Alet's bijdragen, dienst 22-8-1999

Nog een korte tijd

Lezingen:

Inleiding:

Het thema dat voor op uw liturgieboekje prijkt is gekozen uit het boek Haggia : "Nog een korte tijd, een zeer korte tijd, en Ik breng de hemel en de aarde, de zee en het land in beroering." (Hg.2:6)
Het klinkt zeer dreigend. Het slaat, om u gerust te stellen, niet op de voorspelling van Nostradamus. Hij zou voorspeld hebben dat de aarde zou vergaan tijdens de zonsverduistering. Dat is niet gebeurd, hoewel de natuur sindsdien danig in beweging is. Wateroverlast in Rotterdam, aard- en ijsverschuivingen in Midden-Europa, windhozen in België en een aardbeving in Turkije. Daar heeft de gekozen tekst niets mee te maken. Het geeft juist een nieuw begin aan, dat niet onopgemerkt voorbij mag gaan. De Heer spreekt deze woorden tegen Haggia vlak voordat er begonnen werd met de herbouw van de tempel.

Wij staan nu ook vlak voor de restauratie van dit Godshuis. Morgen gaat het beginnen. Een onzekere periode breekt aan. En velen van ons zijn angstig voor de periode van restauratie en de tijd daarna. Er is beroering in de gelederen, er komen veranderingen. Wat zal deze restauratie voor ons Godshuis betekenen ?

Ik hoop dat aan de hand van de lezingen van vandaag duidelijk mag worden dat niet het gebouw het tot een godshuis maakt maar de gemeenschap die het leefbaar maakt. Die God welkom laat zijn in haar midden. De Heer eindigt zijn toespraak tot Haggia met "En op deze plaats zal Ik vrede brengen"- dat is in het Latijn 'In Loco Isto Dabo Pacem', het staat op de gevel van onze Duif. En laten we daar als gemeenschap aan bouwen.

Overweging:

Het woord Ecclesia, wat vertaald is met 'kerk' komt slechts tweemaal voor in de evangeliën. Beide keren is dat bij Matteüs. Eén ervan zat in de lezing van vandaag. Maar Ecclesia betekent niet hetzelfde als 'kerk' en ook niet hetzelfde als 'tempel' of 'synagoge'. Jezus' doel was dan ook niet om een kerk te stichten. Hij was bezig met het vormen van een gemeenschap. Hij gaf God een plek onder mensen, door de mensen, in hun dagelijks leven en eigen omgeving, God te laten ervaren. Toch wordt er steeds een vaste plaats voor God gezocht lijkt het.
De Ark waarover in de psalm wordt gesproken wordt gezien als plaats waar God troonde. David bracht de Ark naar Jeruzalem, het einddoel van een lange en gevaarlijke weg door de woestijn. Logisch dat je zo iets kostbaars, iets zo dierbaars een veilige plek wil geven en niet zal rusten voordat je die klus geklaard hebt. Maar toen David een huis voor God wilde bouwen, heeft de profeet Natan hem dit verboden op grond van het feit dat God tot dan toe gewoond had in een verplaatsbare tent. In de Kanaanitische godsdienst was de woonplaats van de goden een berg. De bij de eredienst gebruikte psalmen tonen aan dat veel van de mythologie en symboliek van de goddelijke berg overgedragen werd naar de berg Sion, en zo werd: de woonplaats van God. Daar moest de tempel van God gebouwd worden. 'Dit in mijn uiteindelijk verblijf, hier wil Ik voor altijd wonen.' Staat in de psalm.
Met die zin kun je behoorlijk worstelen als je hem te letterlijk leest (en je te ver van Jeruzalem afwoont om er zondags even heen te gaan). Daar is God en nergens anders.
Jezus ging daarentegen juist naar de mensen toe in plaats van naar de tempel. God woont in mensen en waar mensen Zijn Verbond en voorschriften in ere houden daar wil God wonen, voor altijd.

Vroege christenen verstaan zichzelf daarom als tempel, als heilig huis, wanneer zij samen komen. Dat betekent niet, dat zij de tempel in Jeruzalem afwijzen, maar dat zij deze afbeelden. Als een soort symbool waar zij zelf voor stonden.
Zo belangrijk is het voor deze mensen, dat God een huis heeft, dat de gemeente zelf in haar geheel word voorgesteld als de muur, hoeksteen en fundamenten (we lazen het vorige week), iets wat solide is en daardoor geschikt als tempel. Zo krijgt God ruimte onder de mensen, Hij kan dan in hun midden wonen omringd door getrouwen en zo tezamen een heiligdom vormen.

Maar zo'n solide heiligdom kan ook gaan wankelen. En als de gemeenschap uiteen dreigt te vallen wordt het een ruïne, hoe mooi het vertrek ook is waarin zij bijeen komen. De sleutelfiguren uit de eerste en de evangelielezing zijn voorbeelden van hoe een huis van God tot een ruïne kan vervallen en hoe deze kan worden opgebouwd. Sjebna, de hofmaarschalk en tempeloverste waar het verhaal uit Jesaja over gaat, wordt afgezet. De sleutels worden hem ontnomen. Hij leefde in de tijd dat Jeruzalem elke dag kon worden ingenomen door de koning van Babel. Een tijd van angst en dreiging. Maar hij doet niets. Hij is bezig met het maken van zijn eigen praalgraf, blind voor het dreigende gevaar. En omdat hij meer oog heeft voor uiterlijk vertoon en schijnvrede worden hem de sleutels van de tempel ontnomen en iemand gezocht die een beter fundament kan vormen. Maar er wordt bij gezegd, iets verderop in de tekst, dat het niet goed is om met z'n allen aan één man te gaan hangen, want dan zal de gemeenschap ten onder gaan. Ook hieruit mag blijken dat een fundament, muren en hoekstenen niet door een enkel mens gevormd kunnen worden.

Maar kun je je afvragen Petrus dan? Is hij dan zo'n stevig fundament? En kan hij ons wél alleen dragen? 'Op deze rots zal Ik Mijn kerk bouwen.' Bekende woorden, ze staan groot en opvallend in de Koepel van de Sint Pieter. De uitleg ervan is omstreden, omdat de uitspraak verkeerd uitgelegd is. En hieruit is een imposant bouwwerk opgetrokken, het kerkelijk imperium. Waarin kerken, kathedralen niet meer staan voor de gemeenschap en zij niet meer de muren en hoekstenen vormen. Ik denk dat Jezus eerder bedoeld zal hebben 'Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen.' Petrus voelt aan waar het Jezus om te doen was. En dat zijn niet de zaken waar Sjebna, en wij ons druk om maken. Niet de uiterlijke pracht en praal zijn maatgevend bij God, maar de hartstocht waarmee je echt van mensen houdt is bepalend. En dit bouwwerk van de gemeente staat rotsvast gegrondvest op de namens allen door Petrus uitgesproken belijdenis dat Jezus de Messias is. Dat bouwwerk kan door geen macht ter wereld worden ontwricht. Dat vormt de toegang tot het koninkrijk van God.

Nu zijn we in De Duif al 25 jaar bezig dit gebouw voor de sloop te behouden. En waarom ... een mooi gebouw is het niet, althans niet zo als ik het ken. Al moet ik zeggen dat ik er toch aan gehecht ben geraakt. Het moest behouden blijven om de gemeenschap niet uiteen te laten vallen. En dat geldt nog. En nu we ons niet meer actief kunnen bezig houden met het instandhouden van het gebouw is het misschien wel eens goed om ook met de gemeenschap in restauratie te gaan. Het tot een solide godshuis te maken, niet door allerlei regels en wetten maar door te versterken wat ons tot gemeenschap maakt en dat is omzien naar elkaar en zorgen dat er niemand verloren gaat. We bouwen met levende stenen waarbij God de enige architect is die kan aangeven hoe op zijn goede fundamenten een nieuw huis gebouwd kan worden.
Amen.

| Archief/Bijdragen | Alet's "Hoofdpagina" |

AM 14-9-1998 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl