Lezingen:
Voorlezen motto: Jes.52, 13-15
Welkom allemaal op deze avond van Goede Vrijdag, in deze dienst
waarin we Jezus' procesgang, lijden en dood zullen gedenken. We
gedenken de dienaar die weliswaar geleden heeft en gekruisigd
is, maar die zou slagen, op Paasmorgen.
We zullen dit doen door te luisteren naar het hele verhaal uit
het evangelie volgens Johannes. Het is een lang verhaal, dus ga
er rustig voor zitten. Tussendoor zal het onderbroken worden door
muziek en door een lied.
De muziek komt van een cassette. Er is helaas geen koor. Ik wil
u vragen om alle stukken waar koor of allen voor staat en die
u kent, volop mee te zingen.
Aan het eind van de overweging zal u worden uitgenodigd om een
intentie op te schrijven op één van de briefjes
op de tafels hier in de kring. Deze zullen een plaats krijgen
in de dienst van Pasen. Met deze verbinding willen we het geloof
en de hoop uitdrukken dat het onrecht om ons heen in het licht
van Pasen omgevormd kan worden, een nieuwe gedaante kan aannemen
die leven weer mogelijk maakt. Net zoals Jezus lijden en dood
door God werden omgevormd tot een nieuw begin, een bron van leven,
liefde en rechtvaardigheid.
Openen we dan deze dienst met het lied Mocht het waar zijn.
Geloven. Geloven is hopen. Vertrouwen is het ook. Tegen beter
weten in soms. "Mocht het waar zijn wat gegrift staat...
Moge gij het zijn die weet, ziet, afdaalt om te bevrijden."
Hoe vaak is zo'n geloof niet ons deel? Hoe vaak overkomt het ons
niet dat we twijfelen, wanhopen soms aan onze God? Door wat ons
overkomt of door wat we aan anderen zien gebeuren. Door het onrecht
dat als een pest door de wereld waart en ons soms lijkt te overweldigen.
Maar dan de hoopvolle Jesaja: "Zie, mijn dienaar zal slagen."
De spelers in het lijdensverhaal dat we hoorden hebben allemaal
hun eigen, soms dubieuze rol.
Petrus, opvliegend en direct als zo vaak hiervoor. Een draaikont
ook, die zijn eigen hachje wil redden, maar zich later schuldig
voelt staan. De mens die eerst heftig en ondoordacht reageert,
gewelddadig, maar die zich later verstopt en terugschrikt voor
de richting waarin Jezus' weg lijkt te gaan.
Annas, Kajafas en een deel van de omstanders. Ze lijken meer bezorgd
om hun eigen wettische reinheid, om hun eigen positie en macht
die ze bedreigd voelen door Jezus' ruimhartige en liefdevolle
benadering van de Wet - meer bezorgd daarom dan om een eerlijke
behandeling van iemand die voor het gerecht gebracht wordt. Erger
nog, ze zijn bereid hun eigen wetten te omzeilen, wetten die het
verbieden om iemand ter dood te brengen. En zelfs als Jezus dan
gedood is, zijn ze er vooral bezorgd om dat hun Paasfeest niet
ontheiligd wordt door drie lijken aan een kruis.
Pilatus. De man die vraagt wat waarheid is, maar tegelijkertijd
de waarheid wel ziet: nooit erkent hij Jezus' schuld aan ook maar
iets van de beschuldigingen. Maar eng is het wel, om te zien hoe
hij een cynisch spel van dood en leven speelt met Jezus en het
volk. Telkens weer daagt hij ze uit met wat hij hun koning noemt,
tegelijk Jezus' onschuld uitsprekend. Hij wast zijn handen in
Jezus' onschuld. Het enige wat hem verontrust is zijn eigen positie,
wanneer het dreigement doorklinkt dat hij handelt in strijd met
de keizer, de Romeinse Zoon van God.
Jozef van Arimatea en Nikodemus. Leerlingen die wel volgehouden
hebben en die de laatste eer aan hun leraar willen bewijzen. Zij
weten dat je God zowel eert door het paasfeest te gaan vieren,
als door zorg te dragen voor Jezus, die de Wet zo ten volle verkondigde
en beleefde.
Jezus zelf, slachtoffer van zijn eigen weg, in navolging van de
God van Israël. Maar meer nog slachtoffer van het verzet
tegen het goede dat hij verkondigt en leeft. Slachtoffer van onrecht,
van mensen en machten die hun eigen belang stellen boven rechtvaardigheid.
Van mensen en machten die er geen been in zien het recht te verdraaien
of te omzeilen, terwijl ze het wel met hun mond verkondigen. Slachtoffer
van een gebrek aan durf van de man die zijn onschuld wel ziet,
maar zwicht voor de druk van de menigte.
En zulke slachtoffers zijn er nog zovelen. Vluchtelingen die geweerd
worden. Mensen mishandeld. Mensen die verjaagd worden van hun
geboortegrond omdat anderen menen daar meer recht op te hebben.
Mensen die roepen om een Paasbestand om de reinheid niet te bezoedelen,
maar die toch de oorlog niet schuwen. Slachtoffers van de dilemma's
van de oorlog.
Vandaag wil ik u vragen om stil te staan bij deze mensen, deze
slachtoffers van onrecht, slachtoffers van mensen en machten die
het goede dat van God komt niet willen toelaten. Laten we bij
hen stil staan. Laten we ze een naam geven, een stem, door dadelijk
hun namen op te schrijven, door te benoemen waarin hun lijden
bestaat. Laten we hun namen en omstandigheden toevertrouwen aan
onze eigen zorg en aan die van de God van leven, bron van al het
goede en alle rechtvaardigheid. We verzamelen dan deze briefjes
in de schaal hiervoor. Ze blijven hier tot Paasmorgen. Dan worden
ze samengevat in een gebed, voorgelegd aan de gemeenschap en aan
God. We zullen ze ontsteken aan het licht van de Paaskaars en
zo de hoop en het vertrouwen uitspreken dat het door God-in-onze-handen
mogelijk is verandering, opstanding te bewerken. opdat vele volken
zullen opschrikken en koningen hun mond sluiten om hen.
God van leven,
u heeft uw volk horen roepen in het slavenhuis van Egypte,
u hoorde Jezus roepen aan het kruis,
hoor zo ook onze gebeden,
hoor de stemmen van hen wier mond gesnoerd wordt,
van mensen die hun stem niet durven verheffen,
niet tot de mensen, niet tot u.
Hoor alles wat wij hier voor u neergelegd hebben.
Hoor ons als wij tot u zingen:
(volgt: "Alle denkbare en ondenkbare levende zielen bevelen wij u aan.")