Mijn dagelijkse televisie-show draaide het vorig seizoen louter om Geluk en Goed Nieuws. Dat is natuurlijk niet vol te houden, want het leven bestaat nu eenmaal niet uit louter leuke dingen. Het woordje "geluk" is gauw geschreven en nog sneller uitgesproken: Gelukkig Nieuwjaar! Nou geluk, he? Maar wat is geluk? Altijd een compromis, zou je denken. Geluk is voorspoed, dat je ten deel valt zonder dat er iets voor werd gedaan. Geluk is het bevredigd zien van wensen en verlangens. Geluk is een gunstig toeval, maar geluk is ook een toestand van vervuldheid. Ik bedoel het letterlijk: het vervuld zijn. Ik denk dat dit de definitie is die het dichtste komt bij wat de Heer er van zegt. Denk maar aan de zaligsprekingen. Het begrip "zalig" heeft in onze tijd veel gevoelsveranderingen ondergaan. Protestanten vinden het een nogal rooms woord en veel katholieken eigenlijk ook. In het Grieks van Mattheus staat makarios, eerste naamval meervoud, en dat betekent inderdaad "zalig", maar ook "gelukkig". Zalig zijn de armen van geest ... Jos op 1 gaat daar heel vaak over. Deze eerste zaligspreking (ik blijf de aanduiding maar even gebruiken) wordt overigens dikwijls op een verkeerde manier gehanteerd. Zo van: "Nou zeg, zalig zijn de armen van geest! Die sukkel kom ik later weer tegen als ik ooit in de hemel kom ... " Natuurlijk is dit als grapje bedoeld, maar de snedige spreker zit wel fout. In de grondtekst staat ptoochos , "armen", maar ook "bedelaars". Voor een goed verstaan van Jezus' woord moeten we deze twee begrippen over elkaar schuiven.
Omdat het in het evangelie staat en het daar veelvuldig voorkomt, kiezen ook wij in ons middagmagazine veelal voor mensen voor wie het leven niet altijd even vriendelijk is. De zwakkeren, de minsten, het zogenaamde uitschot, de melaatsen in ieder opzicht. Jezus neemt heel apart stelling tegen de zelfgenoegzamen, tegen alle mensen die menen dat ze "al genoeg doen". Die op zijn vraag om solidariteit antwoorden: "Ik vind het wel best!" in plaats van "Oke, daar doe ik mijn best voor!". Niemand van ons ontkomt aan de gemakkelijke tevredenheid, ontstaan door uitstekend afgeschermde oogkleppen. O ja, we horen toch bij een kerk, bij een christelijke omroep! We vervullen toch keurig onze evangelische plichten ? Maar Jezus vindt dat breien voor de bazar. Als de kerk na de dienst weer uitgaat gaan de kaarsjes ook uit. Op die manier komen we er niet, constateert Hij; als we er al willen komen! Waar een wil is, is een weg die de Man van Nazareth aanwijst. Iemand die heel hard heeft gewerkt, druk heeft vergaderd en zo, of een dag lang een winkel vol lastige klanten heeft gehad, of een etmaal achter de kinderen aan moest rennen, zegt: "Ik neem een baaldag! Ik moest even m'n hoofd leegmaken!" Om zo weer van alles aan te kunnen. Dat bedoelt Jezus nu met ptoochos. Je moet alle op jezelf gerichte beslommeringen opzij zetten. Jezelf met hoofd en hart leeg maken, "arm maken", zodat je - gelijk een bedelaar dat doet - moet vragen om datgene waar je zelf niet aan kunt komen. Deze armoede staat gelijk aan rijkdom, zegt Hij. Wanneer je heel eerlijk bent kun je geen genoegen nemen met het reilen en zeilen van onze maatschappij, kun je je er niet bij neerleggen. Geluk moet - net als eten en drinken - gelijkelijk worden verdeeld. Geluk is: werkelijk deel te zijn van het grote geheel. Deel te zijn van de prachtige schepping. Jezus heeft het niet over de verwenden van geest. Zijn eerste woord op de berg, gaat terug naar Jesaja 61;1, waar de profeet zegt.: "Dit is mijn opdracht: goed nieuws brengen aan de armen". Dan mogen wij niet de benen nemen.
Jos Brink
Januari 1998, De Duif Amsterdam.
| HGL Nummer
01/98 |