Voorganger: Jan Andreae
Lector: Regilio Sedoc
Oproep tot gebed: Hisham El Azzouzi
Gitaar: Rory Ronde
Zang: Daniël Vissers
Koor en gemeenschap zingen olv. Henk Kemper met aan de vleugel: Irina Antonova
Thema: Heling, de weg naar binnen - Op weg naar Pinksteren
1e Lezing: Tekst van de Dalai Lama
2e Lezing: Gij peilt mijn hart, Gij doorgrond mij; Psalm 139 (gezongen)
3e Lezing: Openbaring 21: 1-4
“... De Imam en de chazan zongen samen
in het Arabisch en in het Hebreeuws.
Toen ik naar ze keek en luisterde
en door hun ogen naar hun geschiedenis keek, toen dacht ik:
kijk, hier is God.
Het nieuws van nu is:
ook hier vandaag zit God naast je en in je ...”
Welkom
Welkom aan de mensen van iedere week, van zo nu en dan, welkom omdat we weten dat je hier voor het eerst bent.
Welkom ben je met je vrienden, je familie. Welkom moeder van, broer van, zuster van, vriend van.
Welkom ook als je hier alleen komt en bent.
We spreken vandaag in deze viering over heling, over heel worden. We doen dat schoorvoetend. In onze handen klemmen we wichelroeden.
We zijn uit op heel worden in deze gemeenschap van zoekende mensen. Niet alleen om zelf heel te worden, maar ook om op zoek te zijn naar wat we kunnen doen en wie we moeten zijn om de wereld om ons te helen.
Te helen wat gebroken of wat verbroken is.
We doen dat onbedwingbaar. Met rede en dwaasheid en een kloppend hart.
Helen doen we samen, in gemeenschap, wat zoveel betekent als in verbinding met onszelf.
Helen doen we omdat we schampen, schuren en bezeerd raken aan het leven. Soms zijn we neergedrukt over wat gedaan is, zijn we verdrietig om niet te keren woorden die gesproken zijn.
Droefheid om wat versteende en verwaaide.
Welkom ben je hier met je pijn en je vreugde.
Welkom ben je hier met je geliefden en je doden. Mogen zij vrede hebben.
We zullen voor je en met je bemoedigend zingen, zodat je kan helen en heel kan worden.
We zullen voor je en met je stil zijn en bidden.
We zullen voor je, tot je en met je spreken.
Deze viering wordt gedaan door veel mensen.
Iedere week is daar het koor met leden die trouwer zijn dan trouw, met een dirigent die leeft voor en door deze vieringen.
Met Irina aan de vleugel, met een stille aanwezigheid en nadrukkelijke kracht.
Deze viering is voorbereid door mensen uit deze gemeenschap.
Die voorbereiding deed ons gaan in tranen, maar ongebroken kwamen de woorden van heling tevoorschijn. Alsof een onnoembare kracht haar werk deed.
Sommigen noemen dat God. Anderen Jaweh, Allah, en weer anderen spreken haar naam niet uit.
Ik weet me omringd met vrienden in deze viering.
Regilio, Rory en Daniel zullen helende gekozen woorden spreken, zingen en klank maken.
Mijn ontmoeting met Hisham El Azzouzi, een jonge Marokkaan, die zijn levensonderhoud verdient door moskeeën schoon te maken, heeft geleid tot de gedachte dat helen ook gecreëerd moet worden tussen verschillende religies.
Hij zal ons in deze viering oproepen tot gebed en stilte.
Wij wensen je op deze prachtige lentezondag, in het midden tussen Pasen en Pinksteren een helende viering.
Mag ik je verzoeken te gaan staan voor het openingslied.
Gebed om vergeving
Laten we onze hoofden buigen, onze handen vouwen en Hisham vragen om ons op te roepen tot gebed
Laten we stil zijn, zodat we aan mogen en kunnen komen bij onszelf.
Laten we ons realiseren dat er stemmen zijn die ons smeken om op te staan om het goede te doen.
Laten we ons realiseren dat in de 50 dagen tussen Pasen en Pinksteren de natuur tot ons spreekt.
Na de winter, na de dood, staat ze opnieuw op, komt alles in bloei. Het is een wonder dat steeds weer ontstaat uit het niets.
Laten we ons hart openen en niets meer afweren, en laat ons de weerstand en cynisme die we bij ons dragen afleggen.
Niet alleen ten behoeve van ons zelf, maar ten behoeve van iets wat veel groter is. Laten we de wereld heel maken.
Laat ons gewaarworden, hoe de toekomst ons wenkt, ons uitnodigt om sluiers van angst op te tillen en kwetsbaar ons bekend te maken aan elkaar en aan dat wat groter is dan onszelf.
Laat ons deze ochtend vermurwd worden door heling.
Laten we stil zijn.
Oproep tot gebed - gereciteerd door Hisham El Azzouzi
Eerste lezing - De Dalai Lama
We kunnen niet verwachten in vrede te sterven als onze levens gewelddadig zijn geweest, of als onze geest voornamelijk wordt beheerst door emoties als woede, gehechtheid of angst.
Als we goed willen sterven moeten we dus leren goed te leven; als we hopen op een vredige dood, moeten we zorgen voor vrede in ons hart en in ons bestaan.
Overweging
Zie, de tent van God bij de mensen
Hij zal wonen in hun midden
En de dood zal niet meer zijn
Zo lazen wij net uit openbaringen.
Een met iedere verbeelding tartend utopisch visioen eindigt dat boek, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, zegt ze. Als we naar deze tijd en alle tijden kijken, vragen ons af: waar dan? Waar is die nieuwe hemel en die nieuwe aarde? Wat is dat voor onzin en naïef kinderlijk gepraat …
Maar luister: de godsdienst van de Bijbel is geladen met de kracht van ‘onverzoenlijke hoop’, hoop die zich niet verzoent met de feiten, die tegen feiten invoelt en indenkt – tegen het gelijk en het laatste woord van heersers in, tegen onderdrukkende regimes, tegen een economische orde die een kleine minderheid rijk maakt ten koste van de grote massa – alsof deze aarde met al haar rijkdommen niet voor allen bestemd zou zijn en waar wij bovendien te gast zijn.
De Bijbelse godsdienst is een dagelijks kort geding tegen onrecht, uitbuiting, armoede en ongelijkheid.
Een week geleden zei de rabbijn Abraham Soetendorp met bibberende stem: hoe zou het toch komen dat die SS-officier die heel mijn familie had laten doden, dat baby’tje van drie maanden in leven liet.
Een kind van twaalf antwoordde hem: misschien omdat hij u zag als een kwetsbare mooie bloem die hij niet wilde breken.
Wij zongen bij het openingslied: iemand in ons verborgen: plotseling oplaaiend vuur van visioenen, aanschijn der aarde vernieuwend.
Menselijkheid komt soms dwars door destructie en vernietiging tevoorschijn.
Het is die menselijkheid die we deze ochtend heling noemen.
Menselijkheid die wapens omsmeedt tot ploegen. Die cynisme en postmodern egoïsme transformeert naar hoop en solidariteit.
Goddelijke menselijkheid die leidt tot verzoening van de één met de ander, die eenzaamheid verzacht, die wanhopige afwikkelingen tussen mensen doorlicht en afwikkelt. Die de soms doffe knoop in jezelf zachtmoedig ontknoopt.
Dat visioen voelt soms heel veraf, het is – als we psalm 139 mogen geloven – heel dichtbij. Hier, nu.
We zongen: Gij hebt mij ontzagwekkend gemaakt. Geweven in de schoot van mijn moeder. Uw schepping ben ik in hart en nieren, prachtig gevlochten vanuit de aarde.
Als die eeuwenoude woorden waarde hebben dan kan dat niet anders betekenen dan dat jij daar op die stoel het meest belangrijke instrument in de wereld bent.
God is slechts een tentdoek van je verwijderd.
Toen ik begon bij de Duif zei Huub Oosterhuis tegen me: eng hè, die God.
