Alet's bijdragen, dienst 22-11-1998

Lezingen

Inleiding

Vandaag is het feest van Christus, koning van het heelal. Een feest dat pas in 1925 werd ingesteld door Paus Pius XI naar aanleiding van de 1600-jarige viering van het Concilie van Nicea.. Het feest ontstond in een tijd waarin de kerk steeds meer van haar invloed begon te verliezen en dit feest kwam dan ook voort uit een vorm van politieke theologie waarin men de heerschappij, de invloed van Christus en waar hij voor stond, wilde herstellen.

De lezingen van vandaag gaan over het koningschap, het bijbels koningschap wel te verstaan . Een bijbels koning is een dienaar van God en van ons, meer een herder dan een heerser. Zoals David en zoals Jezus. Uit het gewone volk door God uitverkoren, een koning uit ons. En met een opdracht om zorg te dragen, een koning voor ons.

Overweging

Wat zou de misdadiger aan een koning hebben gehad? Ik bedoel een wereldlijk leider, een koning zoals wij die vaak voor ogen hebben in een prachtig paleis, rijk en machtig en ver van het volk verwijderd. In dit geval zou het een verslagen leider zijn geweest die niets meer zou hebben kunnen betekenen. Maar Jezus kan zelfs nu, in het uur van zijn dood, nog iets betekenen voor de misdadiger omdat hij niet zo'n koning was.

'Koning ben Ik', zegt hij voor Pilatus maar voegt er aan toe: 'Mijn koningschap is niet van deze wereld. Dat wil zeggen: het beantwoordt niet aan onze maatstaven. Als Hij een machtig heersend koning was geweest zou hij zich zelf hebben gered en niet om hebben gekeken naar de misdadigers. Maar in plaats van zichzelf te redden, redt Hij die ene misdadiger. Tot op het kruis blijft Hij wie Hij was: iemand die anderen redt, en een toekomst biedt.
Zijn invulling van het koningschap staat gelijk aan zijn inspiratie en levenskeuze: niet op eigen belang uit zijn, niet jezelf redden, maar je bepalen tot de ander.
Hij wil geen wereldlijke macht, maar wil een dienende heerser zijn, één die er is voor anderen en solidair blijft met de minsten. Voor hen die door de maatschappij worden uitgestoten.
Hij werd gekruisigd omdat hij juist dáárom een gevaar was voor de gevestigde orde. De orde van oorlog, van steeds meer willen, van gouden kronen en uiterlijk vertoon, van onderdrukkig en macht ten koste van het volk. Zij kunnen niet buiten de heersende systemen om denken. De religieuze leiders bespotten Hem. De soldaten noemen hem spottend 'koning der Joden'. Zelfs één van de misdadigers noemt hem smalend 'messias'. Jezus is geen heerser maar een herder.

Ook David was een herder. Al was zijn latere optreden niet erg vredig. Maar door zijn hartstochtelijke liefde voor God,zoals uit de psalm mag blijken, werd hij 'een man naar Gods hart'. Zijn ondeugden wogen niet op tegen zijn enorme verdienste: het vermogen één te zijn met de mensen. Hij was een bescheiden man en daarin juist een groot voorbeeld.

Het volk Israël wilde net zoals de omliggende landen een koning, een leider. In 1 Samuël 8 vers 7 heeft God duidelijk moeite met de vraag van het volk om een koning. Een teleurgestelde God zegt tegen Samuël dat hij aan de vraag van het volk moet voldoen omdat ze de allerhoogste blijkbaar niet meer willen als koning. De theoloog Kuitert schreef in zijn nieuwste boek dat God door de eeuwen heen nogmaals op een zijspoor is gezet door wat mensen van Jezus maakten. Hij probeert aan te geven wat het ware doel is geweest van Jezus' optreden en hoe de gedachten daarover in de loop van de geschiedenis zijn verschoven. Hij schrijft: 'Als instrument van God, als uitvoerder van Gods bedoelingen ontleent Jezus zijn belang aan God en niet omgekeerd, God zijn belang aan Jezus. Ik denk dat Kuitert, even als vele andere mensen, daarom wel moeite zullen hebben met het Christus koning feest, net zo als Samuël niets zag in het aanstellen van een koning over Israël. Toch laat God, Samuël een koning zalven, eerst Saul en daarna David. God kiest mensen uit die we niet direct indentificeren met het koningschap. Geen heersers maar herders, bezorgt om ieder schaap wat verloren dreigt te gaan en bereid om zelf gevaar te lopen om het te redden. Bij de gratie God worden zij tot koning gezalfd, als assistent van God.

Voor ons brengt het aanvaarden van zo'n koning, één van ons, de verplichting met zich mee om ons met hart en ziel in te zetten voor dat koninkrijk, totdat de wereld heel, één, gaaf en rechtvaardig is voor iedereen.

Ook nu roepen mensen om leiders, ook op religieus gebied; we kunnen blijkbaar niet zonder. Door twijfels, angsten en onzekerheden of gewoon uit gemakzucht laten we veel dingen graag over aan superieuren. Wat kan je ook als eenling betekenen? Mensen wilden ook Jezus tot koning kronen. Maar Hij vluchtte daarvoor weg, omdat Hij ons idee over leidersschap niet deelt. Wij schuiven veel op anderen af en leggen onze verantwoordelijkheden op hun schouders. En als er dingen fout gaan schuiven we dat graag door, want hoge bomen vangen veel wind. Maar dat maakt ons niet minder verantwoordelijk voor wat er in de samenleving gebeurt. Wij horen erbij, wij zijn de Kroon van de Schepping Gods. (Petrus 1:2)

De twee grote koningen van Israël waren ook maar eenvoudige mensen en wilden herders zijn. Dat mag een voorbeeld voor ons zijn. Als één van ons steun nodig heeft zal diegene niet veel verwachten van een brief naar de regering. Juist van je naaste hoop je die steun te krijgen. En God kiest daarvoor mensen uit die geen heersers zijn maar herders, aan hen behoort het koninkrijk. Niet aan de slimmeriken die hun handen in onschuld wassen en intussen niet omkijken naar anderen, degenen die de grote jongen uithangen, en alles gedaan weten te krijgen. Zij die met de roos op de borst vooraan staan, maar het leed van hun naaste zien zij niet. Niet zij maken indruk bij God, maar de gewone kleine mens die zonder daar veel ophef van te maken er is voor z'n medemens. Iemand die zo leeft is koning, koning van ons.

Amen.

| Archief/Bijdragen | Alet's "Hoofdpagina" |

AM 1-12-1998 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl