Frits's bijdragen, dienst 26-4-1998

Lezingen:

Overweging

Het is helemaal Petrus; spontaan, direct: Ik ga vissen. Wat jullie doen, moet je zelf weten, maar "Ik ga vissen". De droom met Jezus was voorbij, het drama in Jeruzalem trilde nog na.

Het was allemaal niet te geloven, maar wat moet een mens als je wereld wordt omgekeerd. Een visser gaat dan vissen; zichzelf bij elkaar vissen. En wat zeiden de vrienden: We gaan mee. Ze gingen samen; samen naar buiten en stapten in de boot. Wij weten precies wie het waren. En vandaag zie ik jullie allen met naam en toenaam in die boot zitten. Want het evangelie van vandaag is het verhaal van alle tijden. Het wil ook aan ons vandaag laten zien hoe we Jezus aantreffen, hoe hij de dood overwint en ons leven rijk maakt.

Het verhaal begint met de lege netten. Het is een lange nacht vol zorg en moeite en zonder succes. Hoe lang zulke perioden in ons leven duren, weten we niet van te voren. In het begin hebben we niet eens in de gaten dat onze netten leeg zijn. Wij zijn door een of andere Petrus in de boot genomen. We zitten in het zelfde schuitje, met een samenleving, die ons voortdurend vertelt hoe je moet vissen in het welvaartsmeer, of hoe je je gedraagt in de kerk (van de Duif) en wij doen mee. Vraag niet waarom, soms al jaren. Want "nacht en zee" zijn als beeld in de bijbel volkomen duidelijk. Het betekent: geen uitzicht, geen toekomst, geen vaste grond. Jaren kunnen zo voorbij gaan. Het ontbreekt ons niet aan inzet en flinkheid; van buiten af gezien lijkt het een gaaf leven.. Alleen hebben we er zelf soms onze vragen over. En dikwijls - heel onverwacht - ontstaat er een soort zonsopgang en moeten wij de balans opmaken. Het is alsof er van de andere oever wordt gevraagd wat wij hebben meegebracht. "Hebben jullie iets te eten?" Iets wat leven geeft voor die stem aan de andere oever. Het antwoord kan niet korter. "Nee!" De andere oever, de overzijde, dat is een andere werkelijkheid, maar pas als je beseft, dat je met oprecht hart en lege handen staat, kan de zon op gaan aan de andere oever. "Werp jullie netten uit aan de rechterkant van de boot" zegt de gestalte die de leerlingen eerste niet herkenden. Als we dit willen interpreteren, moet dit betekenen: Probeer je leven bewust in handen te nemen, zodat het gelding krijgt. De rechterkant is de zijde van ons verstand, van het bewuste leven. Aan de rechterkant het net uitwerpen betekent zoveel als: alle dingen die gebeurd zijn nogmaals nagaan, ze helder proberen te krijgen en het leven in handen nemen. Niet omdat anderen dat zo voordoen, maar uit innerlijke overtuiging daartoe opgeroepen vanaf de andere oever.

Wat zich in die boot afspeelde, speelt precies zo in ons leven. Probeer het eens te zien in deze Paastijd; in de parabels van het leven om ons heen! Er zijn netten vol met vis, zo zwaar dat ze bijna niet te tillen zijn. De leerlingen herkenden de nabije Heer niet. Alleen wie Hem lief had, wist het zeker: Het is de Heer! Voor Petrus was het genoeg om zo in het water te springen. Onder ons zijn er ook mensen die iets hebben van Johannes, die met gesloten ogen intuïtief zien. En godzijdank zijn er ook mensen, die zo gauw ze horen wat er te zien valt, zich hals-over-kop in het water storten. Dikwijls hebben we daar dan de discussie over, want wij zijn ook maar mensen van deze wereld. Het is goed om te weten dat de overkant niet verder dan 200 el weg is. Goed om te weten, dat het geloof ons over het water draagt. Maar het is de liefde, die je dat laat zien. Tijd en afstand vallen weg. Dan zullen we allen kunnen zeggen: Ik heb geleefd in liefde, niet in tijd. Deze laatste zin stond centraal in de afscheidsdienst van Carl, onze Carl van der Kroon. (toel.: vrijdag 3 april 1998 is in De Duif onder grote belangstelling in een speciale samenkomst afscheid genomen van Carl / red.) "Ik heb geleefd in liefde, niet in tijd", dat geldt trouwens voor al onze dierbare overledenen. Daarom moeten we ze ook niet doodzwijgen, al die geliefden die zijn genodigd naar de overkant. Daarom vind ik het zo'n dierbaar idee, dat kruisjes met de namen van onze overleden hier aan de binnenmuren van onze kerk te zien zijn. Het is een klein teken van die existentiële ervaring, dat de liefde blijft! En liefde is levengevend over de grenzen van de dood heen!

En nu terug naar het paasevangelie van deze morgen. Waar denkt u dat Petrus is gebleven, nadat hij zich had geworpen in het meer? Want zo staat het er: "Toen Petrus hoorde van Johannes -het is de Heer- wierp hij zich in het meer". Probeert u zich nu eens die ontmoeting van die twee mensen op het strand voor te stellen. Jezus bij dat kolenvuurtje en Petrus, die in het zonlicht van de morgen Jezus daar ziet staan. Uit de nacht en uit het water krijgt hij weer grond onder de voeten. Kijk eens met ogen van geloof naar de ontmoeting van die twee mensen. Wat zie je in die woordeloze gebaren? Wat voel je ? Wat hoor je van binnen? Wat eens zonsopgang, wat een nieuw leven! Johannes zegt heel delicaat niets over deze ontmoeting zelf. Alleen over het resultaat. Als Jezus vraagt "Breng wat vissen" dan staat er: Petrus ging van boord en sleepte het net vol grote vissen aan land. Weer staat de wereld van Petrus op z'n kop. En wat doe je dan als visser? Slepen! For God sake: slepen! Jezus heeft gevraagd: "Breng wat vissen". Petrus sleept de netten vol vis al aan: een net vol, 153 kanjers! De anderen in de boot zien dat gebeuren; ze zien de verandering in Petrus. Petrus is weer op volle sterkte: "Ja, er is meer!". Als ze dan aan het eten zijn, wisten de leerlingen dat het Jezus was. Ze zagen het met hun eigen ogen aan Petrus; ze wisten het van binnen uit! Soms gaat het zo. Ik denk dan aan die dichtregel: soms midden onder het lopen, met m'n broeder aan mijn zij, zie ik de hemel open, en dan is het weer voorbij. Je moet het willen zien, je moet het kunnen zien. Petrus sleept niet alleen het net met de vissen, hij sleept ook zijn vrienden mee naar Jezus terwijl hij dat niet eens in de gaten heeft. Dat is weer helemaal Petrus. Een man van weinig woorden, een hart van goud. Vandaag wil Jezus Petrus ook horen. Nee, het is nog anders: Voor het geval, dat de leerlingen hun ogen niet zouden geloven, laat Jezus Petrus duidelijk zeggen, dat hij van Hem houdt. Er moest nog iets recht gezet worden en Jezus schept deze gelegenheid. "Heer u weet alles, u weet dat ik van u houd". Het hoge woord "houden van", "lief hebben" is driemaal uitgesproken. En driemaal antwoordt Jezus daarop: "Zorg dan voor mijn schapen, zorg voor mijn mensen". Als Jezus zijn mensen aan Petrus toevertrouwt, dan gaat het om liefde. Als het om "kerk" gaat, gaat het niet om voorschriften, niet om dogma's of kerkelijk recht, maar gaat het om lief hebben. Is dat niet bijzonder? Is dat geen unieke opdracht, samen een liefdes-gemeenschap te vormen? Ja het is ook een uitverkiezing! Maar ik moet je tegelijk ook waarschuwen. Je moet er alleen aan beginnen, als je kunt geloven dat de Heer zelf met je meetrekt. Geloven, dat jij en ik niet alleen gaan en staan in dit leven, ook al hebben we soms in geen jaren vis gevangen. Maar ik beloof je, op een onverwacht moment zul je weten dat de Heer voor je leeft en op je wacht. Ook al durf je het niet te vragen, zoals de leerlingen aan het meer. Wellicht zie je het aan het gesleep van anderen. Misschien is het te horen aan een woord en soms is het bij het breken van het brood. En soms, soms weet ik het zelf ook niet, maar houd ik mij vast aan dat beeld, dat Hij staat aan de oever van de overkant bij dat houtskool met het brood en wat vissen. Soms word ik zo bemoedigd door het gesjouw en gesleep van een ander of hoor ik een zieke zeggen: Het is goed, het is de Heer. Vanaf mijn schip kijk ik naar de verre horizon en als ik heel stil word, dan zingt de wind dat lied in mijn oren: Hou je van me! Hou je van me! Hou je van me!

Frits van der Ven.

| Archief/Bijdragen | Gastvoorgangers |


AM 25-11-998 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl