Lezingen:
Het thema dat voor op uw liturgieboekje prijkt is gekozen uit
het boek Haggia : "Nog een korte tijd, een zeer korte tijd,
en Ik breng de hemel en de aarde, de zee en het land in beroering."
(Hg.2:6)
Het klinkt zeer dreigend. Het slaat, om u gerust te stellen, niet
op de voorspelling van Nostradamus. Hij zou voorspeld hebben dat
de aarde zou vergaan tijdens de zonsverduistering. Dat is niet
gebeurd, hoewel de natuur sindsdien danig in beweging is. Wateroverlast
in Rotterdam, aard- en ijsverschuivingen in Midden-Europa, windhozen
in België en een aardbeving in Turkije. Daar heeft de gekozen
tekst niets mee te maken. Het geeft juist een nieuw begin aan,
dat niet onopgemerkt voorbij mag gaan. De Heer spreekt deze woorden
tegen Haggia vlak voordat er begonnen werd met de herbouw van
de tempel.
Wij staan nu ook vlak voor de restauratie van dit Godshuis. Morgen gaat het beginnen. Een onzekere periode breekt aan. En velen van ons zijn angstig voor de periode van restauratie en de tijd daarna. Er is beroering in de gelederen, er komen veranderingen. Wat zal deze restauratie voor ons Godshuis betekenen ?
Ik hoop dat aan de hand van de lezingen van vandaag duidelijk
mag worden dat niet het gebouw het tot een godshuis maakt maar
de gemeenschap die het leefbaar maakt. Die God welkom laat zijn
in haar midden. De Heer eindigt zijn toespraak tot Haggia met
"En op deze plaats zal Ik vrede brengen"- dat is in
het Latijn 'In Loco Isto Dabo Pacem', het staat op de gevel van
onze Duif. En laten we daar als gemeenschap aan bouwen.
Het woord Ecclesia, wat vertaald is met 'kerk' komt slechts
tweemaal voor in de evangeliën. Beide keren is dat bij Matteüs.
Eén ervan zat in de lezing van vandaag. Maar Ecclesia betekent
niet hetzelfde als 'kerk' en ook niet hetzelfde als 'tempel' of
'synagoge'. Jezus' doel was dan ook niet om een kerk te stichten.
Hij was bezig met het vormen van een gemeenschap. Hij gaf God
een plek onder mensen, door de mensen, in hun dagelijks leven
en eigen omgeving, God te laten ervaren. Toch wordt er steeds
een vaste plaats voor God gezocht lijkt het.
De Ark waarover in de psalm wordt gesproken wordt gezien als plaats
waar God troonde. David bracht de Ark naar Jeruzalem, het einddoel
van een lange en gevaarlijke weg door de woestijn. Logisch dat
je zo iets kostbaars, iets zo dierbaars een veilige plek wil geven
en niet zal rusten voordat je die klus geklaard hebt. Maar toen
David een huis voor God wilde bouwen, heeft de profeet Natan hem
dit verboden op grond van het feit dat God tot dan toe gewoond
had in een verplaatsbare tent. In de Kanaanitische godsdienst
was de woonplaats van de goden een berg. De bij de eredienst gebruikte
psalmen tonen aan dat veel van de mythologie en symboliek van
de goddelijke berg overgedragen werd naar de berg Sion, en zo
werd: de woonplaats van God. Daar moest de tempel van God gebouwd
worden. 'Dit in mijn uiteindelijk verblijf, hier wil Ik voor altijd
wonen.' Staat in de psalm.
Met die zin kun je behoorlijk worstelen als je hem te letterlijk
leest (en je te ver van Jeruzalem afwoont om er zondags even heen
te gaan). Daar is God en nergens anders.
Jezus ging daarentegen juist naar de mensen toe in plaats van
naar de tempel. God woont in mensen en waar mensen Zijn Verbond
en voorschriften in ere houden daar wil God wonen, voor altijd.
Vroege christenen verstaan zichzelf daarom als tempel, als
heilig huis, wanneer zij samen komen. Dat betekent niet, dat zij
de tempel in Jeruzalem afwijzen, maar dat zij deze afbeelden.
