Bijdrage: Harris Brautigam
zondag 10 februari 2013

 
 


Voorganger: Harris Brautigam
Lector: Natalie Hakhoff

Thema: Kom nou...

Lezing: het verhaal van Jona

Kom nou...

... Het verhaal van Jona ligt vandaag de dag nog op ons bordje.
Met alle mildheid en alle kenmerken van de lachspiegel,
maar ook met de onuitwisbaarheid van Gods roep!
God roept nog steeds Jona!
Dat zijn wij dus! Jona, dat zijn de mensen!
En God blijft die Jona steeds roepen ...


Welkom

Een hartelijke welkom voor iedereen naar onze Duif gekomen.

Het is ons niet aan te zien: maar het is vandaag Carnaval en Chinees Nieuwjaar. Grootse zaken gaan aan ons voorbij, blijkbaar. Maar ik wens iedereen het allerbeste toe.
Vandaag doen we het rustig: een verhaal laten klinken. Van Jonas/Jona. En de wallevis. Een onschuldig, speels verhaal. Voor kinderen dan wel. Maar het verhaal staat in de Bijbel! En dat betekent dat wij volwassenen er wat mee moeten doen.
Nou, dat kan gezellig worden. Op carnavalszondag!
Een goede dienst gewenst!


Overweging

Voor mij is het verhaal van Jona – Jonas, zeiden de katholieken steevast, en ik weet nog steeds niet waarom – voor mij is het verhaal van Jona een soort meditatie.
Het ligt gemakkelijk in het gehoor, je leest er makkelijk doorheen, en het laat zich even makkelijk als een spannend sprookje vertellen. En als je een beeldende fantasie hebt kun je er ook aardig mee uit de voeten.
Ik heb voor dit verhaal vandaag gekozen, omdat we net, een paar weken geleden: ‘voorleesdag’ hadden. Voor de kleintjes: om met rode oortjes naar te luisteren, en voor de groten: om minzaam glimlachend te aanhoren, terwijl de krant wordt doorgebladerd of teletekst wordt afgekeken.
Maar zo zijn we vandaag niet getrouwd. Dit verhaal is niet voor niets bij de boeken van het Eerste – Oude – Testament betrokken en gerangschikt onder de 12 kleine profeten.
De gewijde verteller heeft het verhaal niet voor niets op zijn repertoire genomen.

Het is interessant en ook amusant om zo hier en daar te lezen hoe in de verkondiging en godsdienstlessen er van alles aan gedaan werd om dit verhaal letterlijk te verklaren. Want, ja, het was Gods Woord, en elk woord was geïnspireerd en moest dus letterlijk opgevat en uitgelegd worden.
Dus Jona was een héél klein mannetje, en de walvis een kanjer van een creatuur, die door een wonderlijk toeval, daar in de Middellandse zee terecht was gekomen. Want eigenlijk kon het niet, het beest hoorde in de Grote Oceaan thuis. Daarvoor was de straat van Gibraltar te klein. Er schijnen zelfs Bijbelgeleerden geweest te zijn die veronderstelden dat die walvis zich met een enorme zwieperd van zijn staart over die barrière van die smalle toegangspoort heen geslingerd heeft. Die vertolkers leefden in de stijl van: “een wondertje meer of minder kan geen kwaad!”
Zo’n walvis zou met carnaval niet misstaan. Maar daar blijven we niet bij stilstaan. Dan zou helemaal geen mens er aan denken dat de verteller van dit walvisverhaal een verhaal bracht met een opdracht met dubbele bodem. Meerdere bodems!

Ik wil vandaag met u proberen wat van die bodems te ontdekken. Daarvoor zitten we tenslotte toch hier bijeen.

Het verhaal begint met God die roept! Hij roept een concrete mens: Jona, zoon van Amittay. Als je die naam opzoekt bij de zoekmachine van Google krijg je keurig een reeks concrete gegevens. En ook de informatie dat het verhaal van Jona ook in de Koran te vinden is.
De verleiding is nu misschien groot om die roep tot Jona te zien als uitsluitend voor hem bestemd. De reikwijdte van Gods roep is echter groter. Ook wij worden geroepen.
Als je de Bijbel er zo op navlooit dan is die roep van God ook nooit iets onbenulligs. Gods woord vraagt niet om een kopje koffie maar om aandacht. Zijn woord roept op tot ordening, uitverkiezing, vermaning, zijn woord kan straffend zijn, Zijn woord is iets van en in mensen. Zijn roep is de stem van ons geweten. Een roep om rechtvaardigheid. En in die zin is Gods woord al van oudsher een aanzet tot de komst van Jezus van Nazareth, de Messias, Gods vleesgeworden Woord, zoals de evangelist Johannes aantoont in zijn evangelie.

Waarom roept God Jona:
Hij moet de bewoners van Ninive aanklagen om hun kwade praktijken en de straf Gods aankondigen. Hier hoeft niet veel aan uitgelegd te worden: de boodschap is duidelijk.
Maar de verteller heeft met Jona, natuurlijk niet één, enkel persoon op het oog, maar al de mensen die verhaal lezen of te horen krijgen. Het is voor Hem duidelijk dat hij over het hoofd van Jona heen alle mensen roept die naar zijn beeld en gelijkenis zijn geschapen!

Hoe wordt die roep verstaan:
De verteller is een mensenkenner. Jona knijpt ‘m. Hij houdt het meteen voor gezien. Hij weet maar al te goed hoe riskant het profetenberoep is. Je bent de eerste die de klappen krijgt op te vangen. Profeten zijn nooit het zonnetje in huis. Hebben niets van Prins Carnaval. Zijn altijd de brengers van de slechte, ernstige boodschap!
Hij vindt dus het niets gedaan om medemensen op hun foute daden te wijzen. Hij beseft maar al te goed, dat je dan gauw een pak op je donder kunt krijgen. Een bekend verschijnsel nietwaar, ook in onze tijd. Die jongen laatst in Eindhoven die er wat van zei omdat een knul een fiets kapot trapte, ligt nu met een zware hersenschudding.
Later in het verhaal, als God Jona met zijn laffe gedrag confronteert, heeft ie zijn smoes onmiddellijk klaar: ik wist wel dat U de mensen toch zou sparen, ik zou wel gek zijn als ik voor niets risico ging lopen om dan klappen te krijgen.
Tot nu toe is het verhaal een pittige spiegel voor onszelf: hoe laf zijn we?
Hoe zit het met ons voorraadje smoezen? Die ziet er aardig uitgebreid uit: Nee vandaag geen tijd; je moet je niet druk maken, dat gaat altijd zo; dat zijn we nu eenmaal zo gewend; ach joh, dat is een druppel op een gloeiende plaat, je kan je energie beter besteden, dat is mijn pakkie-an niet.  En meer van dat werk.
Ook Jezus hekelt later die houding met die parabel van de bruiloft: nee, ik kan niet komen, want ik heb net een huis gekocht, ik heb een vrouw getrouwd, en zo verder.
Hoe snel kijken we een andere kant uit? Hoe reageren we als er zelfs in de politiek een beroep op onze solidariteit gedaan wordt?
De smoes van Jona is heel herkenbaar: wie lacht niet, die de mens beziet.
De verteller van dit verhaal is met zijn verwijt een mild mens die ons de gelegenheid geeft om ook om onszelf een beetje te glimlachen.

Dan het verhaal van de walvis. Jona bidt de haren van zijn ziel. In de stilte van de ingewanden, in de diepte van de zee, wordt Jona met zichzelf geconfronteerd. Hij gaat die confrontatie aan, pakt de spiegel over en kijkt naar zichzelf en keert zich om. Hij bekeert zich tot de God, die hem roept! Hij aanvaardt zijn roeping.
De verteller is een psycholoog. In de wereld van de dieptepsychologie is water – zee – het beeld van het onderbewuste. Het past goed bij Jona: hier bekeert hij zich en neemt zich voor Gods opdracht helemaal uit te voeren.
Hij gaat naar Ninive en zijn donderpreken slaan aan: de bewoners bekeren zich, doen boete, en ook hun koning sluit zich daarbij aan.
Maar daar heeft Jona geen oog voor. Het is net of hij die bekering betreurt. God heeft straf toegezegd, en gestraft zal er dan ook worden. Hij gaat, als de eerste beste ramptoerist op een heuvel, in de felle zon, zitten om de verdelging met zwavel en vuur van Godswege af te wachten. Zijn consideratie met mensen is ver te zoeken!
ER gebeurt niets. De volgende dag, doet God een hoge plant opbloeien zodat hij lekker in de schaduw kan kijken. ER gebeurt weer niets. Jona gaat slapen en ontdekt bij het wakker worden dat die schaduwbiedende plant helemaal verdort is. Hij krijgt goed de pest in: die plant was toch belangrijk voor hem! Wist God dat dan niet?
Ja, dat wist God heel goed, zegt de verteller om er dan toe te voegen: zo belangrijk als die plant voor jou was, zo belangrijk, en nog meer, zijn die mensen voor mij! Die ga ik dus niet zomaar vernietigen. Kom nou?!

De moraal van dit verhaal: God laat zijn mensen, die beter willen, die van goede wil zijn, die het willen proberen,  niet in de steek! Hij laat genade voor recht gelden. Als jij al treurt om dat kleine boompje, zou ik dan niet “Voor die 12 x tienduizenden opkomen”, zegt God. Kom nou!
God is voor zijn mensen altijd genadig en trouw.

Ik heb echter één groot probleem met dit verhaal: wat moet ik met al die moorden, die misdaden in Syrië, in Mali, in Egypte? Wat moet ik met al die fanaten die handen afhakken, mensen stenigen in Uw naam? Wat moet ik met de armoede, oplichterij van bonussen, omkoperij, uitbuiting, egoïsme en verdriet dichterbij, hier? Wat moet ik met die grote afwezigheid van rechtvaardigheid in deze wereld? Wat moet ik met dat Ninive van onze tijd? Blijft al die ellende maar doorgaan?

Het verhaal van Jona ligt vandaag de dag nog op ons bordje.
Met alle mildheid en alle kenmerken van de lachspiegel, maar ook met de onuitwisbaarheid van Gods roep!
God roept nog steeds Jona! Dat zijn wij dus!
Jona, dat zijn de mensen!
En God blijft die Jona steeds roepen.
We kunnen het dus weten: ons verschuilen voor die roep is niet o.k.!

Amen.

 
       
 

Archief alle overwegingen 2011 en voorgaande jaren | Archief 2012 | Archief 2013

 
 

FV 2013-02-11 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl