Lezingen
Inleiding
Vandaag lezen we onder andere het verhaal van de verloren zoon.
Voor deze monumentendag meld ik u er bij, dat boven de deur een
reliëf hangt met de doop van Jezus in de Jordaan aan de linker
kant en met de terugkeer van de verloren zoon aan de rechter kant.
Gemaakt door de firma de Cuyper uit Antwerpen in 1858 in opdracht
van Pastoor Kok. (dit terzijde)
We lezen dit verhaal samen met het verhaal van het verloren muntje
en het verloren schaap. Vroeger werd deze lezing over twee weken
verdeeld. Hierdoor is het verhaal van de verloren zoon vaak een
eigen leven gaan leiden, waarbij het voornamelijk ging over de
diverse familieleden.
De drie verhalen samen trekt dit weer recht. Het verhaal is even
als de twee andere verhalen, een gelijkenis waarin mensen en God
elkaar zoeken. Zoals ook in de twee andere lezingen. Op zoek zijn
naar elkaar.
De lezing uit Exodus gaat over het tweede gebod. Het gebod
dat het maken van beelden van God verbied. Heel begrijpelijk want
wie zal zeggen hoe God er uit ziet. Maar om niet altijd in het
luchtledige tot God te hoeven spreken zijn er, in plaats van beelden,
wel altijd plaatsen geweest waar men God aanwezig acht en daarom
heilig zijn. Het verhaal van het gouden kalf staat midden in het
verhaal over de wording van de tabernakel. Het huis van God tijdens
de reis door de woestijn. Er zijn altijd altaren opgericht en
tempels voor God gebouwd.
Wij komen iedere week hier samen in dit monument voor God. Oud
en vertrouwd. De beelden, de banken, de koffiehoek. Zelfs de afgebladderde
verf, de scheuren in de muren, het is zo vertrouwd. En iedereen
mag zich hier welkom heten.
In een jachtig leven kan je er thuis komen. Om God te ontmoeten.
Je veilig en geborgen voelen.
Maar stel je bent al jaren achtereen op reis, weg van hier.
Stel je bent dakloos en hebt dus geen thuis.
Stel je maakt plannen en trekt er opuit, je verlaat je bekende
omgeving en stort je in het avontuur. Een nieuwe uitdaging, maar
ook een onzekere toekomst tegemoet.
In zulke onzekere tijden is het zeer menselijk om iets bij je
te hebben wat bekend is. Iets wat zoveel waarde voor je heeft
dat je er kracht uit kunt putten. Een ketting met een hangertje,
misschien een gebed of een lied een kruisje of een ander geluksvoorwerp.
Het volk onderweg in de woestijn maakte een stier, van voorwerpen
die hen waarschijnlijk zeer dierbaar waren. Zij maakten een stier
omdat deze het symbool van de kracht is en in het oude nabije
oosten werd deze vaak gebruikt om godheden af te beelden. Het
volk was door Mozes weggeleid uit Egypte, uit de slavernij, maar
het leven in de woestijn viel bitter tegen en er kwam maar geen
einde aan. In Egypte waar zij zo lang hadden gewoond werden veel
dieren als goden vereert. Een houvast in twee opzichten: een herinnering
aan een tijd waarin zekerheid had geheerst en een tastbaar iets
om bij te bidden, huilen en dansen. Ook elders in het oude
testament werden stieren vereert. Koning Jerobeam maakte twee
gouden stieren. Het ene beeld stelde hij op in Betel en het andere
plaatste hij in Dan (1 Kon. 12:28-30) Hoewel Jerobeams daden zondig
worden geacht, zouden zijn stieren niet een vreemde god, maar
de Onnoembare hebben voorgesteld.
Maar zoals je wel een ketting met een hangertje, een gebed of
een lied, een kruisje of een ander geluksvoorwerp, mits niet te
groot, in je handbagage kunt meenemen laat God zich niet vangen
in beelden en zelfs niet in woorden, anders dan : Ik die ben.
Een aziatisch gezegde luidt: God slaapt in de steen;
God ademt in de plant;
God droomt in het dier;
God ontwaakt in de mens.
Waar wij zijn geschapen naar zijn gelijkenis, kom je in de mens
naast je een stukje van God tegen.
In de herder die zich zorgen maakt om dat ene schaap terwijl hij
nog negenennegentig anderen heeft, in de vrouw die zorgvuldig
om gaat met haar bezittingen en in de vader die zijn verloren
zoon weer in de armen sluit.
Dit 'beeld' van God, die we herkennen in de medemens, wordt
echter steeds minder vereert. De moderne afgoden zijn de economie,
de energie, de bewapening en communicatiesystemen en nog nooit
is de vereenzaming en de vervreemding van mensen groter geweest
dan in onze tijd. We hebben het zo druk met het vereren van de
nieuwe afgoden dat er weinig tijd overblijft voor de mens naast
je.
Wie kent niet de vreselijke berichtjes in de krant: 'Man ligt
zes dagen dood in huis'. En de televisieprogramma's waarin zoekgeraakte
familieleden wordt opgespoord. Op straat zwerven mensen die blijkbaar
door niemand gemist worden.
En we blijken dan maar al te vaak te behoren tot die negenennegentig
andere schapen die rustig blijven door grazen. En God laten zoeken
om te redden wat verloren loopt. Die taak laten wij maar al te
vaak aan Hem over. Omdat we het niet zien of niet willen zien,
of omdat het gemakkelijker is, omdat we er geen zin in hebben,
geen tijd voor hebben.
Maar ze zijn er wel, de mensen die niet geaccepteerd worden
zoals zij zijn, door hoe ze in elkaar zitten of om de kleur die
ze hebben, of om het ras, of omdat zij geen werk hebben en van
een uitkering moeten leven, of omdat ze niet hier geboren zijn,
of omdat ze worden vastgepind op hun verleden. Zij die vaak zelf
niet eens schuld zijn van een ongewenst isolement. Voorbeelden
van mensen die hun eigenwaarde moeten bevechten omdat die anderen
hen geen handje helpen. De herder laten we gek zoeken naar al
die eenzaam staande schapen.
En de gedachtengang van de oudste zoon kunnen we ook maar al
te goed volgen. Waarom moet hij hard doorwerken en lijkt daar
voor niet beloont te worden. En hoe kun je negenennegentig schapen
alleen achterlaten en op zoek gaan naar die ene. Gooi je dan niet
meer weg dan je had? We blijven onderworpen aan de competitiegeest
van economie, energie, bewapening en communicatie, de moderne
afgoden, en we verwachten beloond te worden vooral het goede dat
wij doen en te kunnen behouden en behoeden wat we hebben.
In plaats van te zeggen: 'Och, die ene mens, laat maar lopen',
of: 'Och, dat ene muntje, laat maar liggen; ik heb er nog genoeg,
in plaats daarvan kijkt God uit naar hen die door de meerderheid
als verloren worden beschouwd, als afgeschreven.
We moeten blijven zoeken naar elkaar. Als er één
dreigt te verdwijnen, moeten we er onmiddelijk met z'n allen achteraan!
Zo weet je ook dat er naar je omgekeken wordt wanneer je kans
loopt verloren te raken. Wij moeten niet liefhebben met woorden
en leuzen, maar met daden die waarachtig zijn, staat er in de
brief van Johannes. Zo zoekt God je.
De economie kan instorten, de fossiele brandstoffen zullen echt
eens op zijn, met wapens hou je geen oorlog tegen. Als de communicatie
tussen mensen onderling maar niet stopt.
Onze oude vertrouwde Duif gaat in restauratie, de scheuren zullen
verdwijnen achter stucwerk en verf. Er zullen heus dingen veranderen.
Maar ik hoop niet dat wij er door veranderen. Ik hoop dat we samen
als gemeenschap doorgaan en zo samen God handen en voeten geven
en een mooi monument om in te wonen.