Lezingen:
De 3 lezingen van vandaag gaan alle 3 over 'licht' en 'duisternis'
In bijbelse taal wordt daarmee bedoeld: kwaad en goed en dat in
morele zin.
Dus het kwaad en het goed waar een mens voor kan kiezen.
Er is natuurlijk ook veel goed en kwaad waar je niet voor kan
kiezen maar wat je overkomt. Gezondheid is een goed, ziekte is
een kwaad, natuurrampen zijn een kwaad en niemand kiest daarvoor.
Maar er is kwaad waarvoor de mens wel kiest. Dat is duisternis.
Dan kies je voor dingen die het daglicht niet verdragen. Dieven
en inbrekers doen dat, die werken liever in het donker. Daar zal
die uitdrukking ook wel vandaan komen.
We gaan vandaag nadenken ober wie en wat er allemaal in de
duisternis zit en hoe we echt mensen van het licht kunnen zijn.
Je hoort wel eens beweren, dat het grote verschil tussen de
joodse godsdienst en de christelijke is, dat het jodendom een
godsdienst is van wetten en geboden en dat Jezus dat heeft veranderd
in een godsdienst van liefde. Wie zoiets beweren kennen de bijbel
niet, zeker niet de joodse bijbel.
Alleen al de lezing uit het boek Jesaja laat ons zien, dat het
gebod van de liefde voor je medemens ook al zeshonderd jaar voor
de komst van Jezus het wezen van de joodse moraal uitmaakte. Het
staat er in prachtige, kernachtige en dichterlijke bewoordingen.
Je kunt zelfs God niet ontmoeten, als je niet eerst de waardigheid
erkent en de behoeften van de mensen om je heen. Eerst zorgen
voor kleding en voedsel maar ook ophouden met hen te onderdrukken
- onder een juk houden, staat er - hun de schuld te geven en je
vingertje op te steken om ze op hun plaats te zetten, als je je
dus humaan, menselijk gedraagt, dan word je een mens van het licht,
dan word je zelf een beter mens - je wonden groeien dan snel dicht,
staat er - m.a.w. als je denkt dat die verplichte vastendagen
alleen maar wetten zijn, dan begrijp je er niets van. Waar het
om gaat in het leven is volgens de schrijver van dit oude joodse
boek dus gewoon gerechtigheid bedrijven aan iedereen om je heen.
Als je dat doet dan zal jouw licht schijnen midden in de duisternis.
Het is precies hetzelfde als wat Jezus ons leert, vele eeuwen
later: 'laat je licht schijnen voor de mensen, dan zullen ze je
Vader in de hemel prijzen', ze zullen zeggen: gelukkig is er nog
goedheid en rechtvaardigheid op de wereld!
Is er dan geen verschil tussen de prediking van Jezus van Nazareth
en de profeten van Israël? Nee, helemaal niet! En dat wordt
nog eens bevestigd door Johannes in zijn eerste brief. Hij schrijft,
zoals we juist hebben gelezen, 'wij praten wel over het nieuwe
gebod van Jezus, maar dat is helemaal niet nieuw, het is een oud
gebod dat jullie vanaf het begin al hebben gehad.' Maar hij zegt
erbij: 'laten we het toch maar een nieuw gebod noemen, want we
moeten het opnieuw gaan beleven.' En vervolgens herhaalt hij de
oude lessen van de profeten: 'wie zegt in het licht te wonen maar
zijn broeder haat, die woont nog steeds in duisternis.'
Het draait in de ethiek van zowel joden als christenen om hetzelfde.
Eigenlijk kun je dat uitbreiden tot alle mensen over de hele wereld,
die kiezen voor het goede. Voor heel de mensheid die leeft vanuit
waarden en normen, draait het om respect en liefde voor je medemensen,
om gerechtigheid en rechtvaardigheid voor elk mens. Als dat gebeurt,
is er waardigheid, licht en vreugde in de wereld en wordt de duisternis
overwonnen. Zo simpel is dat.
Maar, hoe komt het dan dat er nog zo ontzettend veel ellende is
in de wereld? Hoe komt het dat er zo ontzettend veel haat is,
dat mensen elkaar de meest vreselijke dingen aandoen?
Het antwoord hierop is niet zo moeilijk. Er is zoveel haat en
nijd in de wereld, zoveel onbegrip en vijandschap, omdat de mensen
de neiging hebben anderen niet als hun gelijken te zien, de neiging
om zichzelf niet in andere mensen te herkennen, andere niet te
zien als medemens, als individu, maar als vertegenwoordiger van
een vijandige groep of als een gevaar voor hem.
Het alom bekende gebod van de naastenliefde wordt dan ook vaak
verkeerd opgevat. Er werd een vergelijking gemaakt met de normale
eigenliefde van de mens. Maar in de praktijk werd de mensen geleerd
alleen maar van anderen te houden. Een mens moest zichzelf wegcijferen
ten bate van anderen. In de praktijk werd het een middel om mensen
te onderdrukken, met name vrouwen. Zelfopoffering werd een eis
die ertoe leidde dat normale eigenliefde werd onderdrukt. Met
name aan vrouwen werd niet toegestaan aan eigen ontwikkeling en
aan een carrière te denken. In naam van Christus werden
zo mensen onderdrukt en werden aan vrouwen andere eisen gesteld
dan aan mannen. Ik praat in de verleden tijd maar voor een deel
is dat nog steeds zo. Nog steeds wordt de leer van de naastenliefde
misbruikt om mensen te onderdrukken, ze te leren dat ze niet van
zichzelf mogen houden maar zich voor anderen moeten wegcijferen.
Als we nu eens goed kijken naar wat er in de bijbel staat, dan
lezen we: 'bemint uw naaste, hij is als uzelf.' M.a.w. je hoeft
niet zo af te geven op je naaste, je hoeft je niet zo aan hem
of haar te ergeren, hij is net als jezelf. De beweegreden om van
anderen te houden is, dat zij net zo zijn als jij zelf. Alles
wat je bij jezelf vindt, vind je ook bij de ander. De behoeften,
verlangens, oordelen en onzekerheden, alle goede en kwalijke eigenschappen
van anderen mensen kun je ook tegenkomen als je jezelf nagaat.
Je kunt je ergeren aan andere mensen maar met een beetje wijsheid,
levenservaring en zelfkennis kun je tegelijk opmerken, dat je
die ergerlijke eigenschap van die ander in een of andere vorm
ook in jezelf kunt waarnemen. Juist die dingen die je van jezelf
eigenlijk niet kunt uitstaan, vallen je bij de ander het eerst
op. Veel haat tussen mensen is in de grond zelfhaat. Gewoon wat
meer kritisch naar jezelf kijken is een goede manier om je kijk
op de mensheid te relativeren, want allen wat je aan leuks en
onaangenaams in anderen tegenkomt, vind je met wat zelfkritiek
ook in jezelf, minstens in aanleg. En als je geleerd hebt op een
normale manier van jezelf te houden, jezelf alle kansen te gunnen
en jezelf te ontwikkelen, dan kun je dat ook aan anderen gunnen
want die ander is net als jezelf. Met alle goede en minder goede
eigenschappen die je met wat zelfkennis ook in jezelf vindt.
En dan nog iets. 'Laat uw licht schijnen onder de mensen' lezen
we bij Jezus, en Hij zegt erbij 'opdat zij uw goede werken zien'.
Toe maar! Is dat niet een beetje in strijd aan wat Hij op een
andere plaats ons zegt: 'Doe je goede werken niet om door de mensen
gezien te worden, maar doe ze in het verborgene'. Hoe verklaar
je die tegenstrijdigheid? Ik denk, dat Jezus onderscheid maakt
tussen ons persoonlijk handelen en ons als gemeenschap. Als Hij
ons aanraadt goed te doen in het verborgene, spreekt Hij ons persoonlijk
aan. Persoonlijke ijdelheid verknoeit immers onze goede bedoelingen.
Maar als Hij ons vandaag aanbeveelt ons licht op de kandelaar
te zetten, dan spreekt Hij ons aan in de tweede persoon meervoud:
als gemeente. Als gemeente moeten wij niet bang zijn uit te komen
waarvoor wij staan. We hebben ook een rol te spelen in de maatschappij
en dat mag best openlijk. Laat iedereen maar zien hoe wij geleid
worden door een gemeenschappelijk geloof, door een ideaal dat
ons tezamen bindt.
In alle bescheidenheid mogen we best trots zijn op wat we hier
al 25 jaar aan het doen zijn en dat dat als een lichtje voor de
wereld op de kandelaar mag staan, is geen ijdelheid maar een goede
geest van saamhorigheid. Samen horen we bij elkaar en met zijn
allen bij de Heer.
Nu lopen die twee aspecten wel door elkaar. Wat wij samen doen
in en voor De Duif mag dus best als een licht op de kandelaar.
Samen doen wij dat in alle openheid en met een zekere fierheid.
Maar ieder voor zich hoort dat te doen in alle bescheidenheid,
zonder erkenning en erkentelijkheid na te jagen. Als dat lukt
kan het zijn, dat je bijdrage amper wordt opgemerkt, althans minder
dan je lief is want een mens heeft wel behoefte aan wat erkenning.
Van anderen valt hun bijdrage meer op. Het is pijnlijk als dat
leidt tot teleurstelling bij sommigen. Er zijn mensen die afhaken
of zich gepasseerd voelen. Daarom is het goed dat wij in dit dilemma:
goed-doen-in-het-verborgene en licht-op-de-kandelaar-zijn het
juiste midden weten te bewaren. Bescheidenheid van de enkelingen
mag ons niet verleiden tot afzien van de plicht tot erkenning
van ieders bijdrage.
Want zo vorm je de ideale maatschappij: ieder voor zich draagt
bij vanuit eigen mogelijkheden en het totaal van al die vaak verborgen
bijdragen bouwt een organisme op dat een lichtend voorbeeld kan
zijn voor anderen.