Ik stamelde terug: ik denk ook niet dat ik er aan ga beginnen.
Naar zijn evenbeeld geschapen staat geschreven.
Als die woorden waar zijn, al eeuwen lang: wie ben jij dan?
En als die ander naast je daar ook in voorbestemd is: wie is die ander dan?
In mijn ontmoeting met de rabbijn Abraham Soetendorp was er ook een Imam en een chazan, een voorganger bij joodse gebedsdiensten.
De Imam en de chazan zongen samen in het Arabisch en in het Hebreeuws. Toen ik naar ze keek en luisterde en door hun ogen naar hun geschiedenis keek, toen dacht ik: kijk, hier is God.
Het nieuws van nu is: ook hier vandaag zit God naast je en in je. Het is maar dat je het weet.
En opnieuw: als dat waar is, dan dien je je te verzoenen met jezelf. Dan dien je jezelf te kennen, dan dien je jezelf de verticale en radicale vraag te stellen: wat is het waarom ik hier op aarde ben.
Ik kan het niet anders zeggen: de tijd van nu en de toekomst roepen je naam.
En als je jezelf kent en wil leren kennen in die vraag en in die roep: wie ken je dan, wie ben je dan?.
Jij met je ogen die door de zon heen kijken, in een toekomst waarin we naar elkaar roepen: hier ben ik.
Waarin we stamelend en kwetsbaar durven zeggen: wees niet bang; ik ben jouw zuiverste zelf, versta mij, ik ben …
---
Lied
Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ogen die door de zon heen kijken,
zoekend naar de plek waar ik woon.
Ben jij beeldspraak voor iemand die aardig is
of onmetelijk ver, die niet staat en niet valt.
En niet voelt als ik, niet koud en hooghartig.
Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet jij mij beter dan ik?
Hier is de plek waar ik woon, een stoel op het water,
een raam waarlangs het opklarend weer
of het vallende duister voorbij vaart.
Heb je geroepen, hier ben ik.
Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ik zou één woord willen spreken, dat waar en van mij is,
dat draagt wie ik ben, dat het houdt.
Ik zou één woord willen spreken, dat rechtop staat als mens,
die mij aankijkt en zegt,
ik ben jouw zuiverste zelf vrees niet versta mij. Ik ben, ik ben.
Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ben jij de enige voor wiens ogen
niets is verborgen van mijn naaktheid.
Kan jij het hebben als niemand anders,
dat ik geen licht geef, niet warm ben,
dat ik niet mooi ben, niet veel,
dat geen bron ontspringt in mijn diepte.
Dat ik alleen dit gezicht heb, geen ander.
Ben ik door jou zonder schaamte gezien,
genomen door niemand minder.
Zou dat niet veel te veel waar zijn.
Zou dat niet veel te veel waar zijn.
Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet jij mij beter dan ik?
---
Gij peilt mijn hart, Gij doorgrondt mij
Gij weet mijn naam en mijn staan
Mijn wegen, alle zijn U bekend
Ieder woord dat komt op mijn lippen,
Onuitgesproken nog, Gij hoort het al
Ik ben gekend. Ja, ik ken je.
En zo dagen we je in dit uur uit om samen te vallen met het evenbeeld van God en ik zeg je: dat is geen gemakkelijke weg.
Velen van ons zijn vervreemd van zichzelf en van de ander.
Verborgen leed en pijn, een glimlach om de lippen, tranen in het hart. We laten onszelf niet zien.
De huidige situatie in de wereld is heel fragiel, destructie ligt om de hoek. In Syrië, in Korea, in het Midden Oosten, de bomaanslagen in Boston, de explosie in Texas, het mislukte wapenbezit-debat, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en humaniteit.
De duisternis kan zich verdiepen en we vragen onszelf af: wat kan ik er aan doen? En zo verhogen we het gevoel van machteloosheid.
Zo gaan we door met anderhalf keer meer te nemen dan de aarde kan geven. Onze vervreemding en onze machteloosheid maakt dat we de aarde vernietigen voor de volgende generaties.
Op dit moment leven er 2½ miljard mensen onder de armoedegrens. Tegelijkertijd is bekend dat meer consumeren absoluut niet leidt naar meer geluk.
Grote politieke besluiten worden meer en meer genomen door enkelingen. De massa heeft steeds minder stem.
Al die fenomenen bij elkaar vormen wat we noemen: de grote crisis.
Daaronder echter ligt iets wat veel dieper zit en dat is wat tussen onze oren zit.
Want niets gaat veranderen, als het niet eerst aan onze binnenkant gaat veranderen.
Als we de wereld willen helen, moeten we eerst onszelf helen.
Moeten we de duisternis in onszelf in ogenschouw nemen en er vrede mee maken.
De crisis biedt de mensheid gelegenheid om wakker te worden. Ik zie het overal om me heen. Heel veel mensen zijn bezig met mindfullness, met open staan, met veranderingen aan te brengen in hun levensstijl, met consuminderen, met gezondheid, met yoga, met stilte, met verticaliteit.
Overal zijn geluiden op te vangen die gaan over de transformatie van het ego-systeem naar het eco-systeem.
Afgelopen week hoorde ik de volgende uitspraken:
“Mijn buurman wilde een trampoline voor de kinderen kopen in zijn tuin: ik riep: maar ik heb er toch een staan? Dat zou ik een aantal jaren geleden niet hardop gezegd hebben”. “Sinds 1 januari ga ik niet meer met de auto maar het werk” In Amsterdam Oost kun je door klussen te doen voor anderen zegels krijgen, die worden “Makkie’s” genoemd, daar kun je in winkels mee betalen.
Duurzame groene energie wordt gezamenlijk ingekocht, via internet zijn we aan het ruilen en onze diensten aan het aanbieden aan elkaar. Goedkoop, buiten de systemen om, nieuwe vormen van hoop en solidariteit.
Als je durft dan kan je overal bubbels van een nieuwe toekomst zien, die verbonden en duurzaam is.
En als je je daaraan durft te verbinden, kijk dan in de spiegel en durf het evenbeeld van God te zien.
En stel jezelf de vraag: wat staat mij dan te doen? Maar zoek geen antwoord, wees stil.
En wees nog langer stil, want stilte reageert niet, ze wint zich niet op, ze maakt geen lawaai, ze is de auteur van elke verborgen gedachte, ieder gevoel, ieder moment, maar ze verroert zich niet. Ze glimlacht en hoort toe.
Ze luistert, ze ontvangt, ze kent geen haast, ze is er.
We noemen haar ook wel God.
Wees stil en laat komen wat komt. Durf met lege handen te staan, voorbij bezorgdheid en machteloosheid over jezelf en de ander, met niets om je aan vast te houden.
Wees stilte, herken jezelf, voorbij het oordeel, voorbij het verlangen.
En geef je dan over aan de laatste zin van psalm 139: Leid mij voort op de weg van uw dagen.
Weet dat God in je en naast je is. Weet dat je opgesteld staat voor een toekomst die steeds harder je naam roept …
Gebed
Laten we in de stilte onszelf en elkaar vinden
Laten we ons realiseren dat we hier en nu, solidariteit opnieuw vorm geven
Laten we besluiten te blijven hopen tegen de feiten in
Laten we danken voor al het goede dat gedaan wordt, ieder uur van de tijd, overal in deze wereld
Moge het zo zijn.
Zegen van onrust
Moge God ons zegenen met onrust,
over gemakkelijke antwoorden, halve waarheden en oppervlakkige relaties,
zodat er diepgang is in onze harten.
Moge God ons zegenen met boosheid over onrechtvaardigheid, onderdrukking en de uitbuiting van mensen,
zodat we werken voor rechtvaardigheid, vrijheid en vrede.
Moge God ons zegenen met tranen,
die we plengen voor hen die lijden door pijn, verstoting, honger en oorlog,
zodat we onze handen zullen uitstrekken tot troost.
En moge God ons zegenen met zoveel dwaasheid dat we geloven een verschil te kunnen maken in deze wereld.
Zodat we doen waarvan anderen zeggen dat het onmogelijk is.
|