Als een soort symbool waar zij zelf voor stonden.
Zo belangrijk is het voor deze mensen, dat God een huis heeft,
dat de gemeente zelf in haar geheel word voorgesteld als de muur,
hoeksteen en fundamenten (we lazen het vorige week), iets wat
solide is en daardoor geschikt als tempel. Zo krijgt God ruimte
onder de mensen, Hij kan dan in hun midden wonen omringd door
getrouwen en zo tezamen een heiligdom vormen.
Maar zo'n solide heiligdom kan ook gaan wankelen. En als de
gemeenschap uiteen dreigt te vallen wordt het een ruïne,
hoe mooi het vertrek ook is waarin zij bijeen komen. De sleutelfiguren
uit de eerste en de evangelielezing zijn voorbeelden van hoe een
huis van God tot een ruïne kan vervallen en hoe deze kan
worden opgebouwd. Sjebna, de hofmaarschalk en tempeloverste waar
het verhaal uit Jesaja over gaat, wordt afgezet. De sleutels worden
hem ontnomen. Hij leefde in de tijd dat Jeruzalem elke dag kon
worden ingenomen door de koning van Babel. Een tijd van angst
en dreiging. Maar hij doet niets. Hij is bezig met het maken van
zijn eigen praalgraf, blind voor het dreigende gevaar. En omdat
hij meer oog heeft voor uiterlijk vertoon en schijnvrede worden
hem de sleutels van de tempel ontnomen en iemand gezocht die een
beter fundament kan vormen. Maar er wordt bij gezegd, iets verderop
in de tekst, dat het niet goed is om met z'n allen aan één
man te gaan hangen, want dan zal de gemeenschap ten onder gaan.
Ook hieruit mag blijken dat een fundament, muren en hoekstenen
niet door een enkel mens gevormd kunnen worden.
Maar kun je je afvragen Petrus dan? Is hij dan zo'n stevig fundament?
En kan hij ons wél alleen dragen? 'Op deze rots zal Ik
Mijn kerk bouwen.' Bekende woorden, ze staan groot en opvallend
in de Koepel van de Sint Pieter. De uitleg ervan is omstreden,
omdat de uitspraak verkeerd uitgelegd is. En hieruit is een imposant
bouwwerk opgetrokken, het kerkelijk imperium. Waarin kerken, kathedralen
niet meer staan voor de gemeenschap en zij niet meer de muren
en hoekstenen vormen. Ik denk dat Jezus eerder bedoeld zal hebben
'Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen.' Petrus voelt aan waar
het Jezus om te doen was. En dat zijn niet de zaken waar Sjebna,
en wij ons druk om maken. Niet de uiterlijke pracht en praal zijn
maatgevend bij God, maar de hartstocht waarmee je echt van mensen
houdt is bepalend. En dit bouwwerk van de gemeente staat rotsvast
gegrondvest op de namens allen door Petrus uitgesproken belijdenis
dat Jezus de Messias is. Dat bouwwerk kan door geen macht ter
wereld worden ontwricht. Dat vormt de toegang tot het koninkrijk
van God.
Nu zijn we in De Duif al 25 jaar bezig dit gebouw voor de sloop
te behouden. En waarom ... een mooi gebouw is het niet, althans
niet zo als ik het ken. Al moet ik zeggen dat ik er toch aan gehecht
ben geraakt. Het moest behouden blijven om de gemeenschap niet
uiteen te laten vallen. En dat geldt nog. En nu we ons niet meer
actief kunnen bezig houden met het instandhouden van het gebouw
is het misschien wel eens goed om ook met de gemeenschap in restauratie
te gaan. Het tot een solide godshuis te maken, niet door allerlei
regels en wetten maar door te versterken wat ons tot gemeenschap
maakt en dat is omzien naar elkaar en zorgen dat er niemand verloren
gaat. We bouwen met levende stenen waarbij God de enige architect
is die kan aangeven hoe op zijn goede fundamenten een nieuw huis
gebouwd kan worden.
Amen.