Lezingen:
Welkom.
Een maand nu duurt de oorlog in Kosovo. Voor het eerst sinds jaren is ook Nederland betrokken in een oorlog. Dagelijks worden we geconfronteerd met schokkende beelden van volkomen berooide vluchtelingen. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik vind het soms onbegrijpelijk hoe alles om ons heen toch nog gewoon doorgaat. Ik vond het daarom ook moeilijk om hier vandaag voor te gaan alsof er daar niets aan de hand is. Daarom staan we hier achter een vrijwel kale tafel. Daarom ook wil ik beginnen met deze kaars aan te steken aan de paaskaars, als teken van hoop, licht in de leegte waarmee we nu zo sterk geconfronteerd worden.
Zo zijn we hier vandaag, in dit huis van God en mensen. We
horen straks twee verhalen, beelden van herders en hun schapen.
In het evangelie volgens Johannes spreekt Jezus hierover. Voor
zijn toehoorders moet daarin een stuk uit de profeet Ezechiël
meegeklonken hebben. In de verstrooiing van de ballingschap ziet
hij hoe de leiders het volk nog misbruiken en plunderen. Gods
woord stelt hij daar tegenover: God zal zijn volk als herder gaan
leiden en terugbrengen uit de verstrooiing.
Om de tekst van Johannes meer te laten spreken lezen we eerst
het stuk uit Ezechiël.
Mogen deze verhalen, de muziek en liederen en onze gedachten en
gebeden er een goede dienst van maken.
Het gebeurde bij het uitgaan van de tempel: Jezus komt een
blindgeborene tegen. Hij zorgt dat deze weer kan zien, maar wekt
zo de woede van de Farizeeën daar. Hij heeft immers iemand
genezen op sabbat. Hoe kan de genezene dan beweren dat Jezus van
God komt?! Als Jezus daarna zegt dat de niet-zienden zullen zien
en de zienden blind zullen worden, vragen de Farizeeën of
zij ook soms blind zijn. Jezus antwoordt daar onder meer op: "U
beweert dat u ziet." Zo keert hij zich vlak voor het verhaal
van vandaag tegen het bekrompen, wettische verstaan van de Wet
van God. De kern van die Wet ligt niet in het onderhouden van
allerlei regeltjes, maar in de liefde voor ieder ander mens, leidend
tot de vrijheid van de kinderen Gods, zoals Paulus dat in zijn
brieven noemt.
Jezus woorden van vandaag over herders, huurlingen en schapen
staan niet voor niks achter het verhaal over de blindgeborene.
De "hof van de schapen" verwijst naar de tempelhof,
die Jezus kort daarvoor verliet en waarvoor hij toen de blindgeborene
ontmoette. De tempelhof, de plaats waar het volk voor God samenkomt
en zichzelf opdraagt aan God. De plaats waar mensen elkaar ook
ontmoeten voor Gods aanschijn. Van de tempelhof gaat Jezus in
één moeite door naar de hof van de schapen.
Hoe zag zo'n hof voor schapen er in die dagen uit? Vaak was
het een soort wal in het open veld, zonder dak, in de open lucht,
op de top van een heuvel of in een veilig dal. (Bedenk dat de
tempel en haar hof op de Tempelberg lagen, ook op de top van een
heuvel.) De bescheiden omheining had geen deur. Er was een opening
om in- en uit te gaan. De herder kon daarin 's nachts wat takken
zetten, maar hij kon er ook zelf in gaan liggen. De herder als
deur voor de schapen.
De parabel van vandaag wordt zo al een stuk duidelijker.
Er zijn de huurlingen: mensen die zeggen het goede voor de schapen
te willen doen, maar die als het er op aan komt de schapen aan
hun lot overlaten. Of de dieven, die alleen maar denken aan hun
eigen buik en het korte gewin en zo kostbare levens verloren laten
gaan.
Er is de herder als deur voor de schapen. 's Nachts, als gevaar
op de loer ligt, werpt hij zich op als beschermer, behoeder en
zorgt dat de schapen in het duister van hun nacht niets overkomt.
Maar als het licht wordt zet hij de deur weer open, doet hij een
stap opzij en geeft zijn schapen de ruimte. Zij kunnen vrijelijk
op zoek gaan naar grazige weiden. Alleen door de deur die de herder
zelf is, zijn veiligheid en leven gewaarborgd. Hij beschermt in
de duisternis. Hij opent de weg naar het leven.
Er is de goede herder. Een goede herder loopt niet voor zijn schapen
uit, maar gaat achter ze aan. Ze weten zelf wel waar grazige weiden
te vinden zijn. Maar het gevaar zien ze soms niet. De herder kijkt
net iets verder, over de kudde heen en ziet de loerende slang,
de hongerige wolf of de gevaarlijke kloof. Dan grijpt hij in,
werpt een kluit aarde voor de kudde als teken dat ze moeten omkeren.
Of hij stuurt zijn hond er op af om hen te beschermen. De goede
herder kent zijn schapen, vertrouwt en volgt ze, maar springt
voor ze in de bres als dat nodig is. De goede herder laat zijn
schaapjes gaan.
Ezechiël verwoordt dit allemaal nog veel sterker dan Johannes.
"Het verdwaalde dier zal ik zoeken, het verlaten dier terughalen,
het gewonde dier verbinden, het zieke dier sterken (...) Ik zal
ze weiden zoals het hoort. (...) U bent mijn mensen en ik ben
uw God." De goede herder kent zijn schapen, geeft zijn leven
voor hen, gaat voor ze door het vuur.
Kan Jezus dan voor ons, hier de goede herder zijn? Misschien
kan het feit dat deze lezing gekozen is in de tijd van Pasen hierbij
behulpzaam zijn. Elke zondag in deze tijd worden we uitgenodigd
om stil te staan bij het leven dat Jezus heeft gebracht. Niet
alleen voor de schapen in de tempelhof, maar ook daarbuiten: één
kudde met één herder. Tijdens zijn leven bracht
hij al leven, bracht hij de ruimte van de liefde terug in het
hart van de Wet. Genezen van een blindgeborene is belangrijker
dan het rusten op de sabbat. Sterker nog: de herder die het verdwaalde
dier zoekt, het gewonde dier verbindt en het zieke dier sterkt
is de enige die Gods Wet, Gods leven brengende orde voor deze
wereld echt vervult. Wie de kleine regeltjes belangrijker vindt
dan dit allemaal, denkt misschien wel dat hij ziet, maar is in
feite stekeblind en kan geen letter van Gods woord nog lezen.
Maar niet alleen tijdens zijn leven bracht hij leven. Zijn leerlingen
bemerkten en verkondigden dat zijn leven vol liefde zo groot en
sterk was dat het de dood overwon. Als een goede herder opende
hij na de duisternis van zijn dood toch de deur naar grazige weiden,
naar het leven, vroeg in de morgen, bij het eerste licht. Het
is zoals het koor zong:
Zo is hij de herder geworden die met het voorbeeld van zijn leven ons kan behoeden voor gevaar, terwijl wij blijven zoeken naar grazige weiden, naar leven voor onszelf en voor elkaar. En als wij dan dat leven kunnen vinden en waarmaken, geeft dat ook hem weer leven. De herder leeft immers ook van zijn schapen. In constante wisselwerking blijft zo de weg naar God open.
En hoe zit het dan met de herders van onze tijd?
In de week van de Bijlmerenquête en van de voortdurende
ellende in Kosovo is het niet moeilijk aan hen te twijfelen. De
"herders van Israël" van Ezechiël zijn na
zoveel eeuwen nog altijd niet verdwenen. Wie is de nieuwe Ezechiël
die zijn stem tegen de herders keert? Wie si de nieuwe herder
van God, die het verloren kind schreiend zoekt en vindt, die het
leven zelf uit de dood opdelft?
Maar laten we niet enkel twijfelen. Laten we ook hopen! Want er
zijn nog altijd zoveel goede herders, ook al mis je ze soms op
belangrijke plaatsen. Onderschat de kracht van al die stille herders
niet, die jou in je verlorenheid gevonden hebben, die vluchtelingen
recht proberen te verschaffen of hun onderdak, voedsel en medische
verzorging bieden, die met woorden of daden je kracht geven om
verder te gaan in je zoektocht naar leven. Onderschat de kracht
niet van de herders die wel meer invloed kunnen doen gelden. Alleen
de herinnering aan hun daden houdt de weg naar het leven al open.
Zij allen zijn de mosterdzaadjes die het Rijk van God doen groeien.
Zíj zijn de goede herders die de verlorene zoeken en verzorgen,
die je behoeden voor de verkeerde weg, die de deur voor je zijn
naar het leven.