegdrijven en zo de aandacht en concrete inzet van de zorg voor de ander kunnen vergeten.

3.
De verhalen van Kerstmis geven een beeld van een compleet omgekeerde wereld. De machtige komt naar de machteloze, de grote komt naar de kleine, de adel komt naar het plebs, de god komt naar de mens en wordt de kern van zijn bestaan.
Gekker moet het niet worden zou je denken. Maar het is wél waar!
En dat beeld werd aan ons in deze weken vanaf die 25e november in woord en beeld aan ons voorgelegd en vindt zijn hoogtepunt in de menswording van dit Kind in ons.
Wat doen we ermee?
In de kerstnacht nodigde Marina ons uit om die Goddelijke kern in ons serieus te nemen en van uit dat besef bereid te zijn samen te leven met de andere mensen. Om met hen het leven te delen. Om ook zo lichtdragers te zijn voor mensen die geen plaats in de samenleving hebben.
Vorige week gaf Marc aan dat we door God tot familie zijn gekozen en daarmee tot familie van elkaar zijn geroepen!
Binnen dat zinsverband, dat onze roeping en uitverkiezing dus is, past geen macht, geen dreiging, geen uitstoten omdat mensen anders zijn van kleur of ras of kleding.
Die roeping heeft dus zijn consequenties voor het denken in politieke zin.
Hoezo politiek?
Politiek en geloof gaan toch niet samen? Politiek moet je toch buiten het geloof houden?
Schrik niet Ik bedoel hier niet ‘partijpolitiek’. Want dat is een verenging, daar gaat het om een bundeling van belangetjes. Nee, ik bedoel ‘politiek’ als zórg voor onze samenleving
Dorothée Sölle stelde dat de aandacht voor het kleine de ‘macht van onderen’ inhield. En dat is niet de macht van het geweld, maar, zoals Marten Luther King indertijd eens bedoelde met ‘power’, de kracht van de beheersing, van de eensgezindheid, van de bereidheid om te delen, om oog te hebben voor de ander: net zoals de macht naar het kerstvoorbeeld van de geboorte van het goddelijk kind, en het bezoek van de Wijzen!

Kerstmis en Driekoningen zijn zo voor mij de feesten van de omgekeerde wereld. “Deze wereld omgekeerd” zoals een liedje van Oosterhuis zingt.
Tijdens het schrijven van deze tekst zweefde steeds me de naam voor de geest van een Pakistaans 15-jarig meisje: Malala Yousafzai. Ze werd neergeschoten omdat ze opkwam voor het recht op onderwijs.
Ik lees van falende politiek omdat die maar blijft denken in termen van macht.
Zouden we niet bevrijd worden als we dat machtsdenken radicaal zouden omkeren?
Zou dát niet de verlossing zijn waar wij met Pasen aan gaan denken, waar we vieren dat de dood overwonnen wordt?

4.
Hoezo politiek? Ons geloof is geen vrijbrief om niet heel serieus met politiek bezig te zijn. Elke dag telt! En Kerstmis tot en met het feest van Driekoningen houden ons het voorbeeld voor in
onbevangen beelden hoe het beter kan. Het is niet over als het kerstgevoel over is.
De Duitse Theologe Margot Kässmann – tussen haakjes weer een vrouw, dat zegt wat van ons mannen – zegt dat de belangrijke vraag is hóe wij willen leven. Ze stelt dat als wij geloof en politiek willen scheiden, dat we dan geloof reduceren tot iets wat niet over onze wereld gaat. En dat kan niet! We zijn christenen midden in de wereld! Elke dag!

Ik kwam een hele tijd geleden een cartoon tegen die getekend was door Kurt Westergaard. Dat was die tekenaar die een paar jaar geleden die cartoons over Mohammed maakte waar de hele Islamwereld razend over was.
Van hem is ook een tekening van het kruis van Jezus. Er staat boven die tekst INRI., maar Jezus hangt zelf niet meer aan het kruis.
Hij is er net van af gestapt.
Een duidelijke yup. Keurig in het pak. Met een laptop in zijn hand. Hij lijkt weg te lopen.
Onder het kruis staat een bordje met de tekst: “Alleen op Zondag.”
Alsjeblieft: Nee hè?
Amen.

Nodiging
Hij, Gods Zoon, voor ons mens geworden heeft ons het leven voorgeleefd.
Hij wilde voor ons ten zegen zijn. Hij ging daarin tot het uiterste.
Dat gebaar liet Hij ons achter in zijn tekens van brood en wijn, om te nemen en te eten.
In navolging van Hem nodig ik u uit om dat brood en deze beker met elkaar te delen.
Ieder is welkom.
Hij maakte geen uitzonderingen.
Maar Hij nodigde dan ook iedereen uit om elkaar tot zegen te zijn.

 

 
       
 

Archief alle overwegingen 2011 en voorgaande jaren | Archief 2012 | Archief 2013

 
 

FV/RG 2013-01-14 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl