Lezingen:
Het werd maandag zo mooi gezegd over het wonder van Kana: "het
is een joyeus eerste wonder". Een wonder met zwier, van het
grote, gulle en mooie gebaar. Geen wonder van nuttigheid, maar
van bijdragen aan de feestvreugde. Met dat ene wonder, juist op
die plaats, wordt Jezus' optreden meteen in het perspektief van
Gods Rijk gezet. Met zijn optreden komt het Rijk van God, komt
Gods toekomst al direct heel dichtbij. Alles wijst daarop. Allereerst
de plaats; het gebeurt tijdens een bruiloft. Herhaaldelijk is
dat in de schrift een beeld van de nauwe band die God met zijn
volk, met alle mensen wil smeden. (we hoorden het ook bij Jesaja).
In het Rijk van God, die volmaakte vrede, verkeren God en mensen
met elkaar als in de mooiste vorm die een relatie, een huwelijk
kan aannemen. Ze verkeren met elkaar als mensen die elkaar van
harte trouw beloven. Het tweede beeld van Gods Rijk dat vaak gebruikt
wordt, is dat van de wijn. In de tijd van Gods Rijk zullen mensen
overvloedig van wijn en van al het andere voorzien worden. Of
vertaald in het verhaal van vandaag: water zal in wijn veranderd
worden. Alle vernietiging -waar het water ook vaak symbool voor
staat- zal veranderd worden. Tranen worden gedroogd en omgevormd
tot vreugde.
Precies dat is wat Jesaja ook voorhoudt aan een volk in ballingschap,
een volk met de reputatie van ellende. Weet dat God met jullie
wil zijn, wat er voorheen ook gebeurd is. In het Rijk van God
zullen mensen stralen als een kroon, een koninklijk diadeem. Ze
zullen ten nauwste met God verbonden zijn. Mensen krijgen er een
nieuwe naam: ze zullen ten diepste veranderd worden.
En in de brief aan de Hebreeën komt dit weer terug. Er worden kritische vragen gesteld bij de toestand waarin het verbond verkeert. Maar daarom laat God de mensen niet los. Zoals hij deed bij Adam en Eva, bij Noach, bij Abraham en bij vele anderen, laat hij de mensen niet los, maar neemt ze bij de hand. Hij vernieuwt in nieuwe omstandigheden, in andere tijden telkens weer het verbond. God is bereid om in alle wederwaardigheden van de tijd telkens weer een begin te maken. Daarbij herinnerd aan hoe het ook alweer bedoeld was. Zij houdt in gedachten dat de toekomst van vrede mogelijk is. En de mensen kunnen erop vertrouwen, als ze maar niet vergeten op welke momenten het wel gelukt is om die toekomst waar te maken.
De band tussen God en mensen wordt bij Johannes en Jesaja beschreven
in termen van een huwelijk. In de brief aan de Hebreeën wordt
ze zo mogelijk nog nauwer. "Mijn wetten leg ik in hun geest
en ik grif ze in hun hart (...) Allen zullen ze mij kennen."
Het gaat er niet om mensen in te snoeren met pietepeuterige regeltjes,
maar het gaat om een lonkend perspektief. In Gods toekomst zullen
we zo nauw verbonden zijn dat we als vanzelf haar Rijk waarmaken.
Niets, maar dan ook niets kan nog tussen dat verbond komen. Er
is dan een directe relatie ontstaan zonder middelaars. De priesters
hebben dan afgedaan. Volgens de Hebreeën-brief is het al
zover gekomen: Jezus heeft de weg hiervoor bereid. De bekrompenheid
en het gevoel van schuld en tekort schieten zijn dan over; ieder
leeft dan vanuit het joyeuze gebaar waardoor water in wijn veranderd
wordt.
Nou, dat is dan allemaal mooi, maar wat merk je er nou eigenlijk
van? Vergeet dan niet, dat al die mooie woorden van een volmaakt
verbond tegelijkertijd een werkelijkheid willen beschrijven én
een visioen op een oproep zijn. Het sterkste merk ik dat bij Jesaja,
waar gezegd wordt:
"Uit liefde voor Sion kan ik niet zwijgen.
Uit liefde voor Jeruzalem ken ik geen rust,
totdat zijn heil als een gloed
en zijn redding als een brandende toorts stralen".
De begeestering, de profetische begeestering die daaruit spreekt
is die ook ons deel? Kunnen wij het toekomstige heil -dat er ook
nu al is- bezingen? Zien wij die tekenen van toekomst?
Geloven blijft een paradox; je zegt tegelijkertijd dat dat
Rijk van God er al is en dat het nog komen moet. Welk accent je
legt, zal dan sterk verschillen. Als alles je goed gaat, kan het
makkelijker zijn die toekomst nu al te zien, dan wanneer je in
de ellende zit. Maar toch ... in dit verband wil ik u een verhaal
dat maandag verteld is niet onthouden:
Eén van ons zat in de oorlog in Duitsland, te werk gesteld.
Nachtdiensten die liepen van 7 uur 's avonds tot 7 uur 's morgens.
Af en toe werd er een "Hollandse avond" georganiseerd.
Eén lied bracht toen hetzelfde teweeg als de profetie van
Jesaja in zijn tijd gedaan moet hebben: Als op het Leidseplein
de lichtjes weer eens branden gaan. In het donker gaf dat visoen
de kracht om door te gaan. Er was een toekomst.
Bedenk ook dat Jesaja en al die andere profeten nooit hadden kunnen
optreden als ze niet wisten dat een toekomst mogelijk was. Zonder
de herinnering aan de momenten dat het verbond wel werkte, waren
hun woorden ook nooit geloofd en doorgegeven.
Bedenk bij die paradox ook dat de tekenen van toekomst er vandaag
al zijn. Er werden er maandag verschillende genoemd: de steeds
groeiende bewustwording van mensen die verdrukt worden; de veranderingen
in Zuid-Afrika; de wederopbouw van Beirut; het feit dat we hier
in De Duif en elders om de tafel zitten en samen een overweging
voorbereiden. Vul die lijst zelf maar aan. Het maakt niet uit
hoe je nu tegen die paradox van het Rijk Gods aankijkt. Of je
nu vooral de werkelijkheid ervan ziet, of dat het vooral een visioen
of een oproep voor je is. Hoe je het ook ziet, laat je er wel
door aansporen. Je zou tekort doen aan het Rijk van God als je
zegt dat je het alleen maar in een terugblik kan herkennen.
Bedenkt eens hoe de veranderingen in Oost-Europa in 1989 een teken
van hoop voor ons waren, hoe ons dat aanspoorde om door te gaan.
Laat je ook aanspreken door wat je nu herkent als een teken. Laat
je daardoor aansporen, op het risico af dat je ernaast zit. Grijp
je kansen.
Ik wil besluiten met een tekst van Huub Oosterhuis, die me
bij de voorbereiding van deze dienst telkens weer voor de geest
kwam. Alsof de richting ons werd ingeschapen - zijn wij gegaan,
een onbegonnen lange weg - een harde dienst is van ons afgenomen
- vrijheid van spreken is ons aangezegd.
Moge die vrijheid in ons groeien, opdat ook wij een teken van
toekomst worden.