Ton's bijdragen, dienst 7-2-1999

Lezingen:

Inleiding:

De 3 lezingen van vandaag gaan alle 3 over 'licht' en 'duisternis'
In bijbelse taal wordt daarmee bedoeld: kwaad en goed en dat in morele zin.
Dus het kwaad en het goed waar een mens voor kan kiezen.
Er is natuurlijk ook veel goed en kwaad waar je niet voor kan kiezen maar wat je overkomt. Gezondheid is een goed, ziekte is een kwaad, natuurrampen zijn een kwaad en niemand kiest daarvoor.
Maar er is kwaad waarvoor de mens wel kiest. Dat is duisternis. Dan kies je voor dingen die het daglicht niet verdragen. Dieven en inbrekers doen dat, die werken liever in het donker. Daar zal die uitdrukking ook wel vandaan komen.

We gaan vandaag nadenken ober wie en wat er allemaal in de duisternis zit en hoe we echt mensen van het licht kunnen zijn.

Overweging:

Je hoort wel eens beweren, dat het grote verschil tussen de joodse godsdienst en de christelijke is, dat het jodendom een godsdienst is van wetten en geboden en dat Jezus dat heeft veranderd in een godsdienst van liefde. Wie zoiets beweren kennen de bijbel niet, zeker niet de joodse bijbel.
Alleen al de lezing uit het boek Jesaja laat ons zien, dat het gebod van de liefde voor je medemens ook al zeshonderd jaar voor de komst van Jezus het wezen van de joodse moraal uitmaakte. Het staat er in prachtige, kernachtige en dichterlijke bewoordingen. Je kunt zelfs God niet ontmoeten, als je niet eerst de waardigheid erkent en de behoeften van de mensen om je heen. Eerst zorgen voor kleding en voedsel maar ook ophouden met hen te onderdrukken - onder een juk houden, staat er - hun de schuld te geven en je vingertje op te steken om ze op hun plaats te zetten, als je je dus humaan, menselijk gedraagt, dan word je een mens van het licht, dan word je zelf een beter mens - je wonden groeien dan snel dicht, staat er - m.a.w. als je denkt dat die verplichte vastendagen alleen maar wetten zijn, dan begrijp je er niets van. Waar het om gaat in het leven is volgens de schrijver van dit oude joodse boek dus gewoon gerechtigheid bedrijven aan iedereen om je heen. Als je dat doet dan zal jouw licht schijnen midden in de duisternis. Het is precies hetzelfde als wat Jezus ons leert, vele eeuwen later: 'laat je licht schijnen voor de mensen, dan zullen ze je Vader in de hemel prijzen', ze zullen zeggen: gelukkig is er nog goedheid en rechtvaardigheid op de wereld!
Is er dan geen verschil tussen de prediking van Jezus van Nazareth en de profeten van Israël? Nee, helemaal niet! En dat wordt nog eens bevestigd door Johannes in zijn eerste brief. Hij schrijft, zoals we juist hebben gelezen, 'wij praten wel over het nieuwe gebod van Jezus, maar dat is helemaal niet nieuw, het is een oud gebod dat jullie vanaf het begin al hebben gehad.' Maar hij zegt erbij: 'laten we het toch maar een nieuw gebod noemen, want we moeten het opnieuw gaan beleven.' En vervolgens herhaalt hij de oude lessen van de profeten: 'wie zegt in het licht te wonen maar zijn broeder haat, die woont nog steeds in duisternis.'

Het draait in de ethiek van zowel joden als christenen om hetzelfde. Eigenlijk kun je dat uitbreiden tot alle mensen over de hele wereld, die kiezen voor het goede. Voor heel de mensheid die leeft vanuit waarden en normen, draait het om respect en liefde voor je medemensen, om gerechtigheid en rechtvaardigheid voor elk mens. Als dat gebeurt, is er waardigheid, licht en vreugde in de wereld en wordt de duisternis overwonnen. Zo simpel is dat.
Maar, hoe komt het dan dat er nog zo ontzettend veel ellende is in de wereld? Hoe komt het dat er zo ontzettend veel haat is, dat mensen elkaar de meest vreselijke dingen aandoen?
Het antwoord hierop is niet zo moeilijk. Er is zoveel haat en nijd in de wereld, zoveel onbegrip en vijandschap, omdat de mensen de neiging hebben anderen niet als hun gelijken te zien, de neiging om zichzelf niet in andere mensen te herkennen, andere niet te zien als medemens, als individu, maar als vertegenwoordiger van een vijandige groep of als een gevaar voor hem.
Het alom bekende gebod van de naastenliefde wordt dan ook vaak verkeerd opgevat. Er werd een vergelijking gemaakt met de normale eigenliefde van de mens. Maar in de praktijk werd de mensen geleerd alleen maar van anderen te houden. Een mens moest zichzelf wegcijferen ten bate van anderen. In de praktijk werd het een middel om mensen te onderdrukken, met name vrouwen. Zelfopoffering werd een eis die ertoe leidde dat normale eigenliefde werd onderdrukt. Met name aan vrouwen werd niet toegestaan aan eigen ontwikkeling en aan een carrière te denken. In naam van Christus werden zo mensen onderdrukt en werden aan vrouwen andere eisen gesteld dan aan mannen. Ik praat in de verleden tijd maar voor een deel is dat nog steeds zo. Nog steeds wordt de leer van de naastenliefde misbruikt om mensen te onderdrukken, ze te leren dat ze niet van zichzelf mogen houden maar zich voor anderen moeten wegcijferen.
Als we nu eens goed kijken naar wat er in de bijbel staat, dan lezen we: 'bemint uw naaste, hij is als uzelf.' M.a.w. je hoeft niet zo af te geven op je naaste, je hoeft je niet zo aan hem of haar te ergeren, hij is net als jezelf. De beweegreden om van anderen te houden is, dat zij net zo zijn als jij zelf. Alles wat je bij jezelf vindt, vind je ook bij de ander. De behoeften, verlangens, oordelen en onzekerheden, alle goede en kwalijke eigenschappen van anderen mensen kun je ook tegenkomen als je jezelf nagaat. Je kunt je ergeren aan andere mensen maar met een beetje wijsheid, levenservaring en zelfkennis kun je tegelijk opmerken, dat je die ergerlijke eigenschap van die ander in een of andere vorm ook in jezelf kunt waarnemen. Juist die dingen die je van jezelf eigenlijk niet kunt uitstaan, vallen je bij de ander het eerst op. Veel haat tussen mensen is in de grond zelfhaat. Gewoon wat meer kritisch naar jezelf kijken is een goede manier om je kijk op de mensheid te relativeren, want allen wat je aan leuks en onaangenaams in anderen tegenkomt, vind je met wat zelfkritiek ook in jezelf, minstens in aanleg. En als je geleerd hebt op een normale manier van jezelf te houden, jezelf alle kansen te gunnen en jezelf te ontwikkelen, dan kun je dat ook aan anderen gunnen want die ander is net als jezelf. Met alle goede en minder goede eigenschappen die je met wat zelfkennis ook in jezelf vindt.

En dan nog iets. 'Laat uw licht schijnen onder de mensen' lezen we bij Jezus, en Hij zegt erbij 'opdat zij uw goede werken zien'. Toe maar! Is dat niet een beetje in strijd aan wat Hij op een andere plaats ons zegt: 'Doe je goede werken niet om door de mensen gezien te worden, maar doe ze in het verborgene'. Hoe verklaar je die tegenstrijdigheid? Ik denk, dat Jezus onderscheid maakt tussen ons persoonlijk handelen en ons als gemeenschap. Als Hij ons aanraadt goed te doen in het verborgene, spreekt Hij ons persoonlijk aan. Persoonlijke ijdelheid verknoeit immers onze goede bedoelingen. Maar als Hij ons vandaag aanbeveelt ons licht op de kandelaar te zetten, dan spreekt Hij ons aan in de tweede persoon meervoud: als gemeente. Als gemeente moeten wij niet bang zijn uit te komen waarvoor wij staan. We hebben ook een rol te spelen in de maatschappij en dat mag best openlijk. Laat iedereen maar zien hoe wij geleid worden door een gemeenschappelijk geloof, door een ideaal dat ons tezamen bindt.
In alle bescheidenheid mogen we best trots zijn op wat we hier al 25 jaar aan het doen zijn en dat dat als een lichtje voor de wereld op de kandelaar mag staan, is geen ijdelheid maar een goede geest van saamhorigheid. Samen horen we bij elkaar en met zijn allen bij de Heer.
Nu lopen die twee aspecten wel door elkaar. Wat wij samen doen in en voor De Duif mag dus best als een licht op de kandelaar. Samen doen wij dat in alle openheid en met een zekere fierheid. Maar ieder voor zich hoort dat te doen in alle bescheidenheid, zonder erkenning en erkentelijkheid na te jagen. Als dat lukt kan het zijn, dat je bijdrage amper wordt opgemerkt, althans minder dan je lief is want een mens heeft wel behoefte aan wat erkenning. Van anderen valt hun bijdrage meer op. Het is pijnlijk als dat leidt tot teleurstelling bij sommigen. Er zijn mensen die afhaken of zich gepasseerd voelen. Daarom is het goed dat wij in dit dilemma: goed-doen-in-het-verborgene en licht-op-de-kandelaar-zijn het juiste midden weten te bewaren. Bescheidenheid van de enkelingen mag ons niet verleiden tot afzien van de plicht tot erkenning van ieders bijdrage.
Want zo vorm je de ideale maatschappij: ieder voor zich draagt bij vanuit eigen mogelijkheden en het totaal van al die vaak verborgen bijdragen bouwt een organisme op dat een lichtend voorbeeld kan zijn voor anderen.

| Archief/Bijdragen | Ton's bijdragen als Gastvoorganger |

AM 20-2-1998 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl