Voorwoord
door M.E.G. Christiaans-Wolthers,
voorzitter AD 1996
Dit document brengt u hoogstwaarschijnlijk nog niet bekende informatie over het ontstaan van het kerkgebouw De Duif, nu 200 jaar geleden.
En wie zou dat beter hebben kunnen samenstellen dan A.J. Wiemers? Hij is tenslotte degene geweest, die de basis heeft gelegd voor het voortbestaan van De Duif na 1974 (de bisschoppelijke sluiting van de kerk) en de oud-parochianen in de tweede helft van de jaren zeventig voortdurend voorhield dat het kerkgebouw en de erin vierende geloofsgemeenschap niet hoefden te verdwijnen wegens het ontbreken van gewijde priesters. Eindeloos hield hij de gemeenschap voor dat de eerste christengemeenten na Jezus' dood funktioneerden als basisgemeenten; dat die vorm van kerkzijn nú, na zoveel jaren, weer de juiste vorm van voortbestaan was voor De Duif en die haar bewonen.
Ik ben hem dan ook dankbaar voor dit 'schrijfsel', zoals hij het zelf noemt en raad lezing ervan aan ieder aan die zich betrokken voelt bij dit bijzondere kerkgebouw aan de Prinsengracht in Amsterdam of deel uitmaakt van de daar vierende basisgemeente De Duif.
| inhoud |
1796 - 1996, 200 jaar vrije Duif
Dit jaar vieren de Nederlandse joden, dat 200 jaar geleden de Nationale Vergadering in Den Haag het "Decreet over de gelykstaat der joodsche met alle andere burgers" werd aangenomen. Dat gebeurde op 2 september 1796, en in het Joods Historisch Museum is ter ere van deze herdenking een tentoonstelling ingericht, die tot 24 november te zien is.
De katholieken van Nederland zouden ook een dergelijke viering kunnen opzetten, al zou het wat moeilijker worden de wettelijke gelijkstelling van het r.k.volksdeel vast te leggen op data van wetten of decreten. Weliswaar was al eeuwenlang de openlijke uitoefening van de r.k.ere- dienst wettelijk verboden, maar in de praktijk viel het op de meeste plaatsen nogal mee met de naleving van deze wet en werd aan de katholieken weinig in de weg gelegd, als zij zich maar niet al te openlijk manifesteerden. Zo was de bouw en het gebruik van de katholieke kerken langzamerhand overal toegestaan, zolang er vanaf de openbare weg niets van te merken was. Er waren in Amsterdam dan ook talloze 'staties', geleid door priesters die ressorteerden onder een 'aartspriester'. Deze nam de plaats in van de vroegere bisschop en maakte deel uit van het Haarlems kapittel, de oude adviesraad van de bisschop en het enige orgaan, dat van het oude bisdom Haarlem was overgebleven. Daarnaast waren er ook staties die door reguliere priesters oftewel 'paters' werden geleid. De naam 'statie' werd gebruikt omdat er bij gebrek aan bisdommen ook geen parochies meer konden bestaan, want een parochie is nu eenmaal een deel van een bisdom. Tegenwoordig zouden we die staties 'basisgemeenten' noemen.
| inhoud |
De enige afbeelding die de 17e-eeuwse toestand weergeeft van het oorspronkelijke Vrede-Duifje in de Kerkstraat, gebouwd door meester-timmerman Gijsbert Pietersz. De illustrator maakte hoogstwaarschijnlijk een geheugenschets. (vergroot, 43 kB)
De laatste twintig jaar van de 18de eeuw waren een tijd van grote verwarring in de hele wereld. Kenmerkend voor de overgang van het ene tijdperk in een ander. In Frankrijk had de grote revolutie plaats, die een eind maakte aan het eeuwenoude Franse koningschap. In Amerika had de Vrijheidsoorlog plaats, die een eind maakte aan de Engelse overheersing. In de zuidelijke Nederlanden had een opstand plaats die het einde inluidde van de Oostenrijkse overheersing en in de noordelijke Nederlanden rommelde het ook. Ook in onze streken voelde men aan, dat er iets moest veranderen en, al had men geen helder inzicht in het 'wat' en 'waarom' van die verandering, het was voldoende voor het ontstaan van een sterke oppositiebeweging. Die noemde zich 'patriotten', niet in de moderne betekenis van 'vaderlandslievenden' maar in de oorspronkelijke betekenis van het Griekse woord voor 'landgenoten'. Aanvankelijk waren er twee groeperingen, die zich patriotten noemden. De z.g. aristocratische patriotten waren een oppositiebeweging binnen de regentenwereld. Zij vonden dat een te gesloten kliek en wilden daarbinnen meer invloed hebben. Sommigen droomden zelfs van een republiek zonder Oranje. Pas later verschenen de z.g.democratische patriotten. Dat waren mensen buiten de kaste van regenten en patriciërs, die streefden naar meer invloed door het gewone volk. Zij werden vooral geïnspireerd door de nieuwe democratische bewegingen in het buitenland, met name door de Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1775-1783). Daardoor en ook door het ongelukkige verloop van onze 4de Engelse Oorlog (1780-1784) was deze beweging sterk anti-Engels en daardoor mede anti-Oranje want het Oranjehuis was traditioneel Engels-gezind. Overigens was de patriottenbeweging een vrij heterogeen verschijnsel, dat in elk gewest van de Republiek een ander gezicht had. In Holland was het gewone volk vrij algemeen prinsgezind want de stadhouder was traditioneel de toeverlaat van het volk tegen de druk van de regenten. Maar de heersende klasse, de gegoede burgerij en de intellectuelen waren over het algemeen patriotsgezind, ook wel omdat dat in de mode was en men uitzag naar verandering. Toen de patriottenbeweging er dan ook in geslaagd was de stadhouderlijke familie te verjagen naar Engeland en de Franse legers ons land binnentrokken, werden die dan ook overal als 'bevrijders' enthousiast binnengehaald. Ook de katholieken waren algemeen patriotsgezind en hebben dus meegedanst om de 'vrijheidsboom' op de Dam!
Dat wonderlijke festijn aan het begin van het jaar 1795 vraagt in dit kader onze speciale aandacht, want het was de aanleiding tot de feestelijke bouw van 'De Duif' als de eerste katholieke kerk in alle openheid en vrijheid sinds de Reformatie. Het feest begon met de intocht van de Franse troepen onder leiding van generaal Pichegru. Tevoren had hij in december 1794 de zuidelijke Nederlanden veroverd en begin januari trok hij over de bevroren rivieren noordwaarts. 16 Januari 1795 bezette hij Utrecht. Zoals gezegd hadden de Franse troepen alle medewerking van de Patriotten. Hun leger onder leiding van Krayenhoff bezette Amsterdam op 18 en 19 januari en een zeshoofdig Comité Révolutionaire onder voorzitterschap van Rutger Jan Schimmelpenninck nam hier het stadsbestuur over. Zo kon het feest in Amsterdam beginnen! In Winkler Prins' "Geschiedenis van Nederland" staat in deel 3 de afdruk van een uitnodiging, onder de kop 'Vrijheid, gelijkheid en broederschap' aan "De burgeresse Geertruida Kornelia Rozières", die "werd verzogt te compareeren op woensdag den 4den maart, 1795, des morgens ten 11 uuren, in de Fransche schouwburg op de Erwtenmarkt, ter assistentie van het Vrijheidsfeest, uit naam van het Commité Révolutionaire."
| inhoud |
Pastoor Offerman van 't Duifje in de Kerkstraat bleek een man te zijn, die de kunst verstond het ijzer te smeden wanneer het heet is. (vergroot, 18 kB)
Het is hoogst wonderlijk om, als je je in deze geschiedenis verdiept, dan - uiteraard in een ander geschrift - te lezen: "toen de nieuwe tijden het de pastoor mogelijk maakten een nieuwe kerk te bouwen, heeft hij op 5 januari 1795 voor en ten behoeve van de R.K.kerk 't Duifje een suikerraffinaderij genaamd het Fortuyn met pakhuis en woonhuis op de Prinsengracht over het Amstelveld aangekocht voor f 15.975, om daarop een nieuwe kerk te bouwen." Bedoelde suikerrafinaderij was enige weken tevoren afgebrand en zodra bekend werd dat men van herbouw afzag en de ruïne te koop werd aangeboden, was pastoor J.A.Offerman er als de kippen bij om de koop te sluiten. Dat was dus 14 dagen voor het nieuwe bewind in Amsterdam werd geïnstalleerd! Het is uit de verslagen van die dagen niet op te maken of pastoor Offerman van 't Duifje in de Kerkstraat nu zo'n voorzeggende geest had of dat men algemeen wel voorzag dat er grote veranderingen op til waren, maar de voortvarende handelwijze van de pastoor getuigt wel van een grote tegenwoordigheid van geest. Als men zijn traditionele portret boven de schoorsteen in de bovenzaal van de Duifpastorie aanschouwt,kan men zich dat haast niet voorstellen. Daar verschijnt namelijk een nogal stijf figuur, het hoofd volgens de mode gedekt met een witte gekrulde pruik, die men hoogstens zou kunnen verdenken van een wijs maar wel zeer voorzichtig en bedachtzaam beleid. Hij blijkt echter een man te zijn geweest,die de kunst verstond het ijzer te smeden als het heet is.
Het moet kort daarop zijn geweest, dat hij het volgende verzoek richtte: "Aan de Burgers Representanten des volks van Amsterdam!" "De ondergeteekende Joannes Andreas Offerman, Roomsch Pastoor wonende binnen deeze stad, geeft te kennen, dat de Roomsche Kerk het Vrededuifje, gelegen in de Kerkstraat, waarin hij, ondergetekende, den Godsdienst tot dusverre heeft verrigt, in zodanigen bouwvalligen en reddeloosen staat is, dat zyn Gemeente aldaar niet wel langer met veiligheid kan vergaderen. Dat hy ondergetekende dierhalve, wijl toch het voornoemde kerkgebouw niet dan met enorme kosten kan herbouwd worden, naar eene andere gelegenheid had omgezien, alwaar hij met minder kosten eene vergaderplaats voor zijne Gemeente zou kunnen oprichten, en die ook gevonden had in de onlangs afgebrande Zuikerbakkereije of Raffinaderije, gelegen op de Princegragt bij de Reguliersgragt; welke hij ondergetekende dan ook voor rekening van zijne gemeente had gekogt en als nu gaerne deeze huizen tot een kerk voor zijne Gemeente zou laaten appropriëeren, onder vernietiging van de oude kerk het Vrededuifje. Redenen waarom hij, ondergetekende, zig tot U, Representanten des Volks dezer Stad, keert met verzoek, dat 't hem, ondergetekende, gepermitteerd worde, omme daar de noodzaaklijkheid hem dringt, de voorgemelde huizen tot een Roomsche Kerk te mogen doen appropiëereen, en aldaar zijne Gemeente, in plaats van in de Kerk het Vrededuifje, te mogen doen vergaderen." "Hetwelk doende, Hij UEd. Heil en Broederschap is toewenschende, en zig met agting noemt, enz."
| inhoud |
Hetzelfde document vermeldt verder: "Weinige dagen na dat het gemelde Request was ingeleverd, wierd de Burger-Representant van der Zoo gecommitteerd, om den Pastoor Offerman, de Resolutie der Volks-Reprentanten van Amsterdam mede te deelen, behelzende hoofdzaaklijk, dat de Representanten des Volks van Amsterdam geoordeeld hadden, dat het verzoek van den Pastoor, geheel en al op de openlijk erkende rechten van den Mensch gegrond was, en vervolgens hij Pastoor, eene nieuwe Kerk konde timmeren waar en zoo als hij zoude goedvinden,enz."
Men ving nu met het bouwen aan, zo wordt er verder vermeld, en vorderde zo, dat de 8ste december 1796 de inzegening plaats had. Offerman bleef tot aan zijn dood op 12 november 1811 pastoor van het nieuwe Vrededuifje.
| inhoud |
Van deze pastoor Offerman, aan wie De Duif in haar eeuwenoude geschiedenis dus veel te danken heeft, zouden we graag meer willen weten. De gegevens over hem zijn echter verre van compleet en duidelijk. Offerman was in zijn kerkelijk milieu een man van gewicht. Hij was kanunnik en lid van het kapittel van Haarlem. Hij was de opvolger, als pastoor van 't Vrededuifje, van Petrus Gulielmus Cavellier van Adrichem, die op 5 mei 1789 plotseling overleed. Voordien was Offerman pastoor van het jongensweeshuis in Amsterdam en bekend als de schrijver van het veelgebruikte gebedenboek 'De Christen in bespiegeling en oefening'. Al gauw na zijn aanstelling bleek hem in de Kerkstraat de noodzaak van nieuwbouw en Offerman heeft zich daar naarstig van gekweten zoals wij al berichtten. In deze materiële zaken kwam destijds als vanouds alles neer op de pastoor. Omdat de kerkelijke staties niet door de overheid erkend werden en dus ook geen rechtspersoonlijkheid bezaten, stond al het kerkelijk bezit op naam van de pastoor of van zijn naaste familieleden. Het is begrijpelijk, dat dat bij heengaan van een pastoor nogal eens aanleiding gaf tot moeilijkheden. De aankoop door Offerman van de afgebrande suikerrafinaderij werd hem mede mogelijk gemaakt door een gegoede parochiane, Maria Magdalena gravin Moens, die een bedrag van f 14.000,- schonk. De oude kerk in de Kerkstraat had op naam gestaan van Matthias van Bree en Geertruida Cornelia Schouten en Offerman verkocht het hele bezit, bestaande uit twee huizen en erven, in naam van hun afstammelingen voor f 2525,- Een van die afstammelingen was ene F.G. d'Oultremont, met wiens dochter koning Willem I op zijn oude dag hertrouwde. Zo zijn er nog banden van De Duif met ons koningshuis! Pastoor Offerman was onder zijn collega's zeer gezien hetgeen onder meer bleek uit het feit dat hij in 1792 met algemene stemmen werd gekozen als bestuurder van Pulcheria, de befaamde priesteropleiding voor de Hollandse clerus in Leuven.
| inhoud |
De Duif aan de Prinsengracht, ingewijd op 8 december 1796. (vergroot, 47 kB)
Na de verovering van de Zuidelijke Nederlanden door Frankrijk werd de noodzaak gevoeld van een eigen opleidingsinstituut voor de Noordelijke Nederlanden. Daarom werd al in 1798 in Warmond een groot-seminarie opgericht, waarna Offerman zich samen met medebestuurder Stafford - volgens een verslag uit die dagen - "met inderdaad loffelijken en onverdroten ijver in het werk bleven stellen om de goederen en beurzen van Pulcheria, die in België waren, van het roofzieke Fransche Gouvernement los te krijgen.".
| inhoud |
Ondanks de royale gift van gravin Moens was pastoor Offerman voor zijn kerk niet van de zorgen af. In een later bericht vernemen wij over het Vrededuifje: "Voorheen was dese kerk gelegen in de Kerkstraat, dog is om hare bouwvalligheid voor weinige jaren verplaatst op het Amstelveld en aldaar op grond van eenige verbrande huysen geheel nieuw opgetimmert, hetwelk haar in eene schuld heeft gestoken, waarvan de pastoor jaarlijks den interest betalen moet. De schuld is meer dan f 50.000,-." Dat was voor die tijd een uitzonderlijk hoog bedrag. Het was bijna het hele bedrag dat gemoeid was met de bouw van de kerk want die bedroeg f 55.000,-. Het gerucht ging, dat pastoor Offerman een misrekening had gemaakt bij de kerkbouw. Een van zijn opvolgers, pastoor Kok, meldde daarover vijftig jaar later, "dat de pastoor door het miskennen van eenen onbeduidenden wensch, door eene aanzienlijke en tot milde gaven gereede dame gekoesterd, onmin opgeloopen heeft en in verwachtingen, op welke men hem aanspraak gegeven had, is teleurgesteld geworden." Omdat we daarover verder niet zijn ingelicht, zegt dit incident ons niets over het karakter van pastoor Offerman. Het kan wijzen op een halsstarrige aard van de pastoor maar het kan evenzeer waar zijn, dat de "onbeduidende wensch" van de milde dame hem net even te veel de schijn kon geven van omkoperij, wie zal het zeggen? Maar 't Vrededuifje heeft er wel onder geleden. Om zijn financiële zorgen enigszins te verlichten, heeft de pastoor in maart 1797, dus drie maanden na de inwijding van de kerk, besloten "eene kollekte te doen aan de huizen van al de roomschgezinden der stad". Die bracht ruim f 3400,- op. Dat zal de pastoor wel zijn tegengevallen maar de tijden waren niet gunstig.
| inhoud |
Prentbriefkaart van De Duif rond 1900. (vergroot, 22 kB)
Waarschijnlijk was Offerman een kunstlievend man. Aan zijn kerk was een muziekcollege verbonden dat een goede naam had in de stad en ook uitvoeringen gaf die inkomsten opleverden voor de kerk maar dat zal zijn zorgen weinig verlicht hebben. Dat hij kunstlievend was, blijkt ook wel uit het type kerk dat hij liet bouwen. Wat zijn rol daarin is geweest kunnen we slechts raden want één eigenschap miste hij heel duidelijk: pastoor Offerman was geen man die graag en stipt een archief bijhield of verslagen maakte. Dat is heel jammer! Offerman leefde in een spanne tijds die diep ingrijpend was voor de leefomstandigheden van heel Europa en Noord-Amerika en hij heeft dat als intelligent en erudiet man ongetwijfeld heel goed beseft. Hij had dus kunnen begrijpen dat zijn aantekeningen en verslagen van historisch belang zouden zijn in latere tijden. Niettemin heeft hij weinig of niets van dien aard achtergelaten.
| inhoud |
Over de architectuur van de 'tweede Duif' valt veel op te merken maar ik heb nergens gevonden wie de bouwheer was. Er wordt in veel boeken van deze kerk ten onrechte opgemerkt of klakkeloos overgenomen dat het een typische ''waterstaatskerk' was maar dat wordt ook wel geschreven van de huidige Duif en van beiden is dat niet waar. De z.g.waterstaatskerken zijn die kerken, die gebouwd zijn in de periode dat we een koninkrijk waren met een ministerie van eredienst. Dat moest toestemming geven voor kerkenbouw en in de meeste gevallen, omdat er toen nog weinig of geen kerkarchitecten waren, zorgde het dan tevens voor een bouwplan. Daar werden dan ingenieurs van Rijkswaterstaat voor ingeschakeld, want het ministerie van eredienst had geen ingenieurs in dienst. Maar de kerk van pastoor Offerman was van voor die tijd en de huidige Duif alweer van daarna want die is ontworpen door architect Molkenboer, die heel wat kerken op zijn naam heeft staan. Wie die eerste katholieke kerk sinds de Reformatie dan wel heeft ontworpen blijft een raadsel. Van het hele bouwwerk weten we overigens bitter weinig. Afbeeldingen van het interieur der kerk heb ik nergens kunnen vinden, laat staan dat we in het bezit zouden zijn van bouwtekeningen. Het enige wat bekend is, is de voorgevel die op verschillende prenten en etsen is afgebeeld. Het gebouw was ongeveer negen meter breed, dus bijna het dubbele van de normale woonhuismaat, maar de voorgevel hield zich met zijn hoogte van veertien meter wél ongeveer aan die maat. De kerk was gebouwd in de stijl van het klassicisme, de meest gevolgde stijl in Amsterdam, die in de 17de eeuw zijn hoogtepunt vond in het stadhuis op de Dam. Dat de bouwheer inderdaad wel inspiratie opdeed in dat stadhuis blijkt uit het feit, dat de kerk werd opgesierd met een royale koepel die sprekend leek op die van het huidige paleis, alleen waren de open bogen door vensters gesloten. Die koepel was overigens wel wat al te hoog gegrepen, hij bleek erg kostbaar in onderhoud en werd wegens bouwvalligheid in 1835 gesloopt. Van de kerk, die in 1857 moest plaats maken voor de huidige, is niet veel meer over. De nieuwe kerk werd veel breder want het links ernaast gelegen huis werd gesloopt en de ruimte werd bij de kerk getrokken. Bij een bouwtechnisch onderzoek in de jaren vijftig van deze eeuw werd geconstateerd, dat men wel gebruik heeft gemaakt van de fundamenten van de oude kerk, waarvan de palen nog in goede staat verkeerden, er moest dus alleen maar worden 'bijgeheid'. Ook werd de stijl van de oude kerk aangehouden, want Molkenboer heeft de nieuwe kerk eveneens weer gebouwd in de oude klassicistische stijl. Zowel de oude als de huidige kerk kan men dan ook de verdienste toekennen, dat zij zich heel goed voegden in de bestaande gevelwand. Ook nam de nieuwe kerk de gevelversiering over van de oude want ook daar stond een duif afgebeeld in het tympaan en daaronder in de gevellijst de woorden van de profeet Haggai 2,10: "In loco isto dabo pacem" (Op deze plek zal ik vrede schenken). De amsterdammers hadden echter al gauw hun eigen vertaling van dit Latijn: "in 't luik is-t-ie daboven pak 'm"!
| inhoud |
De inwijding van het nieuwe Vrededuifje was natuurlijk een grandioos feest. De priester H.F.Hekkingh hield de feestrede, die in druk werd uitgegeven onder de titel: "Gods belofte van verhoogde heerlijkheid en zijn toezegging van vrede aan de tweede of laatste tempel". Het boekje bevat een overzicht van de hele geschiedenis uit het oude testament van het joodse volk, van de uittocht uit Egypte tot de inwijding van de tweede tempel. Als de rede in zijn geheel onder de plechtigheid is uitgesproken, moet het een langdurige geschiedenis zijn geweest. De schrijver en feestredenaar staat op het titelblad vermeld als 'Roomsch Priester en Pastoor in de kerk De Liefde buiten de Raampoort te Amsteldam' en het werd uitgegeven 'te Amsteldam bij P.van Buuren, boekverkoper op 't Schaapenplein MDCCXCVI' , een preek van 54 bladzijden!
| inhoud |
Interieur van De Duif voor de restauratie in 1955. (vergroot, 27 kB)
Interieur van De Duif na de restauratie in 1955, versierd voor een feestelijke gelegenheid. (vergroot, 27 kB)
Was de Duifgemeenschap politiek 'fout'?
Een vraag die bij menigeen vandaag de dag wellicht zal opkomen is: was de bouw van de eerste Duif in 1795 nu geen daad van collaboratie met de bezettende macht of minstens toch een blijk van opportunisme, door zo gretig en snel gebruik te maken van de veranderde situatie? Onze generatie leeft nog met de herinnering aan de vijf jaar van Duitse bezetting en wij tilden destijds toch heel zwaar, en terecht, aan daden van lieden die gebruik maakten van die bezetting om dingen te doen die voordien niet werden toegestaan.Met de bezetting door de Franse troepen was de oude regering aan de kant gezet en dat moet veel mensen toch pijn gedaan hebben. Dat Offerman zich zo snel wendde tot het nieuwe bewind met de vraag om toestemming tot de openlijke bouw van een grote kerk in het centrum van de stad, sprak daaruit geen gebrek aan vaderlandsliefde?
Om die vraag te beantwoorden zouden we uitgebreid moeten ingaan op de politieke constellatie van die dagen hetgeen het kader van dit geschriftje te boven gaat. Maar we kunnen wel vaststellen, dat de Franse troepen geenszins als vijanden zijn bestreden, er is zelfs geen schot gevallen, en zij zijn als helpers binnengehaald. Frankrijk werd hier niet gezien als het land van de vijand maar als het land van de grote revolutie, die hier van harte door de meerderheid van het volk werd toegejuicht en van de Franse troepen werd verwacht, dat zij hier zouden helpen een dergelijke omwenteling te verwezenlijken. De meerderheid van Amsterdam was patriotsgezind en in het voorjaar van 1794 al vertrok een der leiders van de patriotten, Gogel, in overleg met zijn clubgenoten naar Frankrijk om bij de autoriteiten aldaar de zaak der Nederlandsche vrijheid te bepleiten. Men verlangde naar de komst van de Fransen, ervan uitgaande dat de Republiek niet als overwonnen gebied zou worden behandeld. Later werd Daendels naar Parijs afgevaardigd en kwam 1 september 1794 terug met de tijding, dat de legers in aantocht waren en dat in de positie van de Republiek als zelfstandige mogendheid geen verandering zou komen. Het is voor ons moeilijk de houding van die tijd te begrijpen, maar dat er in die dagen anders werd gedacht dan nu blijkt wel uit het feit dat dezelfde mensen en partijen die in 1795 geestdriftig de Franse troepen inhaalden achttien jaar later met nog veel meer geestdrift de Prins van Oranje welkom heetten en als nieuwe koning inhuldigden. Dat kon omdat er in die tussenliggende jaren veel was gebeurd en veel was beproefd, waarbij veel overboord was gegooid maar naar andere zaken uit het verleden werd terugverlangd. Dat maakt het ook meer begrijpelijk, dat bekende figuren als de reeds genoemde Schimmelpenninck en Daendels, al die jaren door, een vooraanstaande en gewaardeerde rol konden blijven spelen.
De hulde bij zijn overlijden aan pastoor Offerman gebracht kunnen wij dus van harte beamen. Hij was niet alleen een groot figuur als christen en als priester maar ook een goed vaderlander. Hij werd begraven in de Oude Kerk.
| inhoud |
Opgave van katholieke godsdienstoefeningen die waren voorzien voor 20 juni 1784 in Amsterdam. Het was voor het eerst dat katholieke diensten weer in het openbaar konden worden aangekondigd. De tweede mededeling van onder betreft De Duif. (vergroot, 27 kB)
Tot zover de geschiedenis van de bouw en inwijding van de 'Tweede Duif', de eerste aan de Prinsengracht en de eerste 'vrije' kerkenbouw sinds de Reformatie in Amsterdam. Het is grotendeels de geschiedenis van pastoor Offerman. Hij neemt het initiatief en voert het uit, van medehelpers uit de geloofsgemeenschap vernemen wij niets in de schaarse berichtgeving die ons ter beschikking staat. De r.k.kerk uit die periode is een echte clericale kerk.
Voor ons, gelovigen van tweehonderd jaar later, is dat misschien ongewoon. Maar dan vergeten wij wel heel erg snel. Dat de r.k.kerk tot voor kort nog even clericaal was als in de dagen van Offerman weten de ouderen van ons nog maar al te goed. Dat we nu dit tweehonderdjarig jubileum van onze Duif op deze plek nog kunnen vieren, komt immers alleen maar omdat er twee-en-twintig jaar geleden in De Duif een groep parochianen opstond tegen een even clericaal optreden als dat van pastoor Offerman. Was Offerman degene die de oude geloofsgemeenschap van 't Vrededuifje van een nieuw kerkgebouw voorzag, begin 1974 was er net zo'n clericaal optreden, dat onze gemeenschap haar kerk weer wilde afnemen. De geloofsgemeenschap van 1795 heeft het optreden van Offerman met gejuich begroet, die van 1974 accepteerde een dergelijk optreden, maar dan in negatieve zin, niet. Gelovigen braken hun kerkgebouw weer open en gingen door met de eredienst en heel het kerkelijk leven. Dat hiermee tevens een punt werd gezet achter een clericale traditie is een zaak waar wij na twee-en-twintig jaar alweer aan zijn gewend maar menigeen, die erbij stil staat zal wellicht geneigd zijn dit optreden van 1974 te zien als een volslagen nieuwigheid in de geschiedenis van kerk en parochie.
| inhoud |
De Duif begon als 'basiskerk'
Daarom lijkt het mij nuttig aan het eind van dit verhaal van 200 jaar, ook nog even verder terug te gaan en wel naar het ontstaan van onze gemeente. We kunnen dan namelijk met voldoening constateren, dat de r.k.kerk in Amsterdam, historisch gezien, helemaal niet zo'n priesterkerk is geweest als wel eens voetstoots wordt aangenomen. De Duif heeft zijn ontstaan namelijk niet te danken aan het initiatief van een bisschop of een pastoor maar dat van een eenvoudige gelovige.
Alle Amsterdammers zullen wel weten, dat de fameuze grachtengordel om onze binnenstad dateert uit onze z.g. 'Gouden Eeuw', dat is de 17de. Om de middeleeuwse stadswal met zijn stadspoorten, ommuring en de stadsgracht, die nóg bestaat en het Singel wordt genoemd, werd in het begin van de 17de eeuw een stadsuitbreiding ontworpen, bestaande uit 3 concentrische grachten met daaromheen weer een nieuwe stadswal, de Buitensingelgracht, die alle vier nog bestaan. De bouw ervan begon en eindigde bij het IJ en wel in westelijke richting dus tegen de wijzers van de klok in. De bouw verliep in fasen. De eerste fase reikte tot aan de Leidsegracht. Pas in 1658 begon de tweede fase, die een enorme uitbreiding van de toenmalige stad betekende. Deze tweede fase werd wat grootser opgezet dan de vorige. De rijke kooplieden hadden graag een achteringang bij hun stadspaleis en zo kwam er een tussenstraat tussen Singel en Herengracht en een tussen de Keizers- en Prinsengracht. Het is aan deze straten, de Reguliersdwarsstraat en de Kerkstraat, nog steeds te zien dat er grotendeels stallen waren gevestigd voor de koetsen van de grachtenbewoners en veel huizen daar hebben dan ook hun mooiste gevel aan de achterzijde, de tuinkant van de huisheer. Die Kerkstraat is zo genoemd omdat er in de grote stadsuitbreiding natuurlijk ook kerken nodig waren. De stad had een groots plan ontworpen voor een 'kerkenkruis', een oude middeleeuwse traditie, zoals dat b.v. ook in Utrecht is gebouwd. Wij kennen allen de Zuiderkerk, de Westerkerk, de Noorderkerk en de Oosterkerk als monumenten van zeventiende-eeuwse protestantse kerkenarchitectuur maar de mooiste van de vijf moest komen in het rijkste deel van de stad, de uitbreiding van 1658. Daarom werd aan de Prinsengracht een groot terrein gereserveerd voor wat de hoofdkerk van protestants Amsterdam moest worden. In de jaren 1669-70 werd in een hoekje van dat voorbestemde kerkterrein een voorlopige houten noodkerk gebouwd. De rijkste Amsterdammers waren evenwel niet de meest religieuze of de meest goedgeefse want die grote kerk is er nooit gekomen en die oude noodkerk wordt nu als dierbaar monument gekoesterd en het terrein waarop de kerk zou komen is nog steeds geen 'plein' maar een 'veld' en ligt er als plein wat verlaten bij.
| inhoud |
Het werk van Gijsbert Pietersz
Kerkenbouw voor de katholieken - in de 17de eeuw nog groot in aantal - had natuurlijk niet de steun van de overheid. Toch werd ook voor hen een klein kerkje in de nieuwe stadsuitbreiding opgetrokken. Dit nu was, zoals gezegd, geen initiatief van de kerkelijke overheid maar van een particulier. Het was meester-timmerman Gijsbert Pietersz, afkomstig uit Nederhorst-den-Berg. Hij kocht voor eigen rekening twee erven op de Keizersgracht, vlak bij de Spiegelstraat, voor elk f 1402,-. Hij bouwde er drie huizen, een bredere in het midden en twee smallere aan weerszijden, de huidige nummers 598, 600 en 602. Op 16 oktober 1668 kocht hij ook de erven van Kerkstraat 58 en 59 en later nr.60 in 1671. Hij bouwde er vier huisjes, nu de nummers 167 tot 175. Het vierde huis was gebouwd in winkelhaakvorm zodat het doorliep achter de andere 3 huizen en dat werd bestemd tot kerk. Een schuilkerk dus want de kerkruimte was verborgen achter de huizen aan de straat. In een van de drie huizen die hij bouwde aan de Keizersgracht woonde de priester W.Wilma, ook wel Willema geheten. Die was de pastoor van het kerkje, dat hij kon bereiken door zijn tuin die aan de kerkruimte grensde. Gijsbert Pietersz was geen rijk man. Bij zijn dood bleek er op de huizen een grote schuld te rusten en geld liet hij niet na. In het jaar 1681 werden alle huizen verkocht, pastoor Wilma vertrok en werd pastoor van de Papegaai. Hij werd opgevolgd door pastoor Mensingh en die woonde in een van de vier huizen aan de Kerkstraat tot zijn dood in 1707.
Na de bouw van de nieuwe kerk aan de Prinsengracht werden de vier huizen aan de Kerkstraat verkocht.Twee ervan werden later verbouwd en in 1958 zijn ze alle vier gesloopt om plaats te maken voor een postkantoor. Alleen de huizen aan de Keizersgracht herinneren nog aan Gijsbert Pietersz. Aan deze verdienstelijke man, aan wiens initiatief en financiële risico's 't Vrededuifje zijn ontstaan te danken heeft, mogen wij wel dankbaar zijn. Een gedenksteen voor hem in onze kerk zou niet misstaan of zijn portret naast dat van de heren pastoors in de bovenzaal van de pastorie, maar dat hebben wij helaas niet. Het is ook jammer, dat de gevelsteen met 't Vrededuifje bij de sloop van de oude kerk in 1958 - of misschien al eerder - is verloren gegaan.
Ton Wiemers, 8 december 1996
Alle afbeeldingen en foto's
komen uit particulier archief.
Redactie: Stichting Verba Volant Scripta Manent.
| inhoud |